7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geloven`
- de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
- er geen spaan van geloven (=niets ervan geloven)
- eraan moeten geloven (=of iemand wil of niet, het moet toch gebeuren)
- iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
- je ogen niet geloven (=niet geloven wat men ziet)
- je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
- twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
13 betekenissen bevatten `geloven`
- doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
- de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
- voor goede munt aannemen (=geloven)
- je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
- iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
- iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
- iets voetstoots aannemen (=iets geloven zonder bewijs)
- je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
- iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
- je ogen niet geloven (=niet geloven wat men ziet)
- er geen spaan van geloven (=niets ervan geloven)
- een ongelovige Thomas zijn (=nooit iets geloven)
- veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
41 dialectgezegden bevatten `geloven`
- 't is nie ol evangelie dat de paster prikt (=je moet niet alles geloven dat ze zeggen) (Veurns)
- amaai mijne frak (=niet te geloven) (Antwerps)
- amai mijne frak (=niet te geloven) (Sint-Niklaas)
- amaj mne frak (=dat is niet te geloven) (Kortemarks)
- Aste mich nie geleefs, dan maok ich tich get aanester wijs. (=Je moet niet alles geloven wat ik zeg!) (Munsterbilzen - Minsters)
- begrepte gij da nou? (=dat is toch niet te geloven) (Oudenbosch)
- da ei ginne noam (S*) of nè te geluuëve (S*) (=het is niet te geloven) (Sintrùins)
- da's te zot om los te leepen (=dat is niet te geloven) (Vels)
- dae huit zich get oet ziene nek (=Die kun je niet alles geloven) (Steins)
- das nie te sjatte ! (=dat is niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das nie te sjattë ! (=het is niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
- det is ein sterk stök in ein aoj bóks (=dat is niet te geloven) (Heitsers)
- Die is ok bij dun erste leuge nie gebarste! (=Als je een ander wil vertellen dat hij die persoon niet zomaar hoeft te geloven) (betuws)
- eu! of eus! (=ik kan dat niet geloven) (`t-Heikes)
- éwel gardeveau (=het is niet te geloven) (Zwevegems)
- Gaa zè ne schoeëne gaa (=Van jou kan je niets geloven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- gae zootj t' r ' n hoês op bouwe en ' n schiêthoês veltjer op um (=iemands praatjes niet zonder meer geloven) (Weerts)
- Ge mot nie alles geloave wa ze schrijven (=Je moet niet alles geloven wat ze schrijven) (Werkendams)
- Hèè geleeft nog dat de piepele hoei èète. (=alles geloven wat men zegt) (Genker)
- hot oer möle tauw veur dè (=ge moet hem niet geloven) (Tongers)
- huuf'st mij niet loov'm (=je hoeft mij niet te geloven) (Westerkwartiers)
- ich geleef nie en sinterkloës (=moeilijk te geloven) (Bilzers)
- Ij kan er me ze verstand ni bij (=hij kan het niet geloven) (Diesters)
- irst ut kiendje zien, dan pas wiege (=eerst zien, dan pas geloven) (Tilburgs)
- Jau dag Jan (=Dat zal wel, dat moet je niet geloven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- kan goet gebeure (=ik wil het best geloven) (Tilburgs)
- kheloof at vlie-es beter is as de bie-enen (=geloven) (Zeeuws)
- kins't mij loov'm of niet (=je kunt mij geloven of niet) (Westerkwartiers)
- loov'm doe'j ien 'e kerk (=geloven doe je in de kerk) (Westerkwartiers)
- n kat énne zak koope (=blindelings geloven) (Munsterbilzen - Minsters)
- Nou moette toch us kieke (=Het is niet te geloven) (helmonds)
- t'i nie geloofluk (=niet te geloven) (Brugs)
- van fijne praoters en fijne regen daor worde nat van (=je moet huichelaars niet geloven) (Oudenbosch)
- van zeverrèrs en motraenger wiëste ferm naot (=je moet niet alles geloven) (Munsterbilzen - Minsters)
- wils't wel loov'm dat . . (=wil je wel geloven dat . .) (Westerkwartiers)
- wilst wel loov'm dat . . . (=wil je wel geloven dat . . .) (Westerkwartiers)
- z n oge verschoote (=hij kon zijn ogen niet geloven) (Oudenbosch)
- ze zegge zoveul / geleufde ge dè (=je moet niet alles geloven) (Gils)
- ze zeggen zovele dat e paster nie e prikt (=je moet niet alles geloven wat ze zeggen) (Veurns)
- zeek mich nau de stoëf aut (=niet te geloven !) (Munsterbilzen - Minsters)
- zen ooge autkieke (=niet geloven wat je ziet) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen