13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de deur`
- dát doet de deur dicht (=dat wordt niet geaccepteerd)
- de deur platlopen (=steeds weer bezoeken)
- de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
- een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
- het ringetje van de deur kussen (=onderdanig / beleefd zijn voorbij geloofwaardigheid)
- het voor de deuren van de hel weghalen. (=ergens veel moeite voor doen)
- iemand de deur wijzen (=iemand wegsturen)
- iemand het gat van de deur wijzen (=iemand zeggen dat die het pand moet verlaten of iemand wegsturen)
- iets de deur uit doen (=iets wegdoen)
- met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
- ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
- voor de deur staan (=ieder ogenblik kunnen beginnen, komen)
- voor de rode deur moeten gaan (=voor het gerecht komen)
2 betekenissen bevatten `de deur`
- in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
- iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
50 dialectgezegden bevatten `de deur`
- 'k toande g'em 't goat van dn temmerman (=Ik wees hem de deur (gooide hem buiten) ) (Hansbeeks)
- 'n vrouw di-j völ in de deur stieët, zuuët neet wi-j 't binnen gieët (=een luie vrouw) (Weerts)
- As armoe de deur in komp, giet de liefde 't glas oet. (=Als er armoede komt, komt er ook ruzie) (Drents)
- As d'r nen Mona Lisa op de baank (e) zit kriegie nen kearl 't hoes nich oet.* (=Als er een Mona Lisa op de bank zit krijg je de man de deur niet uit) (Twents)
- aste mét zen haan én zen hoër zits, béste zau bij zen hiësene (=twijfel is de deur naar de wijsheid) (Bilzers)
- Bès doe in de kirk gebaore!! (=wordt gezegd tegen iemand die altijd de deur achter zich open laat) (Steins)
- bèste èn de kërk geboëre (=doe de deur dicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
- bindu in de kerk gebore (=iemand laat de deur openstaan) (Riekevorts)
- bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
- Bos hout voor de deur (=Schaamhaar) (Brabants )
- d'r stijt weer veul veur de deur (=er is weer veel te doen voor ons) (Westerkwartiers)
- Daar hij-je/hejje ze / Daar heppie ze/ daar zijn zu / o nee he? (laatste bij ongewenst bezoek) / Zandzakkuh voor de deur ! (=Daar heb je ze / hen ! (positief of negatief)) (Utrechts)
- daaw ut mar dur de deur deur! (=duw het maar door de deur!) (Tilburgs)
- dae gaaptj zich oet de her (=hij gaapt flink (her = scharnieren, als de deur ‘oet de her’ hangt, dan hangt hij dus uit de scharnieren)) (Heitsers)
- das nie bij de deur (=dat is ver weg) (Oudenbosch)
- dat deit de deur tow (=dat doet de deur dicht) (Mestreechs)
- dat doot de dure, deure too (=dat doet de deur dicht) (Twents)
- Dauidedauidaui (=door de deur door) (Overijses)
- De deu oep e spletje zette (=de deur op een kier zetten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de deur deur (=door de deur) (Bergs)
- de deur és uit’èrren auk (=de deur hangt scheef) (Meers)
- de deur is los (=de deur is open) (Arnhems)
- de deur oet de hengen lopen (=de deur plat lopen) (Drents)
- de deur prompt (=de deur gaat moeilijk open en dicht) (Sint-Niklaas)
- de deur stijt wiedwoag'ns oop'n (=dat is zo helder als maar kan) (Westerkwartiers)
- de deur stijt wiedwoagn's oop'n (=de deur staat wagenwijd open) (Westerkwartiers)
- de deur stijt woag'nwied oop'm (=je bent van harte welkom) (Westerkwartiers)
- de deur stoat los (=de deur staat open) (Wijchens)
- de deur vermauken (=de deur op slot doen) (Maldegems)
- de deur was los (=de deur was open) (Hulsters (NL))
- de deur' ip 'n gerre (=de deur op een kier) (Waregems)
- de deure is los (=de deur is open) (Achterhoeks)
- de deure lös doen (=de deur open doen) (Hoogeveens)
- de deure toedoen (=de deur dicht doen) (Waregems)
- de deure vaste doen (=de deur sluiten) (Ouwegems)
- de deure vermoak' n (=de deur op slot doen) (Hansbeeks)
- de deure vermoaken (=de deur op slot doen) (Eekloos)
- de dieëre aut hun hingsels lope (=de deur platlopen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de duure is los (=de deur staat open) (Twents)
- De EL komt erûit doe de déjr dicht want de EL komt er in. (=Er komt erg koude lucht naar binnen. Doe de deur dicht, t wordt erg koud hier) (Volendams)
- de goe goan en de slechte blijvn (=zoals de klompen aan de deur) (Knesselaars)
- de latste koe doet portje toe (=de laatste doet de deur dicht) (Kortemarks)
- De leste koe dot 't ekke toe (=Wie het laatst de deur uit gaat die doet de deur dicht) (Giethoorns)
- De leste koe dot 't ekke toe (=Wie het laatst de deur uit gaat, die doet hem dicht) (Giethoorns)
- De plank èn 't koêt! (=de deur dicht!) (Bilzers)
- de plank ènnet koet! (=doe de deur dicht!) (Bilzers)
- de stok stijt achter de deur (=er wordt gedreigd met straf) (Westerkwartiers)
- de wèg lopt ur ok langst de deur (=het ligt ook voor de hand) (Tilburgs)
- déja és gewoewen van no de mès te goan (=dat is iemand die de deur niet achter zich dicht trekt (verwijzend naar de kerkdeur die automatisch sluit)) (Tiens)
- Den hef ne beste bos hoolt veur de deur (=Iemand met een gevulde bh) (Twents)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen