Eén spreekwoord bevat `holt`
- de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
31 dialectgezegden bevatten `holt`
- 'n zundagssteek holt gien week (=wat je op zondag maakt houdt het niet lang uit) (Westerkwartiers)
- alle holt is gien timmerholt (=niet elk soort hout is timmerhout) (Westerkwartiers)
- as ie hart hòlt, dan hòlt ie ut nog (=als hij hard loopt, dan haalt hij het nog) (Tilburgs)
- As ze de schaopies op het dreuge hebt, holt ze zomaor opiens op met warken (=Als ze de schaapjes op het droge hebben, houden ze zomaar opeens op met werken) (Hoogeveens)
- dae holt den daog nimei (=hij haalt de morgen niet meer) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae holt tich et hat aut -dae mok tich kepot (=die blijft je op je zenuwen werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat holt gien stand (=dat blijft niet bestaan) (Westerkwartiers)
- dat holt gien steek (=dat is niet betrouwbaar) (Westerkwartiers)
- dat snidt gien holt (=dat brengt niet veel op) (Westerkwartiers)
- dat snit gien holt (=dat zet geen zoden aan de dijk) (Westerkwartiers)
- die holt zich op ' e vlakte (=die geeft zijn mening niet prijs) (Westerkwartiers)
- die is uut 't zelfde holt sneed'n (=dat is er één van 't zelfde soort) (Westerkwartiers)
- die is uut 't zulfde holt sneed'n (=dat is precies net zo iemand) (Westerkwartiers)
- Dunder in 't kale holt gef een veurjaor nat en kold (=weerspreuk) (Drents)
- hij holt 'n achterdeurke oop'm (=hij houdt zich op de vlakte) (Westerkwartiers)
- hij holt 'n slag om 'e aarm (=hij houdt iets achter) (Westerkwartiers)
- hij holt 't heft ien hand'n (=hij blijft de baas) (Westerkwartiers)
- hij holt altied 'n slag om 'e aarm (=hij geeft zich nooit helemaal bloot) (Westerkwartiers)
- hij holt van 'n wientje en 'n Trientje (=hij is gek op drank en vrouwen) (Westerkwartiers)
- hij is uut 't zulfde holt sneed'n (=hij is van hetzelfde soort) (Westerkwartiers)
- holt de bene d'r onder (=Hou je haaks) (Achterhoeks)
- holt toch 'ns op met dat gedraak! (=Hou toch eens op met dat gezeur!) (Aaltens)
- ich wiët bau Babbel de wijn holt (=ik heb ervaring in de liefde) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne kalkoen ès nog baeter aof, dae holt tenminste Kiësmes nog (=die heeft niet meer lang te leven) (Munsterbilzen - Minsters)
- niet alle holt is timmerholt (=niet alles is overal geschikt voor) (Westerkwartiers)
- Noo holt toch ‘ns de rebbel! (=Wees nou toch eens stil!) (Aaltens)
- van dik holt zoagt men plank; n (=leef er maar op los!!) (Westerkwartiers)
- vrogger... toe God nog Gait hiettn en kissies bier va holt waarn. (=wanneer men over vroeger praat:) (Vechtdals)
- Ze holt oe veur 't lappie (=Ze houden je voor de gek) (Hoogeveens)
- Ze holt van raegen. (=Er is regen voorspeld.) (Aaltens)
- zij holt de troev' m ien hand' n (=zij houdt de beste plaatsen voor zich) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen