3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het woord`
- de daad bij het woord voegen (=onmiddellijk doen wat men zegt te zullen doen)
- het woord hebben (=in een gesprek aan beurt zijn)
- het woord voeren (=spreken (als afgevaardigde door anderen))
Eén betekenis bevat `het woord`
- in de rede vallen (=onderbreken, het woord ontnemen)
8 dialectgezegden bevatten `het woord`
- âchte (r) lijke vaak ook nog et het woord imbeciel er expliciet achter. / gestoarde/ mafketel/ halleve zool (=imbeciel) (Utrechts)
- de MOETEkes (jonge kalveren) stoeën èn de stal, mér KAVER (kalveren dommeriken, zij die iets doen omdat ze dat MOETEN doen) lopen overal... (=als iemand het woord MOETEN tegen je gebruikt, antwoord je met....) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ein dink es ein hinnevot, staektj eure vînger d'r in en kloptj d'r op! (=Reactie op het woord "een ding") (Weerts)
- Hi'j giet een vissen, hi'j giet een fietsenen (=het woord EEN komt vaak voor woorden die een richting aan geven) (Giethoorns)
- parlesant'n (=aan het woord zijn maar zonder inhoud) (Waregems)
- tellevies: D'n tellevies masjeer ni (als het over machines gaat gebruik je het woord masjeer) (=De televisie werkt niet) (Lebbeeks)
- un woordse plaseern (=even (kort) het woord nemen) (Waregems)
- ze zuken nog een ouwe'oer op de Zalker nachtboot (=tegen iemand die tot vervelens toe het woord voert) (Kampers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen