2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `jas`
- de hond de jas voorhouden (=iemand valse hoop geven op iets dat hij graag wil hebben)
- zo de wind waait, waait zijn jasje (=iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat)
36 dialectgezegden bevatten `jas`
- 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
- bau geet dae pit mèt dat mennëke hieën (=die jas is hem veel te groot !) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau geet dae pit mèt dat mennëke hiën (=zijn jas is veel te groot) (Munsterbilzen - Minsters)
- da schil ne jas mee giestere (=vandaag is het een stuk minder koud dan gisteren) (Oudenbosch)
- da sjilt (sjaelt) ne jas (=het is een stukje kouder) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae höbbe ze ziene jas oetgewrónge (=ze hebben hem eens goed de waarheid gezegd) (Heitsers)
- daor ebbik al ne jas vor kunne uittrekke (=dat heeft me al veel gekost) (Oudenbosch)
- dat sjilt alwier nen dikke jas mèt gistërë (=het is veel kouder als gisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- de verkeshaor gruje ‘m door de jas (=hij is gierig) (Heitsers)
- de’t schilt unne jas (=als de temperatuur oploopt.) (Ossies)
- Die hef altied zien zundagse jas an (=Hij doet niet veel.) (Drents)
- Die jas is net model êêkoo (=Die jas heeft een slecht model) (Zeeuws)
- doet ô frak oan, straks scheirt ge nog ne fleuris op (=doe uw jas aan of binnenkort heb je een kou vast) (Sinnekloases en niekaarks)
- e karo veste (=jas met ruitjes) (Veurns)
- Enne jas schille (=Beter van temperatuur) (Genneps)
- ge schiet tòch wèl unne jas aon meej zo-n kaaw (=je doet toch wel een jas aan met zo'n koud weer) (Tilburgs)
- haawt oewe jas mar aon!! (=hou je jas maar aan!!) (Tilburgs)
- hae drèd waaj den haon opte kërktoeën (=hij draait zijn jas geregeld) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hebdege moane frak gezien (=Heb je mijn jas gezien) (Schels)
- Hij / zij heeft de gele jas an (=Hij / zij heeft teveel gedronken) (Monnickendams)
- ich zoet doeë te hoejërë van de kaa mèt nen dikke surtoe aoën (=zelfs met een dikke jas aan had ik het heel koud) (Munsterbilzen - Minsters)
- Iemand de jas uitvegen (=iemand van Leiden naar Delft geven) (Gronings)
- me frakke (=mijn jas) (Veurns)
- nën hoële zak (=een te grote jas) (Munsterbilzen - Minsters)
- oew jas vastmaken (=je jas dichtknopen) (Hulsters (NL))
- ooch erm beiste draoge ne laere jas (=ook de lelijkste dieren dragen een pels) (Munsterbilzen - Minsters)
- speeld uit / / speeld oof (=doe je jas maar uit (zegt de gastheer / gastvrouw) (Waregems)
- tès kaat gewoëne, 't sjilt nën dikke pit (=het is koud geworden, het scheelt een dikke jas) (Munsterbilzen - Minsters)
- uit je jas waaien (=in de storm lopen) (IJmuidens)
- Unne jas kriegen (=Verliezen) (Zurriks)
- unne jas zo grôot dè-k ur wèl koosje-koosje meej kos gòn zinge. (=een jas zo groot dat ik er mij wel in kon keren.) (Tilburgs)
- unne umgedreide jas zien (=sterk van mening veranderen) (Mestreechs)
- unnen hawtere jas (=een doodskist) (Tilburgs)
- velle frak (=pelsen jas) (Meers)
- Waor is mien jasse (=Waar is mijn jas) (Hoogeveens)
- zene jas draeë mèt de wènd (=gemakkelijk van partij wijzigen) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen