8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dun`
- door dik en dun (=in goede en slechte tijden / alles overhebben voor iemand)
- dun door de broek lopen. (=als iets niet mee zal vallen)
- dun snijden is het behoud van de worst. (=goed kunnen rondkomen door zuinig te zijn)
- dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
- het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is. (=iedereen is trots op zijn kinderen)
- het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manier herdoen)
- het is dun gezaaid (=het is zeldzaam)
- veel varkens maken de spoeling dun (=als je met veel bent, moet je ook met veel delen)
5 betekenissen bevatten `dun`
- dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
- een papieren zoldertje (=een dunne ijskorst)
- naast zijn schoenen lopen (=te veel eigendunk hebben)
- over het paard getild zijn (=te veel eigendunk hebben of een naar karakter hebben, doordat je zoveel geprezen of verwend bent)
- hoog te paard zitten (=verwaand zijn, eigendunk hebben)
50 dialectgezegden bevatten `dun`
- 'k hoor de moteur van dun otto ronken (=ik hoor de motor van de autodraaien) (Sint-Niklaas)
- 'k stong versteld in de slik mee dun auto (=ik stond vast in de modder met de auto) (Zaamslags)
- 'n Gooj vlaaj és dun van laer en dik van smaer (=Een goed gevulde vlaai) (Weerts)
- 't lópt um dun dör deboks (=bang zijn) (Genneps)
- ' k ben dun besten van de klas op een oar nô (=ik ben bijna de beste van de klas) (Sint-Niklaas)
- ' t is wir botter toe dun bojum (=het gaat weer goed tussen hen :) (Astens)
- ai was dun bout af (=hij was doodop) (Hulsters (NL))
- Ai zit in dun amigo (=hij zit in de gevangenis) (Hulsters (NL))
- aij zit nognie aon dun trok (=hij erft voorlopig nog niks) (Hulsters (NL))
- Al op un ouwejaorsavend, toen sloogh dun bakker zun waif, al mee un ete knuppel de velle van eur laif, ut waif dat wou nie soreke, de knuppel, die wouw nie breken, de knuppen, die brek ut waif, da sprak, o, wa rara dingen zain dat. wa zullewe dun bak (=liedje met Oudjaar) (Hulsters (NL))
- alles is in dun oak mè mij (=alles is in orde met mij) (Sint-Niklaas)
- Alles mit maote,zee de snieder en sleug zien vrouwe mit de ellestok (=Een ellestok is dun en geeft minder pijn maar straft wel) (Giethoorns)
- aon dun dunne staon (=diarree hebben) (Oudenbosch)
- bij dun bunker motte gij rechs (z) af (=van Oudenbosch via de Zeg naar Roosendaal) (Oudenbosch)
- bij dun dieje kundur ginne stok tusse krijge (=hij is iemand die maar aan een stuk door blijft praten) (Oudenbosch)
- D'r staot mer een dun zwaoidje gres op 't laand (=Het gras staat niet hoog) (Zwartebroeks)
- Dae haet te lang op de ledder gelaege (=Hij is heel erg dun) (Venloos)
- dae haet vluughaor (=hij heeft heel dun haar) (Heitsers)
- dao kins se de gezèt door laeze (=slappe koffie of een dun lapje vlees) (Heitsers)
- daor trektur gin eentje op dun aandere (=ze zijn allemaal verschillend) (Oudenbosch)
- daor verdiende un plekske in dun emel mee (=daar doe je een goed werk mee) (Oudenbosch)
- das dun ene tege dun aandere ommoo-g (=elkaar de loef afsteken) (Oudenbosch)
- das ne goeie om in dun kerseboom thaange (=hij ziet er uit als een vogelverschrikker) (Oudenbosch)
- das nie in dun aok (=dat klopt niet) (Oudenbosch)
- dat ès din gezêt (=dat is dun gezaaid) (Bilzers)
- de kons terdüraut kieke (=zo dun als een blad) (Bilzers)
- des dun dieju (=dat is hij, dat is hem) (Brakels (gld))
- det geit ‘m dun door de bóks (=hij is bang) (Heitsers)
- Die ef niet veule om bi'j te zetten (=Iemand die dun is) (Giethoorns)
- die ha nie af voor dun elevu en dan ist nog dun (=krenterig persoon) (Hulsters (NL))
- die is al mee naor dun bee-r gewiest (=die weet van de hoed en de rand) (Oudenbosch)
- Die is ok bij dun erste leuge nie gebarste! (=Als je een ander wil vertellen dat hij die persoon niet zomaar hoeft te geloven) (betuws)
- die ka wè deu un lampehlaas (=een dun iemand) (Zaamslags)
- Die kan wel deur een laampeglaas (=Heel dun persoon) (Giethoorns)
- die soep is wiep (=die soep is dun) (Sint-Niklaas)
- dik over dun (=korste weg) (Moes)
- dik over dun (=rechtdoor) (Wichels)
- dik over dun luëpen (=dwars door de velden zonder paden te volgen of zonder iets te ontzien recht op zijn doel afgaan) (Meers)
- dinne lik pompwoter (=zeer dun) (Veurns)
- door ‘t getuug gaon (=koppig doorwerken; ook door dik en dun gaan) (Heitsers)
- door kappes en tabak (=door dik en dun) (Heels)
- dun bakker Thee Dihge ston achter dun teunbank mar verkneujde alles, hij kaen bihter bakken (=De bakker Theo Degen stond met een hoedje op achter de toonbank, hij verprutste daar alles, hij kan beter bakken) (Ewijk (Euiwwiks))
- dun brommert (=de bromfiets) (Geldermalsens)
- dun deil (=de deel) (Geldermalsens)
- dun deur stit los (=De deur staat open) (Ewijk (Euiwwiks))
- dun deurbel tringelt (=de deurbel rinkelt) (Hulsters (NL))
- dun dieje het pietjes (=hij heeft hoofdluis) (Kerkdriels)
- dun dieje is nog stommer as ut achtereind van un verku (=iemand die erg dom is) (Riekevorts)
- dun dieje lust ok genne zuivere koffie (=Hij is niet te vertrouwen) (Heziks)
- dun dieje lust ok genne zuivere koffie (=Hij is onbetrouwbaar) (Heziks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen