40 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bot`
- als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
- als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
- bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
- bot vangen (=ernaast pakken, het niet krijgen)
- boter aan de galg smeren (=tevergeefse moeite doen, iets zal niet helpen)
- boter bij de vis (=betaling bij de levering)
- boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
- boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
- botertje aan de boom zijn / het is botertje tot de boom (=alles gaat goed zonder problemen)
- botje bij botje leggen (=samen geld bijeen leggen om te betalen)
- botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
- daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
- dat is een klontje boter uit zijn pap (=dat kost een flink deel van zijn fortuin)
- de bot kunnen gallen (=een moeilijke taak aankunnen)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de boter en de kaas te dik gesneden hebben (=te veel verteerd hebben)
- de boter eruit braden (=het ervan nemen)
- een boterham met tevredenheid (=een (droge) boterham (zonder beleg))
- een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
- een glazen boterham. (=een glas jenever of bier)
- een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
- een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje (=voor een gewone broodmaaltijd moet niet te veel gebeden worden)
- een natte mei geeft boter in de wei (=weerspreuk)
- er met de botte bijl op inhakken (=ruw te werk gaan)
- het botert niet tussen hen (=ze kunnen niet goed met elkaar over weg)
- het is boter aan de galg gesmeerd (=het is zinloos, het kan niet helpen)
- het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
- het smelt als boter in de mond (=(van eten) het is erg mals)
- je bent om op te eten (met boter en suiker). (=beeldig, snoezig, hartveroverend, snoeperig.)
- je botten kunnen tellen (=erg mager zijn)
- je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
- met zijn gat in de boter vallen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
- met zijn neus in de boter vallen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
- tot op het bot uitzoeken (=zeer grondig uitzoeken)
- verkleumen tot op het bot (=het heel koud krijgen)
- vuile boter, vuile vis (=zonder goed gereedschap bereik je geen goede resultaten)
- wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
- wie zich voor hond verhuurt, moet de botten kluiven (=wie zich onderdanig gedraagt, wordt als knecht behandeld)
- ze is zo plat als een botje (scholletje) (=ze heeft bijna geen borsten)
- zo glad als boter (=erg glad - moeilijk te pakken te krijgen)
6 betekenissen bevatten `bot`
- steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
- op dat mes kun je naar Keulen rijden (=dat mes is erg bot)
- dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
- een boterham met tevredenheid (=een (droge) boterham (zonder beleg))
- steen en been vriezen. (=heel hard vriezen (alles wordt zo hard als steen en botten))
- een goeie vis moet drie keer zwemmen (=in het water, in de boter of kookvocht en in de wijn)
41 dialectgezegden bevatten `bot`
- 'k geejve mij bot (=ik geef het op; ik vind de oplossing niet) (Eekloos)
- 'k geve mè bot (=ik geef het op) (Kaprijks)
- 'n loopn'de hond vangt altied wel 'n bot (=iemand die onderweeg is krijgt altijd wel iets) (Westerkwartiers)
- 't mes is bot (=het mes snijdt niet) (Sint-Niklaas)
- aater de körf vèsse (=een visser die bot vangt) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste loemp bés zulste al és aater het nèt vange (=als je zo lomp bent als vis, kan je al eens bot vangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bot as 'n hieëp (=lomp gedrag) (Weerts)
- Dae es zoeë bot as 'n hieëp (=Die is wel heel erg stom) (Weerts)
- Dao kèns te op de blote vot mit nao Kölle rieje (=Als een schaar erg bot is:) (Sittards)
- Dao kin se mei op de vot nao Kölle (=Een bot mes) (Veldens)
- Daomet kense op dien vot nao Kaevelaer rieje (=Over een bot mes) (Tegels)
- daor kande mee op oew kont naor keulen rije (=een bot mes) (Kaatsheuvels)
- dat begroot mij hiel bot (=dat vind ik heel naar) (Westerkwartiers)
- Dat mes is zo stomp, ie kun er wel op naor Keulen rieden (=Een bot mes) (Giethoorns)
- dat mes(ding) is zö bot as 'n kónt (=een erg bot mes(ding)) (Wells)
- det mets is zoeë boet wie ‘ne kouter (=dat mes is heel erg bot (kouter = onderdeel van een ploeg)) (Heitsers)
- die's niet bot dudelk (=die is niet erg duidelijk) (Westerkwartiers)
- doa kènse op de nekse vot op noa Kevelaer (=(van) een bot mes) (Kessels)
- Doa kunder me er bloewet gat gon oepzitte (=bot mes) (Diesters)
- dür de bot vènsem trëg on de sjinkbank (=doorgaans vind je hem terug aan de toog) (Munsterbilzen - Minsters)
- één die onnerweeg'ns is vangt altied wat (=een lopende hond vangt altijd wel een bot) (Westerkwartiers)
- hae hoch aater et nét gevés (=de visser ving bot) (Munsterbilzen - Minsters)
- hie zit te puusten of hie een bot moet drieten (=hij zit te zuchten omdat het moeilijk is) (Putters)
- hij is niet bot snugger (=hij is niet erg pienter) (Westerkwartiers)
- kgeve mê bot (=ik geef het op) (Kaprijks)
- kloeët'n: Da mes es zoeë scherrep dagge der mé a bloeëte kloeët'n ként gaun op zitt'n (=Dat mes is bot) (Lebbeeks)
- ksteeke mij bot (=ik weet het niet) (Wetters)
- nau ëns te bot en dan wir te zot (=wispelturig) (Munsterbilzen - Minsters)
- op det mes künste mut dien blute koent op zitte (=dat is een bot mes) (Opglabbeeks)
- so seit bot (=zo gezegd zo gedaan) (Barnevelds)
- te bot (=jammer) (Westfries)
- tiëge de moer oplope (=bot vangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- tot aan de fiederlokken tou nat (=tot op het bot doorweekt) (Gronings)
- ze vong'n bot (=ze kregen nul op hun rekest) (Westerkwartiers)
- zit zau nie te sotse op tae knoëk (=blijf niet zuigen op dat bot) (Munsterbilzen - Minsters)
- znen aorienk bradde nie (=hij ving bot) (Kortemarks)
- zo bot es ne stront (=van een bot mes) (Kaatsheuvels)
- Zo stomp as un bot (=Erg bot gereedschap) (Hierdens)
- Zo stomp,ie kun er wel op naor Keulen (=Een bot mes) (Giethoorns)
- Zoa bot wie 'ne kouter (=Heel erg bot (van mes) ) (Gelaens (Geleens))
- Zö bót als ' n kó.nt (=Erg bot) (Genneps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen