Spreekwoorden met `dat ze`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dat ze`

  1. dat zet geen zoden aan de dijk (=dat is geen bijdrage van serieuze betekenis)
  2. roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (=verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is)

5 betekenissen bevatten `dat ze`

  1. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  2. een wig drijven tussen twee personen (=ervoor zorgen dat ze ruzie krijgen)
  3. ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
  4. `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  5. de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)

48 dialectgezegden bevatten `dat ze`

  1. 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
  2. 'k hoop dat ze gauw opkrazz'n (=ik hoop dat ze snel naar huis gaan) (Westerkwartiers)
  3. 't is nie ol evangelie dat de paster prikt (=je moet niet alles geloven dat ze zeggen) (Veurns)
  4. aste on intege minse een ploem gifs, dinke ze dat ze al vliëgel hêbbe (=sommigen krijgen een dikke nek als je ze teveel looft) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. aste on intege minse een ploem gifs, dinke ze dat ze al vliëgel hêbbe (=gooi maar niet teveel met bloemen, want ze gaan nog een dikke nek krijgen) (Bilzers)
  6. bau ne wil és, ésne waeg (=een vrouw kan je moeiteloos zover krijgen, dat ze ook doet wat ze zelf allang wilde) (Bilzers)
  7. Da ze denken dat ze Zwieten dan hemme ze genne kaa (=Wat zullen de mensen denken ....) (Herentals)
  8. das'ze slim woeërn, wiste we (=dat ze slim waren, wisten wij) (Meers)
  9. dasse geliek et (=dat ze gelijk heeft) (Brugs)
  10. dasse moa gauwe ulder skippe ofkeusn (=dat ze maar vlug vertrekken) (Lauws)
  11. dat ze men kloete kisse (=ze kunnen de pot op) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. datech naut bén getrauwd hét nie on mich gefraete, mér dat ze mich nauts hübbe gevroëg da kannech nie vergaete (=van niets spijt hebben is het begin van alle wijsheid) (Bilzers)
  13. de gees nog zinge as me geduld opgerok (=de kruik gaat zolang te water dat ze breekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de moes tich nie op ze nès loëte vange (=je moet goed uitkijken dat ze je niet gemakkelijk bedotten) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Den dag da ze mé maain biene no de notches zulle smaaite (=De dag dat ze met mijn benen naar de nootjes zullen gooien) (Brussels)
  16. Dje zôat se vijf elle veur ene frank geve (=Je zou ze belonen zonder dat ze er moeite voor gedaan heeft.) (Walshoutems)
  17. Een stroontmadam (=Een vrouw met streken die denkt dat ze beter is als anderen) (Herentals)
  18. Ein vrouw diej wiltj aafvalle mót mètdoon aan miss-verkezinge. Den heet ze kans det ze al es ieëste aafviltj! (=Een vrouw die wil afvallen moet meedoen aan de miss-verkiezingen. Dan heeft ze kans dat ze reeds als eerste afvalt!) (Kinroois)
  19. Ein vrouw mót altied good naodinke veur det ze zwiegtj! (=Een vrouw moet altijd goed nadenken voor dat ze zwijgt!) (Kinroois)
  20. Es m'n aan sommige minse e vaerke geuftj dinke ze det ze vleugels höbbe! (=Wanneer men aan sommige mensen een veertje geeft denken zij dat ze vleugels hebben!) (Kinroois)
  21. ët toppunt van vëtês : zoe rap sjeeë van zën tweide vroo, dat ze zën ieëste nog kan ènhaole (=toppunt van snelheid : je tweede echtgenote die de eerste nog bijbeent na de scheiding) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Ge moet ies een nuve piel in au uerapparoat steken want ik paas da ze leeg is. (=Je moet een niewe batterij in je hoorapparaat steken want ik denk dat ze leeg is.) (Vrasens)
  23. ge zie goe dasse in poziese is (=je ziet goed dat ze in verwachting is) (Heist-op-den-Berg)
  24. hij / zij is niet in duh wieg gesmoord (smoren is het oude woord voor verstikken (bijv door een kussen) Vroeger werden door moeders in paniek dat ze weer een kind zouden moeten grootbrengen de baby gesmoord .. soms het ondergeshoven kindje (onder het bed der ouders) Heel triest.. het gebeurde wel (=hij / zij is erg oud geworden) (Utrechts)
  25. ich geleef dat ze ë vèrke zin aoênt slachte (=die maakt zoveel lawaai alsof ze hem aan 't slachten zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Ich hoch n wolk van n vroo, mér nau dat ze voert és, sjaajnt de zon wir (=na regen komt zonneschijn) (Bilzers)
  27. ik wosse wiese wèsse won. (=ik wou dat ze wisten wat ze wilden.) (Tilburgs)
  28. k-kos nie begrèèpe dè se dè kosse (=ik kon niet begrijpen, dat ze dat konden) (Tilburgs)
  29. k-wo se begosse (=ik wou dat ze begonnen) (Tilburgs)
  30. Katijf (=Vrouw die klaagt dat ze het koud heeft) (Zelzaats)
  31. kwosse begosse. Dè zon ze wel doen asse mar kosse. (=ik wou dat ze begonnen. Dat zouden ze wel doen als ze konden.) (Tilburgs)
  32. kwosse et kosse. (=ik zou willen dat ze het konden.) (Tilburgs)
  33. Laat het touwgie (van de damesklompen) niet deurknippen. .. het land in was het de gewoonte om aan de bruid een paar nieuwe klompen mee te geven voor onder de bedstee. Soms waren de maiden zo prompt (trots) met dat kadogie dat ze het touwgie pas deurdeje als het krippie in de bedstee most. (=huwelijkscadeau) (Alblasserdams)
  34. loët dich nie èn zën maol(e) zitte (=zie dat ze je niet in je zakken zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. Mé mijn geld goan ze geen putjes zeeken. (=Mijn erfenis zal niet in de mate zijn dat ze kunnen feesten en brassen met alle gevolgen vandien…) (Evergems)
  36. më zustërkë stoeëkde de stoeëf zoe hêl dat zë zoeng en haajldë (=mijn zusje stookte de kachel zo hard dat ze zong en huilde) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. men hat blit as ich zien dat ze men haus platgoeje (=ik vindt het triest dat ze mijn huis afbreken) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. nau wiët ich bau daaj hërre moplagge stik (=je ziet aan de vorm dat ze opgevuld zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. Őt oer tèsse ta (=Pas op dat ze je niet bedriegen.) (Halle Booienhoves)
  40. seffës stamp ich tich tiëge zëne portemënei dat zë kleengeld geet rammële (=pas maar op dat ik je brievenbus niet beschadig) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. Sjoarstand bijt de leis out de wand, bijt ze dat ze kroake, dan wètste wei ze smoake. (=Snijtand bijt de luizen uit de wand, bijt ze dat ze kraken, dan weet je hoe ze smaken.) (Genker)
  42. Stroont wie hei me gescheete (=Vrouw met streken en denkt dat ze beter is dan anderen) (Herentals)
  43. ze hètten dikke K., mér ze zitter nie mét (=dat ze wat dik is, stoort haar niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. ze konne langer van mich kalle as van mich aete (=ik heb liever dat ze over me praten dan dat ze van me komen eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. ze lugt dat ze barst (=zij is een enorme leugenaar) (Westerkwartiers)
  46. zet van sintemedunk (=ze denkt dat ze ziek is) (Diesters)
  47. zie / die is zo schraoi dat ze rammelt (=ze is zo mager als een lat) (Putters)
  48. ziech mér daste sjaun trop stees (=het bliksemt, zie maar dat ze mooie foto's van je maken) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen