30 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gat`
- alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
- als het hemd scheurt dan heeft het een gat (=wees niet vooraf al nodeloos bezorgd)
- de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
- door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
- door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
- een gat in de dag slapen (=lang doorslapen)
- een gat in de lucht slaan (=een onnozele handeling doen)
- een gat in de lucht springen (=ongeremd enthousiast zijn)
- een gat in het dak krijgen (=niet erg slim zijn)
- een gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
- een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
- er geen gat in zien (=er geen oplossing meer voor zien)
- geen nagel hebben om zijn gat te krabben (=heel erg arm zijn)
- het ene gat met het andere stoppen (=het slecht beheren van geld door met de ene schuld de andere af te lossen)
- het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
- iemand het gat van de deur wijzen (=iemand zeggen dat die het pand moet verlaten of iemand wegsturen)
- iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
- iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
- je gat aan de poort vegen (=zich nergens zorgen om maken)
- je gat tegen de kribbe zetten (=onwillig zijn)
- met zijn gat in de boter vallen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
- niet voor een gat te vangen (=niet door één moeilijkheid te ontmoedigen)
- nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
- uit alle hoeken en gaten (=van alle kanten)
- van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- voor elke spijker een gat weten (=voor elk probleem een oplossing weten)
- voor ieder gat een spijker hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
- wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
- wortelen doet `t gat bortelen. (=het eten van wortelen bevordert de stoelgang.)
18 betekenissen bevatten `gat`
- ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
- eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
- je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
- breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
- alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
- het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
- je pen in alsem dopen (=erg negatief of kwetsend schrijven)
- je pen in gal en alsem dopen (=erg negatief of kwetsend schrijven)
- het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- gekke Henkie (=iemand die niets in de gaten heeft (bv. `Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?`))
- er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
- iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
- een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
- de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
- van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
- kwaad gezelschap doet dolen. (=vermijdt omgang met mensen die een negatieve invloed op je leven kunnen hebben)
- wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
50 dialectgezegden bevatten `gat`
- (h) em de stront uit zijn gat vraugen (=iemand aanhoudend persoonlijke vragen blijven stellen) (Lokers)
- (z) oë es ni op ze gat gedoëpt (=Zij / hij is genen dommerik) (Moorsel)
- 'k ben 't gat of (=ik ben doodop) (Wevelgems)
- 'k ê mijn gat nog nie gedroait of ... (=ze hebben niet gewacht om ...) (Kaprijks)
- 'k em en neu vuidui gat (=Ik ben verjaard en het 1ste getal is veranderd.) (Hals)
- 'k Em gien oege oep me gat zenne! (=Ik kan niet alles gezien hebben!) (Mechels (BE))
- 'k verston der pot noch gat van (=ik begrijp er niets van) (Veurns)
- 'k voag're mijn gat an (=ik weiger om daar nog iets voor te doen) (Waregems)
- 'k zal m'n gat maar weer onger min erreme neme (=ik zal maar weer eens aan het werk gaan) (Wierings)
- 'k Zien 't gat of (=Ik ben moe) (Poperings)
- 't Aa uit zijn gat vraogen (=Tot in de kleinste details uitvragen) (Bevers)
- 't ae van oa gat vroagen (=Het hemd van je lijf vragen) (Wichels)
- 't ael es nog nie van au gat gespoeld [hoewel dit nergens terug te vinden is moet `ijl` hier `vruchtwater`betekenen] / ge zèe nog nie druëg achter au uëren (=je komt net kijken) (Wichels)
- 't ei oyt zijn gat vroa'n (=iemand uithoren) (Waregems)
- 't ei ut zijn gat vroagn (=iets te weten willen komen) (Knesselaars)
- 't ej uit zijn gat vroan (=hij wil alles weten) (Kaprijks)
- 't ene gat met 't aaner gat stopp'n (=met nieuwe schulden oude schulden aflossen) (Westerkwartiers)
- 't éne gat met 't aaner stopp'm (=een lening afsluiten om een andere lening af te betalen) (Westerkwartiers)
- 't gat in zien (=vertrekken, vertrokken zijn) (Veurns)
- 't gat in zien / 't schip op zien / anzetten / ze schupp' ofkuschen (=Vertrekken) (Veurns)
- 't gat of zien (=bek af zijn) (Veurns)
- 't gat of zin (=doodop zijn) (Werviks)
- 't hemd trilt em veur 't gat (=hij is erg bang) (Westerkwartiers)
- 't is achter 't gat (=het is voorbij) (Kaprijks)
- 't is om ou bloët gat te loaten zien (=het is om de muren ervan op te lopen) (Melseels)
- 't ol an je gat angn (=al je geld aan je kleding besteden) (Veurns)
- 't swieët liuëp lans de spledde va mij gat (=ik ben heel hevig aan het zweten) (Kaprijks)
- 't veegt zijn gat zonder papier (=Het spreek voor zich zelf) (Wetters)
- 't wèrd te weirem onder zè gat (=hij voelde zich niet meer veilig) (Meers)
- 't za zè gat voeër'n (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
- 't zal a'n gat voarn (=dat zal andere koek zijn) (Kaprijks)
- 't zal au / au gat voaren (=je zult er moeten aan wennen (ook: voordeel door hebben)) (Wichels)
- 't zal in eu gat sniewen (=het is onmogelijk) (Gents)
- 't Zel me amme gat roeste! (=Het zal mij een zorg zijn!) (Schevenings)
- 't zitj ier op zè gat (=de verkoop is slecht) (Meers)
- 't zitj op zè gat (=aan de grond fig.: het is mislukt) (Meers)
- ‘k zal a nekieër wa poepsuikre geevn (=ik zal eens op je gat slaan) (Kaprijks)
- ‘t is achter ‘t gat (=het is voorbij) (Kaprijks)
- ‘t is van ‘t gat (=het is voorbij) (Kaprijks)
- ’t wirt wèirem onder zé gat (=hij voelde zich niet meer veilig) (Meers)
- ’t zal zé gat voeëren (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
- "n zitnt gat vedeent neet wat (=hou de pauze kort) (Rijssens)
- (Ge zijt) een zot gat (=Een lichte vrouw zijn) (Bambrugs)
- ' k goa maane kop deure mijn gat schaaten / ket vliegend schijt (=Ik heb diarree) (Gents)
- ' k zien ' t gat in (=Ik ben weg) (Poperings)
- a ee gi zittend gat (=hij is rusteloos) (Meers)
- a ee zèn uëgen ni op zè gat (=hij is opmerkzaam) (Meers)
- a eet e gat in zèn and (=geld verkwisten, gemakkelijk geld uitgeven) (Meers)
- A es geboern mé ne gouen leper in za gat (=Van goede afkomst zijn) (Ninoofs)
- a patatte kommen oit (=je hebt een gat in je sok) (Opwijks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen