Spreekwoorden met `niet weten`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `niet weten`

  1. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  2. laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
  3. van voren niet weten dat je van achteren leeft (=erg dom zijn)
  4. van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)

2 betekenissen bevatten `niet weten`

  1. van tijd noch uur weten (=hoegenaamd niet weten hoe laat het is - altijd te laat komen)
  2. met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)

41 dialectgezegden bevatten `niet weten`

  1. Laotj eug linkse handj neet wete det de rechse aan 't wek is! (=Laat uw linker hand niet weten dat de rechter aan het werken is.) (Kinroois)
  2. ‘k en kannet toch nie gerieken (=ik kan het toch niet weten) (Meers)
  3. Ami (=In de war / niet weten wat je wil) (Amsterdamse straattaal)
  4. blèève plèkke (=niet weten te vertrekken) (Tilburgs)
  5. da kank toch zeker ok nie ruuken (=niet weten) (Zeeuws)
  6. daaj geet hërrë gaopër wir goed bestojë (=ze gaat niet weten wat ze allemaal gaat horen en zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. Dadintresseerdmaaijni (=Dat moet ik niet weten) (Antwerps)
  8. dae drejtj wi-j 'ne kernêl (=niet weten wat je aan iemand hebt) (Weerts)
  9. Dat kan ik toch niet ruiken (of wel dâen (=Dat kan ik niet weten / hoe moet ik dat nu weten) (Utrechts)
  10. Dat magt wij niet weten (=Dat mogen wij niet weten) (Hoogeveens)
  11. dat wil'st niet wiet'n (=dat wil je niet weten) (Westerkwartiers)
  12. de kluts kwijt zijn (=niet weten wat aan te vangen) (Lovendegems)
  13. de milk huëre kloetsje, mèh nit weete woe 't deame hink (=de klok horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt) (Heerlens)
  14. den heile onderbendël kan mich gestoeële wieëne (=ik moet het onderliggende ofte het fijne van de zaak niet weten) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Der gjeen gewajt van 'en (=Totaal niet weten hoe iets moet) (Maldegems)
  16. Der gjeen verzije van en (=niet weten hoe het moet) (Maldegems)
  17. Die is van nao de oorlog (=Die kan dit niet weten) (Giethoorns)
  18. Doe kèns waal emes veur de kop kieke, meh neet d'rinne. (=wat een ander denkt, kun je niet weten) (Steins)
  19. ei zit doar gelijk nen uil op nen kluit (=voor zich uitstaren, niet weten wat beginnen) (Gavers)
  20. et én Aoke en Keule heire dondere (=niet weten wat je hoort) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. ët plaetsje nie snappe (=niet weten waarover het gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. ge komt gij van Koanegem zekre (=iets niet weten of doen alsof men het niet weet) (Aalters)
  23. get staon te haoje (=niet weten waar naartoe te gaan) (Heitsers)
  24. h'ij is van nao de orlog (=dat kan hij niet weten) (Giethoorns)
  25. ha' k mar een kop die wis wa' k wou (=niet weten wat je kiezen moet) (Putters)
  26. Hij is met de muziek mee naar Gouda! (=Iemand die wegging en waarvan ze niet weten waar hij is) (Rotterdams)
  27. ich hüb ter get van geheird, mèr ich wiët nie zjus bau et iëver geet (=de klok horen slaan maar niet weten waar de klepel hangt) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. ich kin uch, mer kân uch neet toês brînge (=iemand herkennen, maar niet weten hoe iemand heet) (Weerts)
  29. je wiet'n nooit hoe 'n koe 'n hoas vangt (=men kan niet weten hoe de afloop is) (Westerkwartiers)
  30. Ken ik ja nait roeken (=Dat kan ik toch niet weten) (Gronings)
  31. Kzaat begot nie weete (=Ik zou het verdorie niet weten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  32. meine lik wijd van haaj (=menen is nog niet weten !) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. ni wete van wat out pijlen mauken (=niet weten waarin of waaruit) (Meers)
  34. nie wete waorut mart is (=niet weten hoe of waar te beginnen) (Oudenbosch)
  35. nie wiëte van wo hoot pijle maoke (=niet weten wat aan te vangen) (Bilzers)
  36. vernesteld zien mi ' en (d) s (=Een zaak niet weten te ontwarren) (Veurns)
  37. wa betekent da gefezel dor (=mag ik niet weten wat je vertelt) (Sint-Niklaas)
  38. wod het hoar of veern (=niet weten wat het word) (Klazienaveens)
  39. zen eege onder de viet loope (=niet weten hoe zijn tijd om te brengen) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. zën ooge aut zëne kop krabbe (=niet weten wat je ziet) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. zich de oge autte kop kieke (=niet weten wat je allemaal ziet) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen