Spreekwoorden met `lig`

Zoek


52 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lig`

  1. aan iemands voeten liggen (=iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn)
  2. alle heilige huisjes aandoen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  3. als een pilaarheilige (=onbeweeglijk, stijf)
  4. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  5. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  6. dat ligt hem in zijn mond bestorven (=daar spreekt hij veel over)
  7. de bijl ligt al aan de wortel (=de straf zal spoedig volgen)
  8. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  9. de geest is gewillig maar het vlees is zwak. (=geef niet toe aan verboden verleidingen)
  10. de kust is veilig (=alles is in orde - er is niemand in de buurt)
  11. een gevoelige snaar raken (=iets ligt erg gevoelig bij iemand, belangstelling hebben voor een bepaald onderwerp en iemand die dan aandacht heeft ervoor)
  12. een heilig boontje zijn (=erg braaf doen, maar niet altijd braaf zijn)
  13. een heilig huisje (=een herberg - een (voor de betrokkene) onaantastbare waarheid)
  14. een heilige koe (=iets waar je niet aan mag komen en zuinig op bent, voor sommige mensen is dat bijv. een auto)
  15. er dik bovenop liggen (=overduidelijk zijn)
  16. er gezoden en gebraden liggen. (=ergens heel vaak zijn)
  17. erbij liggen als een blei (=niet meer bewegen)
  18. geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben. (=mensen vertellen graag wat voor goeds ze hebben gedaan)
  19. genoeg ligt op het kerkhof. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  20. gezelligheid kent geen tijd (=als het gezellig is, is het niet erg als het wat later wordt)
  21. het beste brood ligt voor het venster. (=wat je ziet is niet per se wat je krijgt)
  22. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
  23. het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
  24. het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
  25. het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
  26. het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
  27. het ligt er duimdik bovenop (=het is overduidelijk)
  28. iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
  29. iemand links laten liggen (=doen alsof iemand er niet is, niet bemoeien met iemand)
  30. iets links laten liggen (=ergens geen aandacht aan geven)
  31. iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
  32. in een deuk liggen (=onbedaarlijk lachen)
  33. in een geur van heiligheid (=uiterst godvruchtig)
  34. in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
  35. je ziel en zaligheid verkopen (=absoluut alles opofferen)
  36. liggen de handen dan liggen de tanden (=wie niet werkt verdient niet genoeg om te eten)
  37. liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
  38. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  39. met onwillige honden is het slecht hazen vangen (=het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen)
  40. naar de heilige graal streven (=iets willen bereiken wat niet te bereiken is)
  41. niet op mijn weg liggen (=ergens niets mee te maken hebben of niet mee willen bemoeien)
  42. onder de groene zoden liggen (=begraven zijn)
  43. op apegapen liggen (=bijna dood of erg benauwd zijn)
  44. op de tong liggen (=zeggensklaar zijn)
  45. op het gijpen liggen (=stervend of totaal buiten adem zijn)
  46. op stootgaren liggen (=klaarliggen om in actie te schieten)
  47. overhoop liggen (=ruzie met elkaar hebben)
  48. samen onder een deken liggen (=een gezamenlijk standpunt innemen)
  49. voor Pampus liggen (=dronken of bewusteloos zijn)
  50. waar de boom gevallen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)

43 betekenissen bevatten `lig`

  1. er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
  2. gezelligheid kent geen tijd (=als het gezellig is, is het niet erg als het wat later wordt)
  3. per fas et nefas (=bij al wat heilig is)
  4. iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
  5. steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
  6. dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
  7. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  8. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  9. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  10. een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
  11. tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
  12. huishouden van Kea (=een rommelig huishouden)
  13. een pilaarbijter (=een zeer schijnheilig / hypocriet persoon)
  14. fijnbesnaard (=gevoelig)
  15. wie wat bewaart, die heeft wat (=het bewaren van zaken kan op lange termijn voordelig blijken te zijn)
  16. het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
  17. het is bij de (wilde) beesten af (=het is verschrikkelijk; het is schandalig)
  18. je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
  19. in iemands zwak tasten (=iemand op een gevoelige plek raken)
  20. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  21. een gevoelige snaar raken (=iets ligt erg gevoelig bij iemand, belangstelling hebben voor een bepaald onderwerp en iemand die dan aandacht heeft ervoor)
  22. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  23. aan het langste eind trekken (=in de voordeligste positie zijn)
  24. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  25. maart heeft een krul in zijn staart. (=in maart kan het wisselvallig zijn)
  26. op stootgaren liggen (=klaarliggen om in actie te schieten)
  27. met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
  28. een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
  29. je gat tegen de kribbe zetten (=onwillig zijn)
  30. ook de ceders van Libanon worden afgehouwen (=ook heilige dingen vergaan)
  31. voor God een baard van vlas maken (=schijnheilig zijn)
  32. je boontjes op iets te week leggen (=stellig op iets rekenen)
  33. piae memoriae (=ter zalige nagedachtenis)
  34. uit de luizen zijn (=uit een netelige situatie gered zijn)
  35. aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
  36. hoog en droog (=veilig en wel)
  37. in behouden haven zijn (=veilig ergens zijn (bv na een reis))
  38. kijken hoe de hazen lopen (=voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen)
  39. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  40. zo ziek als een hond zijn (=zeer ziek zijn, doodziek op bed liggen)
  41. een blinde kip vindt ook nog wel eens een graankorrel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  42. een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  43. nul op het rekest krijgen (=zijn eis niet ingewilligd krijgen)

36 dialectgezegden bevatten `lig`

  1. 't lig (=het ligt) (Achterhoeks)
  2. 't lig èt oal in asterbansie (=het is rommelig) (Harelbeeks)
  3. 'Wil niet' niet lig op 't kaarkhof en 'kan niet'lig er naost (=Proberen en niet klagen) (Giethoorns)
  4. ‘t lig ool in asterbansie (=Alles ligt overhoop) (Harelbeeks)
  5. al legde te lellepóóte (=al lig je te trekkebenen) (Bergs)
  6. an wie lig het (kaartspel) (=wie heeft er tot nu de hoogste kaart gelegd) (Waregems)
  7. As lig achter Bure en as Bure afbraan ist allemoal as (=Een reactie op de opmerking als ik dat had geweten dan had ik.....) (betuws)
  8. d'oeve lig hlad uut de klemiet'n (=de hoeve ligt helemaal uit de buurt) (Zeeuws)
  9. Daor lig e, of daor lig e niet (=Daar ligt hij) (Hoogeveens)
  10. de dader lig op ut kerrekhof. ( de dader ligt op het kerkhof) m.a.w. is nergens te bekennen (=van de dader ontbreekt ieder spoor) (Utrechts)
  11. die lig daltit te krawietelen in 't bedden (=die kan niet stil liggen in bed) (Sint-Niklaas)
  12. die lig op 't zieknhuus (=die ligt in het ziekenhuis) (Sallands)
  13. die lig voor apegape (=hij is flauwgevallen) (Rotterdams)
  14. doar heb 'k sloabeloze nacht'n van (=daar lig ik vaak wakker van) (Westerkwartiers)
  15. doë gon ich m'ne slop nie vér lotte (=daar lig ik niet wakker van) (Bilzers)
  16. Drek lig ik ien de graaf (=Straks lig ik langs de kant van de weg) (Huissens)
  17. ei lig te ronken gulllèk e veirken (=hij ligt heel hard te snurken) (Sint-Niklaas)
  18. ei lig te wietelen (=hij ligt niet stil in bed) (Sint-Niklaas)
  19. het nust lig onder 'n boom (=de liefde is uit) (Twents)
  20. hij lig tege 't mies aon (=hij blijft ziek op bed liggen) (Prinsenbeeks)
  21. ij lig mee zijn pikkels omjiuë (=hij is op zijn rug gevallen) (Kaprijks)
  22. ij lig noar de bolders te kijkn (=bewusteloos zijn) (Knesselaars)
  23. je lig ip den blèek (=hij is ziek na een avondje stappen) (Kortrijks)
  24. kannie is dood en weetnie lig er naast (=Ik kan het niet en / of ik weet het niet) (Drents)
  25. lig nie te jiepe, kaojjonge! (=hou op met dat gespat, kwajongen!) (Tilburgs)
  26. lig nie te ribbezakke! (=Zit niet te klieren!) (Terschuurs)
  27. lig nie te zeike (=Stop met zeuren) (Geffes)
  28. lig nie zo t 'akkenaaie! (=Maak niet zo'n ruzie!) (Roosendaals)
  29. lig nie zo te muiken (=lig niet zo te klieren) (brabants)
  30. lig nie zó te záneke (=Zit niet zo te zeuren) (venrays)
  31. lig toch nie te miéke (=zit toch niet te zeuren) (Venrays)
  32. tis mèn om 't eeve of ik er neffe lig of er neeve. (=het is mij om het even) (Tilburgs)
  33. Wa zeggie? Azzie val dan leggie (=Wat zeg je? Als je valt dan lig je.) (Rotterdams)
  34. wor lig mè smoorgerief (=waar ligt mijn tabak) (Sint-Niklaas)
  35. Zie lig op 't okke. (=Iemand die meer rust dan werkt maar goed en veel kan eten.) (Giethoorns)
  36. Äs et niet an de fiejôele lig, lig et wel an de striekstok (=Er is altijd wel een reden te vinden) (Epers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen