Spreekwoorden met `Ga`

Zoek


307 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Ga`

  1. aan de Galg komen (=ter dood veroordeeld worden)
  2. aan de haal Gaan (=ergens mee vandoor gaan)
  3. aan de slag Gaan (=beginnen te werken, starten)
  4. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  5. aan hetzelfde euvel mank Gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  6. achter de rug om Gaan (=iets stiekem doen)
  7. achteruit Gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  8. al te wit is Gauw vuil. (=al te grote liefde is niet bestendig)
  9. alles door het halsGat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
  10. als apen hoger klimmen willen, ziet men Gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
  11. als de berg niet tot Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg Gaan (=genoegen nemen met wat er beschikbaar/mogelijk is)
  12. als de dagen lengen, Gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  13. als de Ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
  14. als de kat zich wast, komt er gewis een Gast (=als de kat zich wast komt er visite.)
  15. als de rechte Adam komt Gaat Eva mee (=gezegd van `n meisje dat liever niet wil trouwen)
  16. als de stok stijf staat is de uil Gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
  17. als de vos de passie preekt boer pas op je Ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
  18. als een furie tekeerGaan (=in razende woede tekeergaan)
  19. als een nachtkaars uitGaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  20. als het hemd scheurt dan heeft het een Gat (=wees niet vooraf al nodeloos bezorgd)
  21. als het niet Gaat zoals het moet, dan moet het zoals het Gaat (=als de ideale situatie niet haalbaar is, moet je je aanpassen aan de omstandigheden.)
  22. als het schip lek is, Gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  23. als ik ze niet hoef te hoeden laat ik de Ganzen Ganzen zijn (=ik bemoei me niet met andermans zaken als het niet hoeft)
  24. als je alles van tevoren weet, Ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  25. als warme broodjes over de toonbank Gaan (=zeer goed verkopen)
  26. als zwijnen aan de bak Gaan (=zonder te bidden gaan eten.)
  27. arbeiden als een Galeislaaf (=erg hard werken)
  28. arbeider in de wijnGaard des heren (=geestelijk beroep (priester,dominee) uitoefenend)
  29. beGaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  30. berGafwaarts Gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  31. bij de duivel te biecht Gaan (=bij de vijand om raad gaan)
  32. bij iemand nog wel kunnen schoolGaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  33. boter aan de Galg smeren (=tevergeefse moeite doen, iets zal niet helpen)
  34. boven de pet Gaan (=er niets van begrijpen)
  35. buiten de kerf Gaan (=als iets te ver gaat)
  36. buiten zijn boekje Gaan (=meer doen dan toegelaten)
  37. buiten zijn hoefslag Gaan (=hij heeft er geen invloed over)
  38. buiten zijn rekening Gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  39. daar zitten noGal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  40. dat Gaapt als een oven (=dat is onwaarschijnlijk)
  41. dat Gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
  42. dat Gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
  43. dat Gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
  44. dat Gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
  45. dat Gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  46. dat horen en zien je verGaat (=erg luid)
  47. dat is alGabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
  48. dat zijn de Alfa en de OmeGa. (=dat is het begin en het einde.)
  49. de alfa en omeGa (=het begin en het einde)
  50. de baars verGallen (=de zaak laten mislukken)

372 betekenissen bevatten `Ga`

  1. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten verGaan`)
  2. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten verGaan`)
  3. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten verGaan`)
  4. benen maken (=(haastig) wegGaan)
  5. de handen uit de mouwen steken (=aan de slag Gaan en aanpakken)
  6. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorGaan (met liegen))
  7. werelds goed is eb en vloed (=aardse goederen komen en Gaan)
  8. een zeperd halen (=afGaan)
  9. het loopt op rolletjes (=alles Gaat als vanzelf)
  10. botertje aan de boom zijn / het is botertje tot de boom (=alles Gaat goed zonder problemen)
  11. ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de Gaten houden)
  12. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een neGatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  13. als `t schip zinkt dan zinkt ook de lading (=als een zaak bankroet Gaat, dan is men meestal ook alles kwijt)
  14. komt tijd komt raad (=als er genoeg tijd overheen Gaat, komt de oplossing vanzelf)
  15. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te Gaan)
  16. morgen gaat het beter (=als het vandaag niet zo best is geGaan...)
  17. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk Gaat)
  18. buiten de kerf gaan (=als iets te ver Gaat)
  19. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd Gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te Gaan.)
  20. wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk Gaande is.)
  21. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug Gaat plagen)
  22. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit Gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  23. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel Gaan zitten)
  24. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorGaans zelf ook van)
  25. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets neGatiefs zegt kan dat leiden tot neGatieve gevolgen voor jezelf)
  26. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer Gaat doen)
  27. gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt Gaat de verkoop sneller)
  28. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand Gaat, kun je ervan uitGaan dat het goed Gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  29. gissen doet missen (=als je niet zeker bent van je zaak maar gokt, Gaat het meestal fout)
  30. ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt Ga je van alles mankeren)
  31. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft Gaan de dingen beter)
  32. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, Gaat het een keer mis)
  33. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, Gaat het zelden goed)
  34. draaien als een molen (=altijd meeGaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  35. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te Gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
  36. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arroGantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  37. de paal door de oven werken (=bankroet Gaan)
  38. de paal door de oven steken (=bankroet Gaan, zich te gronde richten)
  39. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed Gaat, meeleven met)
  40. breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel neGatieve dingen over vertellen)
  41. de toon aangeven (=bepalen welke richting het op Gaat)
  42. een reef in het zeil doen (=besnoeien in de uitGaven, bezuinigen)
  43. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer Gaan/razen)
  44. bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad Gaan)
  45. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe Gaan of boos bij iemand binnen komen)
  46. onder de mensen komen (=buitenGaan , mensen ontmoeten)
  47. tussen de mazen (van het net) vissen (=creatief te werk Gaan)
  48. dat gaat erin als klokspijs (=dat Gaat er gemakkelijk in)
  49. dat is van de baan (=dat Gaat niet door)
  50. dat staat op de agenda (=dat Gaat nog gebeuren; dat Gaat nog besproken worden)

50 dialectgezegden bevatten `Ga`

  1. `k goai bekant van mun eige af (=ik Ga zowat van mijn stokje) (Kerkdriels)
  2. ' k gô minnen beste vriend ies e polleke geven ; 'k gô min petettjes ies afgieten, 'k gô pissen (=ik Ga een plasje doen) (Sint-Niklaas)
  3. 'gkon commisse doon (=Ik Ga boodschappen doen) (Vilvoords)
  4. 'k Ga ff de vullis (of kliko) aan de dijk zetten (=Ik Ga even de vuilnis aan de weg zetten) (Lopiks)
  5. 'k Ga versteekn (=ik krijg mijn eten niet meer op) (Waregems)
  6. 'k Gao op 'n huus an (=ik Ga naar huis) (Sallands)
  7. 'k Gaun in meun kip, in meunen tram (=ik Ga slapen) (Maldegems)
  8. 'k Geun ondert meiter platligge (=Ik Ga slapen) (Mechels (BE))
  9. 'k go em op zijn muijle smijt'n (=ik Ga hem slaan) (Oudenhoofs)
  10. 'k gô mè ertus (koekus, kloavurs, schippus) uitgoan (uitkommen) (=ik Ga met harten (......) beginnen spelen (kaartspel) ) (Sint-Niklaas)
  11. 'k gô mè schodderen (=ik Ga mij wassen) (Sint-Niklaas)
  12. 'k go min dochter de noad loaten doen (=ik Ga mijn dochter de naaistiel laten leren) (Sint-Niklaas)
  13. 'k go min kleeren uitspelen (=ik Ga mij uitkleden) (Sint-Niklaas)
  14. 'k goa dn ne wiep tee'n zijn kloôtn geevn (=ik Ga hem een trap in zijn kont geven) (Waregems)
  15. 'k goa goan viss'n in de vijvre (=ik Ga vissen in de vijver) (Evergems)
  16. 'k goa mee mee eu (=ik Ga met u mee) (Gents)
  17. 'k goa mie Gan ontzeil'n (=ik Ga mij omkleden) (Wevelgems)
  18. 'k Goa mij een buiksken zetn (=Ik Ga eens flink eten) (Zelzaats)
  19. 'k goa mij smijt'n (=ik Ga mij riskeren) (Waregems)
  20. 'k goa mijn matte oprolle, 'k goa mijn schuppe of maane buut afkuise (=Ik Ga weg) (Gents)
  21. 'k goa nekieër goan goan zien (=ik Ga naar huis) (Kaprijks)
  22. 'k goa noar mijn treeze, kruip in mijne nest (=ik Ga naar mijn bed) (Gents)
  23. 'k goen em ne kluut afdroaie (=ik Ga hem een peer stoven) (Hals)
  24. 'k goin moan seir teu deu (=ik Ga naar huis Gaan) (Overijses)
  25. 'k gon iën'n Gau smueren (=Ik Ga een jointje roken) (Hams)
  26. 'k gon is zing of dak nog ne joenge zaain (=ik Ga naar het wc) (Antwerps)
  27. 'k gon ma een betj'n afkappen (=ik Ga een dutje doen) (Meers)
  28. 'k gon mé en betjen afkappen (=ik Ga een dutje doen) (Aalsters)
  29. 'k gon no m'n uus gon patèle eejten (=ik Ga naar huis Gaan middageten) (Brugs)
  30. 'k gon nooit etwosten nortoeë (=ik Ga nooit ergens naartoe) (Veurns)
  31. 'k gon nor mennen tram (=ik Ga naar bed) (Antwerps)
  32. 'k gou de petètten aufgieten (=ik Ga plassen) (Lokers)
  33. 'k gou ne ker woar da de keuning ok te voet goat (=Ik Ga naar het toilet) (Lokers)
  34. 'k Ho no kottem. (=Ik Ga naar huis.) (Koekelaars (Koukeloars))
  35. 'k Ho no wo dat de keunink te voete goat. (=Ik Ga naar het toilet.) (Koekelaars (Koukeloars))
  36. 'k moe scheiten alzun jong veule mea kooi dérm (=ik Ga naar het toilet) (Schijndels)
  37. 'k rij ne keer toe an terp (=ik Ga op café) (Oosteekloos)
  38. 'k skei deraf en nei'm d'ruit (=ik stop ermee en Ga weg) (Udens)
  39. 'k stuuk van 't of (=Ik Ga ervandoor) (Axels)
  40. 'k za êm ne kiër ne poader schiwdren (=ik Ga hem eens een loer draaien) (Kaprijks)
  41. 'k zal 'em de oor'n es wass'n (=ik Ga hem eens stevig aanpakken) (Westerkwartiers)
  42. 'k zal op en bedde (=ik Ga naar bed) (Urkers)
  43. 'k zen schampavie (=Ik Ga ervan door) (leuvens)
  44. 'k Zijn den bos in, 'k Kruip in mijne nest (=Ik Ga Gaan slapen) (Sinnekloases en niekaarks)
  45. ‘tsa nie gepast zijn (=daar Ga je problemen mee hebben) (Kaprijks)
  46. ' k Gao weier (=Ik Ga verder) (Liempds)
  47. ' k go m' n eige thuus bringe (=Ik Ga naar huis) (Ouddorps)
  48. ' k gô mè ies goe schrobberen (=ik Ga mij eens heel goed wassen) (Sint-Niklaas)
  49. ' k go nog nie no ruus, belange nie (=ik Ga nog niet naar huis, zeker niet) (Bachten de kupes)
  50. ' k gon no ' t koptje van ' thooft goan (=ik Ga me zelfmoorden) (Ostêns)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen