Spreekwoorden met `geloven`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geloven`

  1. de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
  2. er geen spaan van geloven (=niets ervan geloven)
  3. eraan moeten geloven (=of iemand wil of niet, het moet toch gebeuren)
  4. iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
  5. je ogen niet geloven (=niet geloven wat men ziet)
  6. je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
  7. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)

13 betekenissen bevatten `geloven`

  1. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  2. de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
  3. voor goede munt aannemen (=geloven)
  4. je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
  5. iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
  6. iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
  7. iets voetstoots aannemen (=iets geloven zonder bewijs)
  8. je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
  9. iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
  10. je ogen niet geloven (=niet geloven wat men ziet)
  11. er geen spaan van geloven (=niets ervan geloven)
  12. een ongelovige Thomas zijn (=nooit iets geloven)
  13. veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)

41 dialectgezegden bevatten `geloven`

  1. 't is nie ol evangelie dat de paster prikt (=je moet niet alles geloven dat ze zeggen) (Veurns)
  2. amaai mijne frak (=niet te geloven) (Antwerps)
  3. amai mijne frak (=niet te geloven) (Sint-Niklaas)
  4. amaj mne frak (=dat is niet te geloven) (Kortemarks)
  5. Aste mich nie geleefs, dan maok ich tich get aanester wijs. (=Je moet niet alles geloven wat ik zeg!) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. begrepte gij da nou? (=dat is toch niet te geloven) (Oudenbosch)
  7. da ei ginne noam (S*) of nè te geluuëve (S*) (=het is niet te geloven) (Sintrùins)
  8. da's te zot om los te leepen (=dat is niet te geloven) (Vels)
  9. dae huit zich get oet ziene nek (=Die kun je niet alles geloven) (Steins)
  10. das nie te sjatte ! (=dat is niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. das nie te sjattë ! (=het is niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. det is ein sterk stök in ein aoj bóks (=dat is niet te geloven) (Heitsers)
  13. Die is ok bij dun erste leuge nie gebarste! (=Als je een ander wil vertellen dat hij die persoon niet zomaar hoeft te geloven) (betuws)
  14. eu! of eus! (=ik kan dat niet geloven) (`t-Heikes)
  15. éwel gardeveau (=het is niet te geloven) (Zwevegems)
  16. Gaa zè ne schoeëne gaa (=Van jou kan je niets geloven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  17. gae zootj t' r ' n hoês op bouwe en ' n schiêthoês veltjer op um (=iemands praatjes niet zonder meer geloven) (Weerts)
  18. Ge mot nie alles geloave wa ze schrijven (=Je moet niet alles geloven wat ze schrijven) (Werkendams)
  19. Hèè geleeft nog dat de piepele hoei èète. (=alles geloven wat men zegt) (Genker)
  20. hot oer möle tauw veur dè (=ge moet hem niet geloven) (Tongers)
  21. huuf'st mij niet loov'm (=je hoeft mij niet te geloven) (Westerkwartiers)
  22. ich geleef nie en sinterkloës (=moeilijk te geloven) (Bilzers)
  23. Ij kan er me ze verstand ni bij (=hij kan het niet geloven) (Diesters)
  24. irst ut kiendje zien, dan pas wiege (=eerst zien, dan pas geloven) (Tilburgs)
  25. Jau dag Jan (=Dat zal wel, dat moet je niet geloven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  26. kan goet gebeure (=ik wil het best geloven) (Tilburgs)
  27. kheloof at vlie-es beter is as de bie-enen (=geloven) (Zeeuws)
  28. kins't mij loov'm of niet (=je kunt mij geloven of niet) (Westerkwartiers)
  29. loov'm doe'j ien 'e kerk (=geloven doe je in de kerk) (Westerkwartiers)
  30. n kat énne zak koope (=blindelings geloven) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. Nou moette toch us kieke (=Het is niet te geloven) (helmonds)
  32. t'i nie geloofluk (=niet te geloven) (Brugs)
  33. van fijne praoters en fijne regen daor worde nat van (=je moet huichelaars niet geloven) (Oudenbosch)
  34. van zeverrèrs en motraenger wiëste ferm naot (=je moet niet alles geloven) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. wils't wel loov'm dat . . (=wil je wel geloven dat . .) (Westerkwartiers)
  36. wilst wel loov'm dat . . . (=wil je wel geloven dat . . .) (Westerkwartiers)
  37. z n oge verschoote (=hij kon zijn ogen niet geloven) (Oudenbosch)
  38. ze zegge zoveul / geleufde ge dè (=je moet niet alles geloven) (Gils)
  39. ze zeggen zovele dat e paster nie e prikt (=je moet niet alles geloven wat ze zeggen) (Veurns)
  40. zeek mich nau de stoëf aut (=niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. zen ooge autkieke (=niet geloven wat je ziet) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen