Spreekwoorden met `in een`

Zoek

47 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `in een`

  1. als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
  2. als sardientjes in een blik (=stijf boven op elkaar; dicht opeen)
  3. dat is een haspel in een fles (=dat is een raadsel)
  4. dat past als een vuist in een oog (=dat past helemaal niet)
  5. dat sluit als een haspel in een zak (=dat raakt kant noch wal)
  6. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  7. de wereld in een doosje hebben (=tevreden en gelukkig zijn met wat iemand heeft)
  8. een naald in een hooiberg/hooimijt zoeken (=iets zoeken dat bijna niet te vinden is)
  9. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  10. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  11. er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
  12. het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
  13. het is een hopje in een brouwketel (=het is zo goed als niets)
  14. het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
  15. iets in één adem uitlezen (=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt)
  16. in een andere vorm gieten (=anders voorstellen)
  17. in een deuk liggen (=onbedaarlijk lachen)
  18. in een geur van heiligheid (=uiterst godvruchtig)
  19. in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
  20. in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
  21. in een goed blaadje staan (=bijzonder gewaardeerd worden)
  22. in een haai en een draai (=in een tel)
  23. in een hap en een snap (=spoedig (zonder respect of plichtplegingen))
  24. in een moeilijk parket zitten (=moeilijkheden hebben)
  25. in een mum van tijd (=in heel korte tijd)
  26. in een slecht vel steken (=ongezond zijn - iets ongunstigs te verwachten hebben)
  27. in een slechte huid (=ongezond - iets ongunstigs verwachtend)
  28. in een slechte reuk staan (=iemand die niet goed bekend staat)
  29. in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  30. in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  31. in een zwenk (=in heel korte tijd)
  32. je als een kat in een vreemd pakhuis voelen (=je ergens niet thuis voelen)
  33. je hand in een wespennest steken (=zich bemoeien met een problematisch onderwerp en wellicht daardoor zelf moeilijkheden krijgen)
  34. je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)
  35. lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
  36. niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
  37. Rome is niet in één dag gebouwd (=relativeren: Leer geduld te hebben, overhaast niets)
  38. storm in een glas water (=ophef over niets)
  39. te veel vuur in een stoof doet ze branden (=te veel is schadelijk)
  40. twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
  41. vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)
  42. wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (=als je je goede naam verliest is die haast niet terug te winnen)
  43. wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)
  44. wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gooien (=wie schuldig is, moet zich niet laten opmerken)
  45. zijn zeis in een anders koren slaan (=stelen, zich in het werk van iemand anders bemoeien)
  46. zo gaan er dertien in een dozijn (=dat heeft weinig waarde, is niet zo bijzonder)
  47. zo gaan er geen twaalf in een dozijn (=het is iets buitengewoons)

49 betekenissen bevatten `in een`

  1. steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
  2. dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  3. in de fuik lopen (=door eigen stommiteiten in een valstrik lopen)
  4. een Uriasbrief (=een brief waarin een verschrikkelijk bericht staat)
  5. een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
  6. voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
  7. een oude bok lust nog wel een jong/groen blaadje (=een oude man is nog wel seksueel geïnteresseerd in een jong meisje)
  8. een schurftig schaap steekt de hele kudde aan (=een slechte persoon in een groep, maakt de hele groep slecht)
  9. er komt een dominee voorbij (=er valt een plotselinge stilte in een rumoerig gezelschap)
  10. je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `in een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
  11. voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
  12. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  13. iets in de groep gooien (=iets in een groep bespreken)
  14. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  15. in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
  16. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  17. op poten staan (=in een brief nergens omheen praten)
  18. het woord hebben (=in een gesprek aan beurt zijn)
  19. als een nachtkaars uitgaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  20. geramd zitten (=in een gunstige positie verkeren)
  21. hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
  22. tussen de vier muren (=in een kamer opgesloten)
  23. en petit comité (=in een klein genootschap, in het geheim)
  24. de kap/sluier/habijt aannemen (=in een klooster gaan)
  25. tussen hemel en aarde hangen (=in een lastige situatie verkeren)
  26. het uitproesten (=in een plotse lachbui schieten)
  27. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  28. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  29. in een haai en een draai (=in een tel)
  30. in de aap gelogeerd zijn (=in een vervelende positie beland zijn)
  31. je bedje is gespreid (=je komt in een situatie terecht waarin alles al voor je geregeld is)
  32. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
  33. de draad van Ariadne (=middel om klaarheid te scheppen in een ingewikkeld iets)
  34. niet graag in iemand schoenen staan (=niet graag willen ervaren hoe het is iemand anders te zijn die in een moeilijke of onprettige situatie zich bevindt)
  35. goed gemutst zijn (=opgewekt zijn, in een goede, vrolijke bui zijn)
  36. van de hak op de tak springen (=steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben)
  37. als Ieren en Britten op één land (=twee aartsvijanden in één ruimte)
  38. van de wal in de sloot raken (=van de ene slechte situatie in een andere terechtkomen.)
  39. van de wal in de sloot belanden (=vanuit een slechte situatie terechtkomen in een situatie die nóg slechter is)
  40. heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
  41. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  42. vaste grond onder de voeten hebben (=weten waar men op steunt - in een goede positie verkeren)
  43. wie voor het oortje geboren is, zal tot de stuiver niet geraken (=wie in een lage sociale klasse geboren is, zal niet in een hogere sociale klasse terechtkomen)
  44. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  45. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  46. vast in het zadel zitten (=zeker van iemands positie zijn in een organisatie)
  47. in iemands huid kruipen (=zich in een ander verplaatsen)
  48. in het hoekje zitten waar de slagen vallen (=zich in een groep bevinden die altijd het moeilijk heeft of problemen krijgt)
  49. elkaar een hand kunnen geven (=zich in een vergelijkbare situatie bevinden)

50 dialectgezegden bevatten `in een`

  1. Es te in ein koers d'n twieëdje veurbiej stuks bès te d'n twieëdje! (=Wanneer je in een koers de tweede voorbij steekt ben je de tweede!) (Kinroois)
  2. `geërfd ` hebben (=geboorte in een gezin) (Sevenums)
  3. 'k kan die pint nog nie uitkrijgen (=ik kan mijn glas bier niet in één keer uitdrinken) (Sint-Niklaas)
  4. 'k terte toch wel in n'n kiekenstront (=ik trap in een kippenstront) (Evergems)
  5. 't es een scheet in een fles (=het is de moeite niet) (Moes)
  6. 't go dor nie goe (=’t gaut dau nie goed (er is daar ruzie, bijvoorbeeld in een gezin, een bedrijf) (Meers)
  7. 't kiend met 't badwodder votgooi'n (=in één keer alles weggooien) (Westerkwartiers)
  8. 't liekt wel of je mit twee benen in één kous lopen. (=je schiet niet echt op.) (Putters)
  9. 't vat oansteken (=de kraan in een vat bier slaan) (Sint-Niklaas)
  10. 't was een scheet in een fles (=het was niks) (Sint-Niklaas)
  11. ‘k wir daur ontvangen as nen ond in een kegelspel (=ik werd er slecht ontvangen) (Meers)
  12. ' t es een skeet in een fles (=het is niets bijzonders) (Ninoofs)
  13. ' t es nen druem in een engels bedde (=het is perfect) (Kalkens)
  14. Aa zit in e karreken (=Hij zit in een rolstoel) (Herns (Herne, VL-B))
  15. Achter de witte kuz'n zitt'n (=in een psychiatrische inrichting verblijven) (Deventers)
  16. ae ee 't spek oan zèen biën (=hij zit in een lastig parket) (Wichels)
  17. amoal achetrodde (=alles in één keer) (Kaprijks)
  18. as 't wat beleev'm wilst, moest trouw'n goan (=in een huwelijk kan het nog wel eens donderen) (Westerkwartiers)
  19. as ich mich moet sjangëniëre, bèste nog nie goed aof (=pas maar op dat ik niet in een franse colère schiet) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. as ne reiger van zeven meter in een fles (=diaree hebben) (Graauws)
  21. as nen duvel in een weijwoatervat (=zich weren als een duivel in een wijwatervat) (Brechts)
  22. baa: Ei wèrrekt in den baa (=Hij werkt in een bouwbedrijf) (Lebbeeks)
  23. Beter in de wiede wereld dan in een nauw gat (=Een wind laten) (Giethoorns)
  24. Bij het ieëste wieëd het e lemmëkë, bij het tweide ne leif en as het derde glaos lieëg ès wieëd het ë vêrke (=drank verandert de mens in een beest) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. Bijna bij de heere Jezus aan tafel zitten (=Hoog in een flat wonen) (IJmuidens)
  26. D'n ieëste zoon in ein huwelik is altied eine jóng! (=De eerste zoon in een huwelijk is altijd een jongen!) (Kinroois)
  27. Da gaot 'n êên bakte deu (=dat gaat in één moeite door) (Zeeuws)
  28. da was een scheet in een fles, da was een scheet in nen netzak (=dat was hoegenaamd niets) (Sint-Niklaas)
  29. da's kloar ien 'n handomdraai (=dat is in een mum gepiept) (Westerkwartiers)
  30. da' s ' n grieze muus (=van zoiemand gaan er dertien in een dozijn) (Westerkwartiers)
  31. daaj blieëf mër raotele (=ze bleef maar in één stuk raaskallen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. Dao heet eemes broeëd inne tes (=Als iemand in een gezelschap een scheet heeft gelaten) (Weerts)
  33. Dao zitj versjil in e veugelke det zich doeëdflötj en e ein fluit diej zich doeëdvogeltj. (=Er zit verschil in een vogeltje dat zich dood fluit en een fluit die zich doodvogelt.) (Kinroois)
  34. daor kondoeweige altijd gelijk innut zweet gaon staon jakke (=daar moest je meteen vanaf het begin in een hoog tempo aan het werk) (Oudenbosch)
  35. Dat is mich eine boed wo dae in woont. (=Hij leeft in een armzalige bedoening.) (Gelaens (Geleens))
  36. De blauwe wagen mot ff voor komen voor je. (=Je moet worden opgenomen in een gekkenhuis) (Utrechts)
  37. De maiste loape er omejn (=De meeste (gekken) lopen er omheen ((zijn niet opgesloten in een gekkenhuis)) (Volendams)
  38. De zits op vandaag dèk vaster in ' t verkieër es in e presông! (=Je zit op vandaag vaak vaster in het verkeer dan in een gevangenis!) (Kinroois)
  39. dè's 'n kwoi stuk in 'n goei boks (=Dat is een fout iets in een goed geheel.) (Cuijks)
  40. Die lult 5 kwartier in een uur... (=Over iemand die veel kletst) (Rotterdams)
  41. die zoe’t mê meun vroan mee ne snak in een beede (=die zie ik wel.zitten) (Kaprijks)
  42. doë kinste nog geen spang tèsse krijge (=hij babbelt door in een stuk) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. Don moet ' r wel een mééuw in een vles skijte (=Dat zou wel heel bijzonder zijn) (Texels)
  44. droi ra oiren in e penneken gekloesjt (=3 rauwe eieren in een panneken geklutst) (Aalsters)
  45. droi raa aaieren in e pènneke gekloesjt (=drie rauwe eitjes in een pannetje geklutst) (Aalsters)
  46. droue raa ouern in e penneke geklutst (=drie rouwe eitjes in een pannetje geroerd) (Baasrode)
  47. e biëgske rond iemed maoke (=in een kringetje rond iemand lopen (mijden) ) (Bilzers)
  48. E nis in zyn nopjes (=in een hele goede bui zijn) (Iepers)
  49. e sjcheet’ in è flesche zien (=een storm in een gas water zijn) (Veurns)
  50. e vat steken (=een kraan in een biervat steken om te kunnen tappen) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen