Spreekwoorden met `hu`

Zoek


159 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hu`

  1. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  2. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  3. alle havens schutten geen wind (=niet alles levert een voordeel op)
  4. alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
  5. alle heilige huisjes aandoen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  6. alle winden hebben hun weerwinden. (=soms zit het mee, soms zit het tegen)
  7. als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
  8. als buurmans huis brand is het tijd om uit te zien. (=leer van andermans problemen)
  9. als een vlag op een modderschuit (=dat is veel te mooi voor die situatie)
  10. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  11. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  12. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  13. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  14. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  15. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  16. dat is een aalshuid (=dat is van weinig waarde)
  17. dat is huilen met de pet op (=bedroevend resultaat)
  18. dat is zo vast als een huis (=dat is zeker)
  19. de dingen bij hun naam noemen (=zeggen waar het op staat)
  20. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  21. de engeltjes schudden hun bed op / kussens uit (=het sneeuwt)
  22. de engeltjes schudden hun kussens uit (=het sneeuwt)
  23. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  24. de handen thuis houden (=niet aanraken)
  25. de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
  26. de huid vol schelden (=flink uitschelden)
  27. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  28. de lever doen schudden (=doen schaterlachen)
  29. de markt afschuimen (=overal zoeken wat er `te koop` is)
  30. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  31. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  32. de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
  33. de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
  34. dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
  35. een bek als een hooischuur hebben (=een grote mond hebben)
  36. een dikke huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  37. een droge maart en een natte april is de boeren naar hun wil (=weerspreuk)
  38. een echte huismus (=iemand die het thuis naar zijn zin heeft, geen uitgaanstype)
  39. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  40. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  41. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  42. een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  43. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  44. een harde huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  45. een heilig huisje (=een herberg - een (voor de betrokkene) onaantastbare waarheid)
  46. een huis met gouden balken (=een huis met hypotheek bezwaard)
  47. een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
  48. een keel als schuurpapier hebben (=een erg droge keel (keelpijn) hebben)
  49. een leeuwenhuid aantrekken (=zich dapper tonen)
  50. een mond als een hooischuur (=een grote of erg brutale mond)

177 betekenissen bevatten `hu`

  1. in de schoenen schuiven (=(vaak onterecht) beschuldigen)
  2. over de drempel komen (=aan huis komen)
  3. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  4. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  5. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  6. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  7. als de kat van honk is dansen de muizen op tafel (=als er geen toezicht is, doen de ondergeschikten hun zin)
  8. als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
  9. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  10. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  11. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  12. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  13. waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
  14. geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
  15. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  16. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  17. zoden aan de dijk zetten (=daadwerkelijk hulp verschaffen)
  18. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  19. de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
  20. de eigen boontjes doppen (=de eigen zaken regelen zonder hulp van anderen)
  21. op de pianist schieten (=de onschuldige (de brenger van het nieuws) straffen)
  22. de mug uitzuigen en de kameel doorzwelgen (=de onschuldige straffen en zelf schaamteloos zondigen)
  23. de zwartepiet doorspelen (=de schuld doorschuiven)
  24. de zwartepiet krijgen (=de schuld krijgen)
  25. de wrijfpaal zijn (=de schuld krijgen (van alles))
  26. een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
  27. de kwaaie pier (=de schuldige)
  28. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  29. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  30. thuis is in je schuur (=dit wordt gezegd als je weinig thuis bent)
  31. scherven brengen geluk. (=dit zeg je om iemand zich minder schuldig te laten voelen)
  32. je handen in onschuld wassen (=doen alsof men geen schuld heeft)
  33. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  34. goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
  35. een zware pijp roken (=door eigen schuld in moeilijkheden komen)
  36. met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
  37. met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
  38. de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
  39. een koperen bruiloft (=een 12½-jarig huwelijk)
  40. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  41. een beerput opentrekken (=een geheim onthullen of schandalen blootleggen.)
  42. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  43. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  44. een goede haan kraait nog wel eens weer. (=een goede leider waarschuwt meer dan eens)
  45. als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
  46. een gezicht van ouwe lappen (=een huilerig of lelijk gezicht)
  47. een huis met gouden balken (=een huis met hypotheek bezwaard)
  48. een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
  49. een vogel voor de kat (=een hulpeloos slachtoffer, dat niet meer gered kan worden)
  50. een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)

Eén dialectgezegde bevat `hu`

  1. su, kromme su hu oepeltje oepeltje lu (=school) (Zeeuws)



Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen