Spreekwoorden met `je eigen`

Zoek

9 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je eigen`

  1. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  2. je eigen dood sterven. (=vanzelf voorbij gaan)
  3. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  4. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  5. je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
  6. je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
  7. je eigen stoep vegen. (=voor jezelf opkomen.)
  8. je eigen straatje vegen (=zijn eigen werk doen)
  9. je eigen vlees of bloed (=zijn eigen familie (kinderen))

6 betekenissen bevatten `je eigen`

  1. die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
  2. wie schrijft, die blijft. (=documenteer alles goed voor je eigen bestwil)
  3. buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  4. te biechte gaan (=gaan vertellen (wat je eigenlijk niet mag vertellen))
  5. jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
  6. met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)

34 dialectgezegden bevatten `je eigen`

  1. 't es wel bestid / bestikt (=het is je eigen schuld / je hebt het verdiend) (Wichels)
  2. 't hemd is noader dan 'e rok (=eerst je eigen familie helpen, daarna pas anderen) (Westerkwartiers)
  3. Ai lui bint doa kun ie niks an doon, maar ai meu bint is't oe eig'n schuld (=Als je lui bent kun je niets aan doen, maar als je moe bent is het je eigen schuld) (Twents)
  4. aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. baeter klene meester as graute knaech (=wees je eigen baas) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Bemoeije mètje eiguh kejak jung (=Bemoei je met je eigen zaken) (Arnhems)
  7. de lëps zen eege onder de viët, aste nimei wiës bauste lëps (=als je je eigen schaduw wordt, sta je je eigen in het licht) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. ge moest oewèège schaome, dègge oew èège moeder zôo vur de gèk haawt! (=je moet je schamen, , dat je je eigen moeder zo voor de gek houdt!) (Tilburgs)
  9. haat zen sjoen vër de gek (=hou je eigen voor het lapje) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. hëbstë zën eege al ës goed bëkiek (=keer voor je eigen deur !) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ich doenet vër zen eege goed (=ik doe dit in je eigen belang) (Bilzers)
  12. ich duun het vjèr zen ège guut (=ik doe het in je eigen belang) (Vlijtingens)
  13. kaer zenen eege stal aut (=keer voor je eigen deur) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. kiek noë zën eege, joeng ! (=bemoei je met je eigen zaken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. krijg du kippekoors / krijg de pleuris / val in elkaar / stort in elkaar / krijg een hartverzakking / flikkerstraolt dood / stik in je eigen braaksel./zak in elkaar, zak door de stront/val kapot/zak in je graf / donderstraolt in mekaar (=Iemand iets toewensen die je niet aardig vindt III) (Utrechts)
  16. lacht e bitje mè je luuzn (=hou je eigen voor de gek) (Lichtervelds)
  17. lacht e bitje mè joe luuzn (=hou je eigen voor de gek) (Kortemarks)
  18. Lae su borste! (=Doe je eigen zin, laat ze barsten.) (Flakkees)
  19. loët zë ammël bostë (=laat ze allemaal barsten en doe je eigen zin) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. moeidaniet (=bemoei je met je eigen zaken) (Kaprijks)
  21. moest dien eig'n broek opholl'n (=jij moet in je eigen onderhoud voorzien) (Westerkwartiers)
  22. niemëd ès volmok, en doeë bès tich het sjunste vieërbeeld van ! (=bekijk je eigen maar !) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. Och gij mee oewen bèk vol sèp! (=Kijk naar je eigen) (Bosch)
  24. oed mè je moedre de zot (=hou je eigen voor de gek) (Kortemarks)
  25. snaaj dich mèr nie én zen eege vingers (=snij je niet in je eigen vingers) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. spreekt in ge za klabm (=zeg het met je eigen woorden) (Kaprijks)
  27. Stik de galanteriemoord , stik in je eigen broaksel, sterf af (=Stik de moord) (Utrechts)
  28. t is eine vieze vogel dae zien eige nest besjietj (=het is niet goed als je slecht praat over je eigen familie) (Heitsers)
  29. t zeen dien eige vluue die dich biete (=dat is je eigen schuld) (Heitsers)
  30. tés vër zen eege goed (=het is in je eigen belang) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. wel besteekt! (=het is je eigen schuld) (lovendegems)
  32. wel bestetj (=het is je eigen schuld) (Meers)
  33. zen eege kloete (=je in je eigen vinger snijden) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. zjus tegoej! (=dat is wel je eigen schuld!) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen