Spreekwoorden met `ei`

Zoek


411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ei`

  1. ze staat in haar eigen licht (=ze is trots op zichzelf)
  2. zelfkennis is het begin van alle wijsheid (=men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven)
  3. zelfs de beste breister laat wel eens een steekje vallen (=ook al kan iemand iets heel goed, hij of zij zal ook wel eens een fout maken; dat is vergeeflijk)
  4. zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
  5. zijn schip voert te grote zeilen (=te veel geld uit geven)
  6. zijn zeis in een anders koren slaan (=stelen, zich in het werk van iemand anders bemoeien)
  7. zo dom als het achtereind van een koe/varken (=erg dom)
  8. zo dronken als een reiger (=stomdronken)
  9. zoals het reilt en zeilt (=zoals het zijn gangetje gaat)
  10. zuinigheid die de wijsheid bedriegt (=op kleine dingen bezuinigen kan grotere gevolgen hebben)
  11. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)

768 betekenissen bevatten `ei`

  1. van eeuwigheid tot amen duren (=iets duurt heel erg lang, er komt maar geen einde aan)
  2. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  3. zwaar op de maag liggen (=iets een moeilijk probleem vinden)
  4. iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
  5. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  6. er de boot mee ingaan (=iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid)
  7. haken en ogen geven (=iets heeft veel moeilijkheden)
  8. een hard gelag zijn (=iets is moeilijk te dragen)
  9. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  10. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  11. iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
  12. de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
  13. een snoek op zolder zoeken (=iets onmogelijks zoeken, vergeefse moeite doen)
  14. je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
  15. de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
  16. iets in zijn schild voeren (=iets van plan zijn, een geheim hebben, stilzwijgend een plan uitvoeren)
  17. de voet dwars zetten (=iets verhinderen of bemoeilijken)
  18. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  19. er als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
  20. iets in het getouw zetten (=iets voorbereiden)
  21. een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
  22. met een metworst naar een zij spek gooien (=iets weinig waardevols opofferen om iets waardevols terug te krijgen)
  23. naar de heilige graal streven (=iets willen bereiken wat niet te bereiken is)
  24. dat zal hem niet glad zitten (=iets zal niet meevallen en moeilijk zijn)
  25. op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
  26. als ik ze niet hoef te hoeden laat ik de ganzen ganzen zijn (=ik bemoei me niet met andermans zaken als het niet hoeft)
  27. ik geloof er in als een jood in Jezus Christus (=ik geloof er maar weinig in)
  28. als een nachtkaars uitgaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  29. hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
  30. en petit comité (=in een klein genootschap, in het geheim)
  31. in de penarie zitten (=in grote moeilijkheden zitten)
  32. kunnen zakken en verkopen (=in handigheid ver overtreffen)
  33. in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  34. in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  35. je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
  36. vuil water blust ook vuur. (=in moeilijke situaties moet je creatief en niet te kieskeurig zijn)
  37. in het ongewisse (=in onzekerheid)
  38. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  39. in het niet zinken (=in vergelijking met iets anders nog weinig waarde hebben)
  40. in de broei zitten (=in verlegenheid zitten)
  41. in concreto (=in werkelijkheid)
  42. aan de heidenen overgeleverd (=in zware moeilijkheden - in de macht van mensen zonder scrupules)
  43. je voor de kop schieten (=inzien dat men een grote stommiteit gedaan heeft - zelfmoord plegen)
  44. vette en magere jaren (hebben) (=jaren met meer welvaart en minder werkloosheid en jaren met minder welvaart en meer werkloosheid)
  45. je bent de bovenste beste (=je bent een goeie)
  46. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
  47. een stoel in de hemel verdienen (=je door een goed werk onderscheiden)
  48. je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
  49. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  50. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))

50 dialectgezegden bevatten `ei`

  1. ochij marij, en uur op de pot, in nog gien ei (=och arme...) (Urkers)
  2. oe ee aai je ai (=hoe eet jij je ei) (Volendams)
  3. oe eh jej je aai (=hoe heb jij je ei) (Volendams)
  4. oe eh jej ju aai (=hoe heb jij je ei) (Volendams)
  5. Oe eh jej ju aai? (=Hoe wil jij je ei) (Volendams)
  6. oe ei t noe eihulluk (=ben je wel goed) (Zeeuws)
  7. oe kan geen omelette bak'n zonder het ei te brek'n (=je kan geen omelet bakken zonder het ei te breken) (Twents)
  8. oep ei gemak e (=wees eens rustig) (herenthouts)
  9. ok 'n wieze piek lijt wel es 'n ei tuss'n de branekkels (=ook slimme mensen maken wel eens een foutje) (Westerkwartiers)
  10. op dn aaier (=ei eten na het stappen) (Bloals)
  11. op één, twee, drei (in ene keer) was ei de piest in (=en opeens vertrok hij) (Sint-Niklaas)
  12. ou t er me mie op, ie ei nie mie-er (=hou maar op) (Zeeuws)
  13. pèiremele: Z' èi nen toer te lank op de pèiremele gezeet' n (=Ze is zwanger) (Lebbeeks)
  14. Pis wie ei Belsj kèinjermaedje höbbe (=Heel erg moeten plassen) (Steins)
  15. pompom: ei es de pompom in zijne stiel (=Hij is de beste in zijn vak) (Lebbeeks)
  16. sakker: ei was daur op ne sakker en ne vloek (=Hij was daar vliegensvlug) (Lebbeeks)
  17. sis: ei es va' zijne sis gedroët (=Hij is in zwijm gevallen) (Lebbeeks)
  18. sjuuf 'ns ei betske!! (=schuif eens wat op!!) (Steins)
  19. skoi zijn van zijn ei (g) n skauwe (=zich bangelijk gedragen) (Waregems)
  20. slaai meej ajuin meej aai meej êrêpel (=sla met ei met ui met aardappels) (brabants)
  21. Slaai meej juin meej ei meej errepels (=Sla, met ui, met ei en aardappelen) (Brabants )
  22. slaoi mèjun aai (=sla met ei) (Mays)
  23. slaoj meej jöön mee aaj mee èèrpel (=sla met ui met ei met aardappelen) (Tilburgs)
  24. sloaj mee aai mee erpel (=sla met ei en aardappelen) (Kaatsheuvels)
  25. t ei hin erhin t rehenen (=bij een droge periode) (Zeeuws)
  26. t ei ter e spondert! (=tzat er niet goed) (Zeeuws)
  27. t ei uut de kont vraoge (=veel lastige vragen stellen) (Barghs)
  28. tekét: ei èid em tekét gedaun (=Hij heeft zelfmoord gepleegd) (Lebbeeks)
  29. téma: ei es va' zijn'n téma (=Hij is de kluts kwijt / weet niet wat te zeggen) (Lebbeeks)
  30. tés gebiërd ei dasset wiës (=een ongeluk zit in een klein hoekje) (Bilzers)
  31. tierelitt'n: ei èi niks te tierelitt'n (=Hij heeft niets in de pap te brokken) (Lebbeeks)
  32. tis beetre een olf ei dan e leege schaole (=het is beter iets dan niets) (Kortemarks)
  33. trapeez'n: ei èid in de trapeez'n gangen (=Hij heeft teveel gedronken) (Lebbeeks)
  34. trekt: ei trekt op zij vauder (=Hij lijkt op zijn vader) (Lebbeeks)
  35. un krai lee un ai in de klai aater de wai bè de hai (=een kraai legde een ei in de klei achter de wei bij de hei) (Luyksgestels)
  36. veur 'n abbel en 'n ei (=zeer goedkoop) (Westerkwartiers)
  37. vossekloeëte: Dènn'n èi vossekloeëte geet'n (=Dat is een sluwe vos) (Lebbeeks)
  38. vouijs: ei èid 'n vouijs los. (=Hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje.) (Lebbeeks)
  39. vur nen appel en een ei (=bijna voor niets (koopje) ) (Sint-Niklaas)
  40. Völ geschrieëw en weinig wol zag d'n duûvel en hae schoor ei vêrreke (=Het heeft niks te betekenen) (Weerts)
  41. wat ei j n eihen besoestert (=wat ben je vuil) (Zeeuws)
  42. wat steek je vienger in je had dat ei un draaistoel (=weet je wat) (Zeeuws)
  43. wat zwarte kat steek je vienger in je had dat ei un draaistoel (=wat zeg je) (Zeeuws)
  44. z ei oohen as kerboenkels (=felle ogen) (Zeeuws)
  45. z ei un bloeate bille hezicht (=apart gelaat) (Zeeuws)
  46. Z' ei nen hoas in euj kabas (Noenkel Soeë) (=Ze is zwanger) (Hals)
  47. z' ei veil hout veur eur deur ligge (=ze heeft grote borsten) (Antwerps)
  48. z' ei wa biejet gat (=zij heeft een ranseling gehad) (Willebroeks)
  49. ze zit zoî vul of een ei (=ze is hoogzwanger) (Lichtervelds)
  50. ze zit zoî vul of een ei (=ze is hoogzwanger) (Kortemarks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen