Spreekwoorden met `en wat`

Zoek

20 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `en wat`

  1. boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
  2. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  3. dat staat als een paal boven water (=dat is een absolute zekerheid)
  4. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
  5. eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
  6. geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
  7. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  8. het is melk en water (=het is een futloze zaak)
  9. iedereen wat van de stokvis (=eerlijk delen)
  10. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  11. laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
  12. met een waterzeil thuiskomen (=doornat zijn)
  13. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  14. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)
  15. twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
  16. verdrinken eer men water gezien heeft (=mislukken voordat het begonnen is)
  17. weer boven water komen (=weer tevoorschijn komen)
  18. weten wat de klok slaat (=weten hoe laat het is)
  19. weten wat voor vlees men in de kuip heeft (=weten met wat voor iemand men te doen heeft)
  20. zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)

81 betekenissen bevatten `en wat`

  1. naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat iemand vraagt)
  2. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  3. de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
  4. zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)
  5. iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
  6. de deksel van de pot aflichten. (=bekendmaken wat voorheen verborgen was)
  7. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  8. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  9. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  10. het rijk alleen hebben (=doen en laten wat je wil)
  11. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  12. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  13. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)
  14. je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
  15. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  16. er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
  17. onder de neus wrijven (=duidelijk zeggen wat er van gevonden wordt)
  18. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  19. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
  20. eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
  21. je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
  22. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  23. gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
  24. iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
  25. iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
  26. iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
  27. iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
  28. iemand de oren wassen (=iemand zeggen wat die fout gedaan heeft)
  29. iets aan het licht brengen (=iets bekend maken wat verborgen is)
  30. de stoute schoenen aantrekken (=iets doen wat moed vergt. (`stout` in de oude betekenis van `dapper`))
  31. een open deur intrappen (=iets doen wat niet nodig is of iets wat al gezegd of gedaan is nog een keer doen)
  32. vijgen na Pasen (=iets doen wat te laat komt)
  33. op rotsen ploegen (=iets doen wat tevergeefse moeite is)
  34. tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
  35. iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
  36. uit de school klappen (=iets vertellen wat men niet mag zeggen)
  37. naar de heilige graal streven (=iets willen bereiken wat niet te bereiken is)
  38. aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)
  39. je verdiende loon krijgen (=krijgen wat hem toekomt (meestal iets slecht))
  40. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  41. wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
  42. je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
  43. binnen de lijntjes kleuren (=netjes handelen, niets doen wat niet mag)
  44. je ogen niet geloven (=niet geloven wat men ziet)
  45. naar zijn woorden zoeken (=niet goed meer weten wat te zeggen)
  46. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  47. niet aan zijn trekken komen (=niet krijgen wat men wil)
  48. het hoofd verliezen (=niet meer weten wat te doen)
  49. het hoofd kwijt (=niet meer weten wat te doen)
  50. het hoofd loopt me om (=niet meer weten wat te doen (bv bij drukte))

10 dialectgezegden bevatten `en wat`

  1. ...en guel den annekesnest (=... en wat weet ik niet nog allemaal / enzovoort) (Lochristis)
  2. de verroader slept nooit (=kijk uit waar- en wat je zegt) (Westerkwartiers)
  3. en tuuns? (=en wat dan nog?) (Brakels)
  4. hennige minsen hèmme hennige zoake en dei ze nie hèmme, lótte ze zich moake (=handige mensen hebben handige zaken en wat ze niet hebben, laten ze zich maken.) (Genker)
  5. in tans (=en wat dan nog) (Kaprijks)
  6. Kum se in de stad, en wat suus ze, Pruuse (=Kom je in de stad, zie je alleen maar Duitsers) (Venloos)
  7. Kump se in Venlo en waat zuus se? ... Pruuse! (=Kom je in Venlo en wat zie je?... Duitsers!) (Veldens)
  8. ouw poependik (=een oude en wat forsere man) (Mestreechs)
  9. tis wir kaoj wir war willeke..........., jè woutje, wènne wènd òk, war....!! (=het is wederom slecht weer willy.....ja woutje, en wat waait het ook hard.........!!) (Tilburgs)
  10. wat nau gezoenge (=en wat nu) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen