Spreekwoorden met `er zijn`

Zoek

40 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `er zijn`

  1. aan de zwabber zijn (=een onbezorgd leventje leiden)
  2. aan de zwier zijn (=uitgaan, drinken)
  3. aan het eind van zijn akker zijn (=het geld is op)
  4. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  5. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  6. de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
  7. een nul in het cijfer zijn (=niets in te brengen hebben)
  8. een nummer zijn (=van weinig betekenis zijn of althans zo behandeld worden)
  9. een zoon van zijn vader zijn (=het karakter van zijn vader hebben)
  10. er zijn altijd meer zwijgers dan sprekers (=lang niet iedereen komt altijd voor zijn mening uit)
  11. er zijn buik van vol hebben (=er genoeg van hebben)
  12. er zijn geen rozen zonder doornen (=bij elk geluk is er ook verdriet)
  13. er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
  14. er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
  15. er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
  16. er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
  17. er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
  18. er zijn neus voor optrekken (=zich te goed vinden om iets te doen)
  19. er zijn pink wel voor willen geven (=iets heel graag willen hebben)
  20. er zijn tanden inzetten (=vasthoudend zijn, niet snel opgeven)
  21. er zijn tenten opslaan (=ergens verblijven, zich ergens vestigen)
  22. er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
  23. er zijn zinnen op zetten (=iets graag willen hebben)
  24. geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
  25. het ei wil wijzer zijn dan de kip (=kinderen willen wijzer zijn dan de ouders)
  26. iemand onder zijn vleugels nemen (=iemand beschermen of verzorgen)
  27. iets aan de knikker zijn (=iets niet in orde of aan de hand zijn)
  28. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  29. in het donker zijn alle katten grijs/grauw (=als de situatie niet duidelijk is, zijn de zaken niet goed te beoordelen)
  30. leer om leer zijn (=op gelijke manier straffen als de maner waarop iemand in de fout gegaan is)
  31. niet kousjer zijn (=niet deugen)
  32. onder water zijn (=afwezig zijn)
  33. onder zijn scepter brengen (=ondergeschikt maken)
  34. over zijn nek gaan (=overgeven, braken, iets vies vinden)
  35. over zijn toeren (=ontredderd)
  36. van de behoudende leer zijn (=conservatief zijn)
  37. vroeg in de weer zijn (=vroeg aan het werk zijn)
  38. waar niets is verliest de keizer zijn recht (=van wie niets heeft, kan men niets vorderen)
  39. wel onder zijn zolen kunnen schrijven (=wel mogen vergeten)
  40. zo mager zijn als een garnaal (=zeer mager zijn)

39 betekenissen bevatten `er zijn`

  1. Abraham gezien hebben (=50 jaar of ouder zijn)
  2. het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
  3. goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
  4. primus inter pares (=de beste onder zijns gelijken)
  5. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  6. in de lucht hangen (=dreigen te gebeuren - onzeker zijn)
  7. goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
  8. er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
  9. er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
  10. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  11. er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
  12. er is onkruid onder de tarwe (=er zijn minderwaardige goederen (of personen) tussen de betere)
  13. niet over rozen gaan (=er zijn nogal wat moeilijkheden)
  14. alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
  15. er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
  16. alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
  17. vel over been zijn (=erg mager zijn)
  18. je botten kunnen tellen (=erg mager zijn)
  19. vast in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
  20. stevig in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
  21. iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
  22. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  23. gehuisd en gehoofd zijn (=gegoede burger zijn)
  24. van de houvast zijn (=gierig of mager zijn)
  25. het is volle bak (=het is helemaal uitverkocht; er zijn heel veel mensen)
  26. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  27. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  28. de tramontane kwijt zijn (=het spoor bijster zijn)
  29. maart roert zijn staart (=in maart kan het nog stormachtig weer zijn)
  30. het ei wil wijzer zijn dan de kip (=kinderen willen wijzer zijn dan de ouders)
  31. de natuur gaat boven de leer (=men volgt eerder zijn karakter dan hetgeen men leert)
  32. door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
  33. onder de vleugels nemen (=onder zijn hoede nemen)
  34. uilen naar Athene brengen. (=onzinnig werk (er zijn al wijzen=uilen genoeg in Athene))
  35. het hart op de lippen hebben (=over zijn emoties durven praten - alles zeggen wat men denkt)
  36. gestolen kunnen worden (=van geen belang meer zijn - niet langer nodig zijn)
  37. zwaar op de hand zijn (=zeer ernstig/zwaarmoedig van karakter zijn)
  38. met de konijnen door de tralies kunnen eten (=zeer mager zijn)
  39. zo mager zijn als een garnaal (=zeer mager zijn)

46 dialectgezegden bevatten `er zijn`

  1. 't 'n Hee giene noame (=er zijn geen woorden voor) (Lovendegems)
  2. 't Is gien doodwond. (=er zijn erger dingen.) (Zaans)
  3. 't is niet altied rozegeur en moaneschien (=er zijn ook wel eens dagen dat het wat minder gaat) (Westerkwartiers)
  4. 't lopt over te veul schiev'm (=er zijn te veel personen die er over gaan) (Westerkwartiers)
  5. 't stikt 'r de moord van (=er zijn er veel) (Roosendaals)
  6. 't zien nog katjes die melk meugn (=er zijn nog anderen op belust) (Veurns)
  7. 't zijn der die... (=er zijn er die...) (Waregems)
  8. ‘t kientsjen eed-ejkes gekakt (=er zijn suikerbonen) (Kaprijks)
  9. ’t Is amal da niet, ’t es da kind zonder huefd da langs zijn poepken pap moe eedn. (=Dat is niet erg, er zijn veel moeilijker op te lossen problemen.) (Evergems)
  10. Ach, Brand is erger. (=er zijn wel ergere dingen in het leven .) (Utrechts)
  11. as alle lewaed stop konste de rès heire (=er zijn vele geluiden, maar slechts 1 stilte) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. bin dr die at er nie bin me toch mossen wezen (=er zijn) (Zeeuws)
  13. d'r benn'n koapers op de kust (=er zijn er meer die dat willen hebben) (Westerkwartiers)
  14. d'r benn'n meer huuz'n as kerk'n (=er zijn meer werklui dan rijkelui) (Westerkwartiers)
  15. d'r benn'n meer koapers op 'e kust (=er zijn meer belangstellenden) (Westerkwartiers)
  16. d'r is tevuul dak op 't huis (=er zijn teveel meeluisteraars) (Huizers)
  17. d'r zijn d'r veul van (=er zijn er veel) (Roosendaals)
  18. d' r benn' n aanwiezings . . . . (=er zijn tekenen . . . . .) (Westerkwartiers)
  19. Dao zeen manskaerels diej ein wolk van ein vrouw höbbe. Es diej dus ins weg is sjientj de zón! (=er zijn mannen die een wolk van een vrouw hebben. Wanneer die dus weg is schijnt de zon!) (Kinroois)
  20. de moes nie heiligër zin dan de paus (=doe maar gewoon, er zijn al gekken genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. den ene mok ët bèd op en den aandre geet trop ligge (=er zijn er altijd die profiteren van het zweet van anderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. den éne zen daud es den andere ze braud (=er zijn altijd profiteurs) (Bilzers)
  23. den ene zënen daud, èsten aandre ze braud (=er zijn altijd lijkenpikkers) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Der bint leu dee nich van gedachtn veraandert; mer dee deankt nooit noa (=er zijn mensen die nooit van gedachte veranderen, maar deze mensen denken dan ook nooit na) (Twents)
  25. der ès a op slegter papier geschreevn (=er zijn er minder mooie) (Brakels)
  26. der zitte storinge opte laajn (=er zijn meningsverschillen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. deris daor ontaort veul volluk gewiest (=er zijn daar heel veel mensen geweest) (Oudenbosch)
  28. det is neet zoeë erg as ein bein gebraoke (=het valt mee; er zijn ergere dingen) (Heitsers)
  29. dink aan ‘t elfdje gebod: laot dich neet kloeëte (=waarschuwing (ironisch; er zijn maar tien geboden)) (Heitsers)
  30. doeë zin ook eer mèt twei dojers (=er zijn mensen die altijd geluk hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. Effies aige bedankt, jonges (=er zijn meer gasten dan verwacht werd, er is misschien wat krap koek / taart enz.) (Zaans)
  32. er zijn voeten aan voagen (=lak hebben aan) (Lovendegems)
  33. hae loet ze laeve (=de beroepsmilitair schoot er zijn hachje bij in) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. ich bèn ich en nie dich ! (=wees jezelf, er zijn al anderen genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. ij geeft er zijên êën droi an (=hij maakt er zijn eigen verhaal van) (Kaprijks)
  36. je ebbe apostele en Bunskoeters (=verschil moet er zijn) (Volendams)
  37. je hemm'm vette en moagere joar'n (=er zijn betere en slechtere tijden) (Westerkwartiers)
  38. letj op, der zèn latten on 't dek (=let op wat je zegt, er zijn kinderen in de buurt (die kunnenhoren wat je zegt) ) (Meers)
  39. moeits: Ei lèit er zijn moeits ni over (=Vrouwenversierder) (Lebbeeks)
  40. Op tongersdei binne der twa froulju (=er zijn op donderdag 2 meiden) (Fries)
  41. strond on de kerre (=er zijn problemen) (Zottegems)
  42. stront on de kèrre (=er zijn problemen) (Meers)
  43. Ut borst hier van de mossen (=er zijn hier heel veel musjes) (Westlands)
  44. verlies lijden (=er zijn broek aan scheuren) (Lovendegems)
  45. Vollek (=Even laten weten dat wij er zijn) (Bredaas)
  46. zën ooge goed de kos gaeve (=alles goed bekijken (om er zijn voordeel mee te halen)) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen