33 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het hoofd`
- boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
- boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
- de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
- het hoofd bieden (=weerstand bieden)
- het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
- het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
- het hoofd buigen (=opgeven - toegeven)
- het hoofd in de schoot leggen (=opgeven en er in berusten)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
- het hoofd kwijt (=niet meer weten wat te doen)
- het hoofd laten hangen (=treurig zijn - het opgeven)
- het hoofd loopt me om (=niet meer weten wat te doen (bv bij drukte))
- het hoofd opsteken (=zich weer doen opmerken)
- het hoofd stoten (=ergens onprettig tegen aan lopen)
- het hoofd verliezen (=niet meer weten wat te doen)
- iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
- iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
- iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
- iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
- iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
- iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
- iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
- iemand voor het hoofd stoten (=iemand beledigen of kwetsen)
- iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
- iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
- je de ogen uit het hoofd schamen (=erg beschaamd zijn)
- met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
- muizenissen in het hoofd (=zorgen)
- naar het hoofd gooien/slingeren (=scherpe verwijten maken)
- niet wel bij het hoofd (=gek)
- over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
- over het hoofd zien (=vergeten, niet opmerken)
2 betekenissen bevatten `het hoofd`
- het beste paard van stal vergeten. (=een belangrijk persoon over het hoofd zien)
- voor zijn raap schieten (=voor het hoofd schieten)
50 dialectgezegden bevatten `het hoofd`
- 'n foutje deur de vingers kiek'n (=opzettrelijk een fout over het hoofd zien) (Westerkwartiers)
- 'n Mot op zijne kop geven. (=Een slag op het hoofd geven.) (Bevers)
- 'ne kop wie eine ríéthamer höbbe (=flinke hoofdpijn, of drukkend gevoel in het hoofd) (Steins)
- 't zit 'n vijze loos (=er mankeert iets in het hoofd) (Waregems)
- aoën de kop vaege (=tegen het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- blamieëre (=voor het hoofd stoten) (Munsterbilzen - Minsters)
- boët'n: Van boët'n kénn'n (=Uit het hoofd kennen) (Lebbeeks)
- dae hèt e sjampsjot gehad (onder den oeërlog) (=die heeft (vroeger) een goede tik aan het hoofd gekregen (hij is wat gek) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kaek d’r graselik naeve (=iets finaal over het hoofd zien) (Heitsers)
- dae lultj dich gater inne zök (=hij kletst je de oren van het hoofd) (Heitsers)
- De loop weer overende (=Wees optimistisch, het hoofd omhoog) (Giethoorns)
- De loop weer overende ericht (=Optimistisch zijn, het hoofd omhoog) (Giethoorns)
- denne hef de zommer in n kop (=die heeft de zomer in het hoofd) (Vechtdals)
- Des zjust einen taxi mètte deuren oop! (=Hij heeft de oren nogal ver van het hoofd staan!) (Kinroois)
- diekköp biete zich neet (=mensen met geld houden elkaar de hand boven het hoofd) (Heitsers)
- Doa tuute mich de oeëre va (=Iemand die je de oren van het hoofd kletst) (Sjeeter plat)
- e' radaas teje z'n snep (=Een slag tegen het hoofd) (Hulshouts)
- Eemand een voenk op zaain cabine geive, of een peir op zaan fuur (=Iemand een klap uitdelen naar het hoofd) (Brussels)
- Eemes läöker in de zökke kwatsje (=Iemand de oren van het hoofd kletsen) (Sittards)
- Een peer oep oewen appel kraaige (=Een slag op het hoofd krijgen) (Antwerps)
- een toppeire geven (=een klap op het hoofd geven) (Ledegems, Kappels)
- get ram van baute kinne (=iets uit het hoofd kennen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Get ram van boete kènne (=Iets uit het hoofd kennen) (Sittards)
- Get ram van boete kènne. (=Iets uit het hoofd leren.) (Gelaens (Geleens))
- hij wis alles uut de kop (=hij wist alles uit het hoofd) (Westerkwartiers)
- iemand d'oren van zain kop zaghen (=iemand zijn oren van het hoofd zeuren) (Hulsters (NL))
- iemed aoën de kop finkëlë (=iemand tegen het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd autmaokë vër rotte vès (=iemand lelijke verwijten naar het hoofd gooien) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed blemieëre (=iemand tegen het hoofd stoten) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd ë koet èn de kop zaoge (=iemand de oren van het hoofd zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes autmaoke vür al wo vaul en lëlek ès (=iemand zware verwijten aan het hoofd slingeren) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes vür vanalles en nog get autmaoke (=iemand vreselijke verwijten naar het hoofd slingeren) (Bilzers)
- iets van buiten kennen (=iets uit het hoofd kennen) (Sint-Niklaas)
- klets / bats veur d' hassens (=klap voor het hoofd) (Gronings)
- kop: Ik kèin dat oët mijne kop (=Ik ken dat uit het hoofd) (Lebbeeks)
- Liefde doert langer mét stil te kalle en hel te liege (=Liefde komt méér uit het hoofd dan uit het hart) (Bilzers)
- mee te kop in de gront (=met het hoofd tussen de schouders (neerslachtig)) (Kaprijks)
- mei zaën steir ievrans teige loeëpe (=het hoofd stoten) (Winksels)
- nen toek on de kop krijge (=een slag aan het hoofd krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- noë vieël gepimpël wieëd de kop get simpel (=veel drinken maakt het hoofd ijl) (Munsterbilzen - Minsters)
- oet de bloate kop (=uit het hoofd) (Berg en Terblijts)
- on de kop van (de) toffel (=aan het hoofd van de tafel) (Bilzers)
- stoemërik dat ich bèn, de zos zën eege aoën de kop hoë (=dommerik die ik ben, je zou jezelf voor het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- toekebelle (=het hoofd stoten) (Schunnebroecks)
- unne bult op oewe kop hebben (=een buil op het hoofd hebben) (Brabants)
- uut de kop leer'n (=uit het hoofd leren) (Westerkwartiers)
- van buiten weten (=uit het hoofd kennen) (Meers)
- vés begint altijd te rotte bij de kop (=het hoofd is niet het belangrijkste onderdeel van een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- vinn'n an 'n kop (=puisten op het hoofd) (Vechtdals)
- vür de kop gelope (=voor het hoofd gestoten) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen