31 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eed`
- aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
- al lang en breed (=al lange tijd)
- buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
- dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
- de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
- een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
- een nieuwe lap op een oud kleed (=een zinloze toevoeging)
- een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
- geen duimbreed wijken (=niet toegeven of toegeven aan druk.)
- geen handbreed wijken (=niet opzij gaan, nooit bang is)
- geen strobreed in de weg leggen (=in geen enkel opzicht hinderen)
- geen strobreed wijken (=niets toegeven of niet van mening veranderen)
- geen voetbreed wijken (=hard op zijn standpunt blijven)
- gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt gaat de verkoop sneller)
- goed gereedschap hangt onder een afdak. (=ik ben wel te dik maar mijn ‘gereedschap` (de penis) werkt nog goed.)
- goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
- herenzonden boerenleed. (=de gewone mensen boeten voor de fouten van de mensen met macht)
- het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manier mee omgaan)
- het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
- het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
- hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
- iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
- iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
- iemand geen vingerbreed in de weg leggen (=iemand niets in de weg leggen , absoluut niet hinderen)
- iets breed uitmeten (=uitvoerig (overdreven) over iets praten)
- lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
- met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
- steeds verder van huis raken (=verder van je doel afraken)
- tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
- wie het breed heeft laat het breed hangen (=iemand die veel geld heeft kan veel geld uitgeven)
63 betekenissen bevatten `eed`
- aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen)
- aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
- bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
- al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
- `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
- de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
- ze waren fout (=collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog)
- voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
- voor ogen (=er steeds weer aan denken)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- in de aanslag brengen (=gereedmaken)
- geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
- de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
- bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
- het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
- balsem in de wonde gieten (=het leed verzachten)
- niet vet kunnen soppen (=het niet breed hebben)
- wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
- alle molens vangen wind. (=iedereen die meedoet zal een deel van de opbrengst opeisen)
- een zondagskind (=iemand die steeds geluk heeft)
- een man van de klok zijn (=iemand die steeds precies op tijd is)
- een pechvogel (=iemand die steeds tegenslag heeft)
- iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
- zout in de wond strooien (=iemands leed verergeren)
- een zalfje op de wond (=iets dat het leed verzacht)
- het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- hand over hand toenemen (=iets wordt steeds erger)
- goed gereedschap hangt onder een afdak. (=ik ben wel te dik maar mijn ‘gereedschap` (de penis) werkt nog goed.)
- de lenden omgorden (=je gereedmaken)
- meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
- het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
- de wereld wil bedrogen zijn. (=mensen trappen steeds weer in hetzelfde praatje)
- op salet zitten (=mooi aangekleed zijn en niet werken)
- de boot afhouden (=niet meedoen - afwachten)
- iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
- geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
- om de haverklap (=op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw)
- op je paasbest zijn (=op zijn best gekleed en goed verzorgd zijn)
- nooit troef verzaken (=overal bij zijn, altijd meedoen)
- veld winnen (=steeds belangrijker worden)
- iemand de oren afzagen (=steeds blijven aandringen)
- de mantel naar de wind hangen (=steeds de opinie van de anderen volgen)
- het op iemand gemunt hebben (=steeds dezelfde persoon die ergens last van heeft)
- van kwaad tot erger komen/vervallen (=steeds erger worden)
- iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
- de drempel platlopen (=steeds opnieuw bezoeken)
- te pas en te onpas (=steeds opnieuw, of het nu zin heeft of niet)
29 dialectgezegden bevatten `eed`
- A eed een bakkes veur aat op te kappen (=Hij is lelijk) (Ninoofs)
- a eed in zen roupen gesketen (=hij heeft afgedaan bij hem) (Trejjens)
- ae eed 'em verlaed (=hij is van leverancier veranderd) (Wichels)
- Au eed op 't zisterkot gezeetn (=Hij heeft geen opleiding gekregen) (Ninoofs)
- den denen eed in min roapen gescheten (=die heeft er bij mij gelegen) (Sint-Niklaas)
- die eed e lank blad (=die kan het goed uitleggen (...kan niet zwijgen) ) (Sint-Niklaas)
- doar durf ik mien haand niet veur ien 't vuur te steek'n (=daar durf ik geen eed op te zweren) (Westerkwartiers)
- doë staek ich m'n hand nie vér èn 't vier (=daar durf ik geen eed op doen) (Bilzers)
- E eed in men roupe gescheetn (=Hij heeft bij mij afgedaan) (Moorsel)
- éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
- ei (zè) eed e voddeken ô zèn (eur) tong (=hij (zij) lispelt) (Sint-Niklaas)
- ei eed e schietkroam (=hij heeft een slecht gebit) (Melseels)
- ei eéd e voddukkun ôn zèn tong (=hij lispelt) (Sint-Niklaas)
- ei eed een bees oan (=hij heeft iets teveel gedronken) (Sint-Niklaas)
- ei eéd een dikke pengs (=hij heeft een heel dikke buik) (Sint-Niklaas)
- ei eed een lamijnige stem (=hij heeft een trage, vervelende stem) (Sint-Niklaas)
- ei eed een makkefie (=hij heeft een koortsblaasje op de lip) (Sint-Niklaas)
- hij eed an ol in zen hand (=hij doet veel geld op) (Brakels)
- hij eed un bakkus om hout op te kappen (om boëmen op te klieven) (=hij is een lelijkerd) (Melseels)
- ij eed ' em ne kluuet afgetrokken (=hij heeft hem een ferme pee gestoofd) (Lokers)
- ij eed achter een bjirkerre geljuëbn (=iemand met sproeten) (Kaprijks)
- IJ eed de gaank der in (=Hij loopt snel.) (Roosendaals)
- ij eed e stik in zijn leize (=hij is zat) (Lokers)
- ij eed een bierlibbe [hij heeft een bierlip] (=hij drinkt graag een pintje) (Kaprijks)
- ij eed een peir oan (=hij is dronken) (Hams)
- noue eed ij toch in mijn roape gescheten (=Nu is hij voor mij te ver gegaan en ik zal hem dat betaald zetten) (Lokers)
- stront, wie eed a gesketen (=over een hoovaardig persoon wordt gezegd:) (Trejjens)
- z' eed eur pruts' n (=ze heeft haar maandstonden) (Hams)
- ze eed eur kap over de wjeir gesmeten (=een kloosterlinge die terug naar de wereld gaat) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen