Spreekwoorden met `gaan`

Zoek


132 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gaan`

  1. aan de haal gaan (=ergens mee vandoor gaan)
  2. aan de slag gaan (=beginnen te werken, starten)
  3. aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  4. achter de rug om gaan (=iets stiekem doen)
  5. achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  6. als de berg niet tot Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg gaan (=genoegen nemen met wat er beschikbaar/mogelijk is)
  7. als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  8. als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
  9. als een furie tekeergaan (=in razende woede tekeergaan)
  10. als een nachtkaars uitgaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  11. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  12. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  13. als zwijnen aan de bak gaan (=zonder te bidden gaan eten.)
  14. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  15. bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  16. bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad gaan)
  17. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  18. boven de pet gaan (=er niets van begrijpen)
  19. buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
  20. buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
  21. buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
  22. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  23. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  24. de bietenbrug opgaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
  25. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  26. de brede weg opgaan (=zondigen)
  27. de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
  28. de gaande en komende man (=iedereen die komt opdagen)
  29. de kogel door de kerk laten gaan (=de beslissing nemen)
  30. de pijp uitgaan (=sterven)
  31. de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
  32. de vijl erover laten gaan (=er de scherpe kantjes van afhalen)
  33. de visjes gaan voeren (=zeeziek zijn en overgeven)
  34. de vogel over het touw laten gaan. (=een kans niet benutten)
  35. de weg van alle vlees gaan (=sterven)
  36. de wijde wereld ingaan/intrekken (=(onbezorgd) op reis vertrekken)
  37. dood gaan we allemaal. (=gezegd als je iets ongezonds doet)
  38. door de bocht gaan (=toegeven)
  39. door de knieën gaan (=ergens met tegenzin mee akkoord gaan)
  40. door de ziel gaan (=erg pijnlijk of verdrietig zijn)
  41. door het behang gaan (=voor schut gezet worden)
  42. door het lint gaan (=door woede je emoties niet (meer) onder controle kunnen houden)
  43. door merg en been gaan (=hartverscheurend zijn)
  44. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  45. doorgaan tot het gaatje (=doorzetten tot het einde is bereikt)
  46. een lichtje opgaan bij iemand (=iets wordt duidelijk en helder)
  47. een ongeluk begaan (=zodanig kwaad zijn dat er `n ongeluk van komt)
  48. er de boot mee ingaan (=iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid)
  49. er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
  50. er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan (=aan alles komt een einde)

207 betekenissen bevatten `gaan`

  1. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. benen maken (=(haastig) weggaan)
  5. de handen uit de mouwen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
  6. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  7. werelds goed is eb en vloed (=aardse goederen komen en gaan)
  8. een zeperd halen (=afgaan)
  9. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  10. morgen gaat het beter (=als het vandaag niet zo best is gegaan...)
  11. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  12. wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
  13. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  14. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  15. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  16. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
  17. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  18. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
  19. de paal door de oven werken (=bankroet gaan)
  20. de paal door de oven steken (=bankroet gaan, zich te gronde richten)
  21. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
  22. bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad gaan)
  23. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  24. onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
  25. tussen de mazen (van het net) vissen (=creatief te werk gaan)
  26. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  27. dat houdt me op de been (=dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven gaan; daardoor houd ik het vol)
  28. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  29. driemaal is scheepsrecht (=de derde keer zal je wel gaan lukken)
  30. het kastje bij het muurtje laten blijven (=de dingen niet gaan overdrijven)
  31. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  32. de gelegenheid bij de haren grijpen (=de kans niet laten voorbijgaan)
  33. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  34. over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
  35. de degens kruisen (=de strijd aangaan)
  36. het krijt ruimen (=de strijd opgeven, weggaan)
  37. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  38. het hoekje om gaan (=dood gaan)
  39. de tol aan de natuur betalen (=dood gaan)
  40. om een luchtje gaan (=dood gaan)
  41. de kraaienmars blazen (=dood gaan)
  42. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  43. Pietje de dood maait altijd. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  44. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  45. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  46. de draad oppakken (=doorgaan van de plaats waar je was gestopt)
  47. in het zakje blazen (=een ademtest ondergaan)
  48. voor paal/schut staan (=een blunder begaan voor de ogen van anderen (en schamen))
  49. een slaapmutsje nemen (=een borreltje nemen voor het slapen gaan)
  50. in de pen klimmen (=een brief gaan schrijven)

50 dialectgezegden bevatten `gaan`

  1. (De meeste mensen gaan dood in bed) gekscherend gezegd als iemand aangeeft naar bed te gaan. (=Op berre goat de meeste mens'n doohd) (Epers)
  2. `ich zal toeris goeën zègge dat Zjef heië nie thinnis ès, dan kan d'ne jóng dieëzen achtere no tous koeëme` (=`Ik zal bij u thuis gaan zeggen dat Jef vandaag niet bij hem thuis is, dan kan uw kind namiddag naar thuis komen.`) (Genker)
  3. 'k goin moan seir teu deu (=ik ga naar huis gaan) (Overijses)
  4. 'k gon no m'n uus gon patèle eejten (=ik ga naar huis gaan middageten) (Brugs)
  5. 'k hoop dat ze gauw opkrazz'n (=ik hoop dat ze snel naar huis gaan) (Westerkwartiers)
  6. 'k zal m'n gat maar weer onger min erreme neme (=ik zal maar weer eens aan het werk gaan) (Wierings)
  7. 'k zien liever heur iele dan heur tiëne (=Ik zie ze liever gaan dan komen) (Antwerps)
  8. 'k Zijn den bos in, 'k Kruip in mijne nest (=Ik ga gaan slapen) (Sinnekloases en niekaarks)
  9. 'n Snee pap mi 'n hoondenaa (=Op de vraag `wat gaan we eten` indien er niets is) (Bevers)
  10. 'n sortietsje placeren (=op café gaan) (Waregems)
  11. 't akkooërd zijn mee (=akkoord gaan met) (Waregems)
  12. 't es ermój troef (=Zegt men o.a. als er niet veel meer in huis is en het hoogtijd is om naar de winkel te gaan) (Stals)
  13. 't goa kattejongn spoy'n, 't goa vloag'n (=we gaan een regenvlaag krijgen) (Waregems)
  14. 't hès van de zulle lwopn (hès=gras; zulle=drempel) (= (te) vaak bij iemand op bezoek gaan) (Izegems)
  15. 't holletje op (=naar boven gaan) (Rotterdams)
  16. 't is berregoanstied (=het is tijd om naar bed te gaan) (Westerkwartiers)
  17. 't is buugn of bestn (=het is toegeven of ten onder gaan) (Veurns)
  18. 't is ier a duvekot (=het is hier een komen en gaan) (Nieuwpoorts)
  19. 't lopt over te veul schiev'm (=er zijn te veel personen die er over gaan) (Westerkwartiers)
  20. 't nest induuke (=Naar bed gaan) (Renkums)
  21. 't nest induuken (=Naar bed gaan) (Renkums)
  22. 't oale vleis mut eerst op (=Oude mensen gaan eerst dood) (Vechtdals)
  23. 't roer omgooi'n (=een andere koers gaan volgen) (Westerkwartiers)
  24. 't sjchip op zien (=ervandoor gaan) (Veurns)
  25. 'T spel es hespe (=het zal niet meer gaan) (Oudenaards)
  26. 't Zal 'n farme blus goun duun. (=Het zal fel gaan regenen) (Bevers)
  27. 't zal wel goan, ne manke goa uuëk (=het zal wel gaan (een manke gaat ook)) (Wichels)
  28. 't zwin deur de bjêten joagn (=eens goed uit de bol gaan) (West-Vlaams)
  29. ‘k zij d’er espres achter geweest (=Ik ben dat speciaal gaan halen) (Kaprijks)
  30. aagter iet goan (=iets gaan halen) (Brakels)
  31. Aan de gallemieze liggen, Naar de gallemieze gaan (=Naar de klote gaan) (Amsterdams)
  32. aan zied goan (=naar bed gaan) (Oldambsters)
  33. aane körse gaon (=op de versiertoer gaan) (Weerts)
  34. Achter d'n gebreide n'onderbroek kruipe (=Naar bed gaan) (Bergs)
  35. adder wiëne zürg terviër datte kaase dierder zin dan de gateau zelf (=met het ouder worden, gaan de kaarsen duurder zijn dan de taart) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. afgoen (=naar het stadscentrum gaan) (Hals)
  37. agther is ut kermis (=je moet achter om binnen gaan) (Eindhovens)
  38. akker over aâ gaon (=steeds rechtdoor gaan) (Hams)
  39. al vallend graut wiëne (=zonder tegenwind kan geen vlieger omhoog gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. al vèèrig, lót goeën dèèn trein (=alles ingesteld, laten we gaan) (Genker)
  41. allee treute, we zijme vuurt, ik zal eu thuis ne kier tuugen woar dat Belfort echt stoat (=kom schat, we gaan naar huis voor een romantische nacht) (Gents)
  42. alles toesmoiten (=in de remmen gaan) (Moorsel)
  43. an de reet gaan (=weggaan) (Westfries)
  44. an den oals bringn (=kapot laten gaan) (Knesselaars)
  45. an den ols kommen (=omkomen, stuk gaan) (Veurns)
  46. aoënt verkeird adres zittë (=bij de duivel te biechten gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. as 't weer meesloagt gommen..... (=als het weer goed blijft gaan we....) (Sint-Niklaas)
  48. As het voezing es, dan goan we voeze. (=Wanneer het verkiezing is gaan we stemmen) (Walshoutems)
  49. As pisse plasse weurtj, begintj ut gezeik (=niet te deftig gaan doen, want.....) (Weerts)
  50. asset toerës nie kons keire, moessët nie op een aandër gon leire (=als jet het thuis niet kan uithouden moet je anderen niet gaan vervelen) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen