Spreekwoorden met `eed`

Zoek

31 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eed`

  1. aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
  2. al lang en breed (=al lange tijd)
  3. buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  4. dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
  5. de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
  6. een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
  7. een nieuwe lap op een oud kleed (=een zinloze toevoeging)
  8. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  9. geen duimbreed wijken (=niet toegeven of toegeven aan druk.)
  10. geen handbreed wijken (=niet opzij gaan, nooit bang is)
  11. geen strobreed in de weg leggen (=in geen enkel opzicht hinderen)
  12. geen strobreed wijken (=niets toegeven of niet van mening veranderen)
  13. geen voetbreed wijken (=hard op zijn standpunt blijven)
  14. gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt gaat de verkoop sneller)
  15. goed gereedschap hangt onder een afdak. (=ik ben wel te dik maar mijn ‘gereedschap` (de penis) werkt nog goed.)
  16. goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
  17. herenzonden boerenleed. (=de gewone mensen boeten voor de fouten van de mensen met macht)
  18. het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manier mee omgaan)
  19. het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
  20. het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
  21. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  22. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  23. iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
  24. iemand geen vingerbreed in de weg leggen (=iemand niets in de weg leggen , absoluut niet hinderen)
  25. iets breed uitmeten (=uitvoerig (overdreven) over iets praten)
  26. lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
  27. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  28. ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
  29. steeds verder van huis raken (=verder van je doel afraken)
  30. tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
  31. wie het breed heeft laat het breed hangen (=iemand die veel geld heeft kan veel geld uitgeven)

63 betekenissen bevatten `eed`

  1. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  2. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  3. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  4. al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
  5. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  6. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  7. alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
  8. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  9. ze waren fout (=collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog)
  10. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  11. voor ogen (=er steeds weer aan denken)
  12. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  13. in de aanslag brengen (=gereedmaken)
  14. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  15. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  16. bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  17. het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
  18. balsem in de wonde gieten (=het leed verzachten)
  19. niet vet kunnen soppen (=het niet breed hebben)
  20. wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
  21. alle molens vangen wind. (=iedereen die meedoet zal een deel van de opbrengst opeisen)
  22. een zondagskind (=iemand die steeds geluk heeft)
  23. een man van de klok zijn (=iemand die steeds precies op tijd is)
  24. een pechvogel (=iemand die steeds tegenslag heeft)
  25. iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
  26. zout in de wond strooien (=iemands leed verergeren)
  27. een zalfje op de wond (=iets dat het leed verzacht)
  28. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  29. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  30. hand over hand toenemen (=iets wordt steeds erger)
  31. goed gereedschap hangt onder een afdak. (=ik ben wel te dik maar mijn ‘gereedschap` (de penis) werkt nog goed.)
  32. de lenden omgorden (=je gereedmaken)
  33. meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
  34. het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
  35. de wereld wil bedrogen zijn. (=mensen trappen steeds weer in hetzelfde praatje)
  36. op salet zitten (=mooi aangekleed zijn en niet werken)
  37. de boot afhouden (=niet meedoen - afwachten)
  38. iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
  39. geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
  40. om de haverklap (=op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw)
  41. op je paasbest zijn (=op zijn best gekleed en goed verzorgd zijn)
  42. nooit troef verzaken (=overal bij zijn, altijd meedoen)
  43. veld winnen (=steeds belangrijker worden)
  44. iemand de oren afzagen (=steeds blijven aandringen)
  45. de mantel naar de wind hangen (=steeds de opinie van de anderen volgen)
  46. het op iemand gemunt hebben (=steeds dezelfde persoon die ergens last van heeft)
  47. van kwaad tot erger komen/vervallen (=steeds erger worden)
  48. iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
  49. de drempel platlopen (=steeds opnieuw bezoeken)
  50. te pas en te onpas (=steeds opnieuw, of het nu zin heeft of niet)

29 dialectgezegden bevatten `eed`

  1. A eed een bakkes veur aat op te kappen (=Hij is lelijk) (Ninoofs)
  2. a eed in zen roupen gesketen (=hij heeft afgedaan bij hem) (Trejjens)
  3. ae eed 'em verlaed (=hij is van leverancier veranderd) (Wichels)
  4. Au eed op 't zisterkot gezeetn (=Hij heeft geen opleiding gekregen) (Ninoofs)
  5. den denen eed in min roapen gescheten (=die heeft er bij mij gelegen) (Sint-Niklaas)
  6. die eed e lank blad (=die kan het goed uitleggen (...kan niet zwijgen) ) (Sint-Niklaas)
  7. doar durf ik mien haand niet veur ien 't vuur te steek'n (=daar durf ik geen eed op te zweren) (Westerkwartiers)
  8. doë staek ich m'n hand nie vér èn 't vier (=daar durf ik geen eed op doen) (Bilzers)
  9. E eed in men roupe gescheetn (=Hij heeft bij mij afgedaan) (Moorsel)
  10. éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
  11. ei (zè) eed e voddeken ô zèn (eur) tong (=hij (zij) lispelt) (Sint-Niklaas)
  12. ei eed e schietkroam (=hij heeft een slecht gebit) (Melseels)
  13. ei eéd e voddukkun ôn zèn tong (=hij lispelt) (Sint-Niklaas)
  14. ei eed een bees oan (=hij heeft iets teveel gedronken) (Sint-Niklaas)
  15. ei eéd een dikke pengs (=hij heeft een heel dikke buik) (Sint-Niklaas)
  16. ei eed een lamijnige stem (=hij heeft een trage, vervelende stem) (Sint-Niklaas)
  17. ei eed een makkefie (=hij heeft een koortsblaasje op de lip) (Sint-Niklaas)
  18. hij eed an ol in zen hand (=hij doet veel geld op) (Brakels)
  19. hij eed un bakkus om hout op te kappen (om boëmen op te klieven) (=hij is een lelijkerd) (Melseels)
  20. ij eed ' em ne kluuet afgetrokken (=hij heeft hem een ferme pee gestoofd) (Lokers)
  21. ij eed achter een bjirkerre geljuëbn (=iemand met sproeten) (Kaprijks)
  22. IJ eed de gaank der in (=Hij loopt snel.) (Roosendaals)
  23. ij eed e stik in zijn leize (=hij is zat) (Lokers)
  24. ij eed een bierlibbe [hij heeft een bierlip] (=hij drinkt graag een pintje) (Kaprijks)
  25. ij eed een peir oan (=hij is dronken) (Hams)
  26. noue eed ij toch in mijn roape gescheten (=Nu is hij voor mij te ver gegaan en ik zal hem dat betaald zetten) (Lokers)
  27. stront, wie eed a gesketen (=over een hoovaardig persoon wordt gezegd:) (Trejjens)
  28. z' eed eur pruts' n (=ze heeft haar maandstonden) (Hams)
  29. ze eed eur kap over de wjeir gesmeten (=een kloosterlinge die terug naar de wereld gaat) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen