Spreekwoorden met `men`

Zoek


352 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `men`

  1. zo ziet men weer hoe een dubbeltje rollen kan (=zo zie je maar hoe het kan gaan)
  2. zwemmen als een vis kunnen (=een expert zijn in zwemmen)

737 betekenissen bevatten `men`

  1. rozen voor de varkens/zwijnen strooien (=iets goed doen voor mensen die dat niet waarderen)
  2. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  3. er de boot mee ingaan (=iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid)
  4. veel stof doen opwaaien (=iets heeft grote invloed op wat er leeft bij mensen)
  5. er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
  6. baat het niet, schaadt het niet (=iets kan helpen, maar als het niet helpt zal het geen problemen geven)
  7. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  8. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  9. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  10. iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
  11. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  12. iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
  13. iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
  14. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  15. rozen op het pad strooien. (=iets veraangenamen.)
  16. iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
  17. uit de school klappen (=iets vertellen wat men niet mag zeggen)
  18. met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
  19. een heilige koe (=iets waar je niet aan mag komen en zuinig op bent, voor sommige mensen is dat bijv. een auto)
  20. het zwaard van Damocles (=iets wat snel of ieder moment kan gebeuren)
  21. wat van ver komt, is lekker (=iets wat van ver komt, is bijzonder. Daarom denkt men dat het ook beter zal zijn)
  22. willen vliegen eer men vleugels heeft (=iets willen doen nog voor men het geleerd heeft)
  23. op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
  24. de kast indraaien. (=in de gevangenis komen.)
  25. de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
  26. tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
  27. de ogen zijn de spiegels der ziel (=in de ogen van een persoon herkent men het karakter)
  28. knijp zitten (=in de problemen zitten)
  29. iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
  30. in de goot (=in de zware problemen)
  31. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  32. hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
  33. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  34. het zwart op wit hebben (=in geschreven of gedrukte vorm. Gedocumenteerd)
  35. op grote schaal (=in het groot , zeer veel voorkomend)
  36. je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
  37. nood leert bidden (=in nood leert men anderen om hulp vragen)
  38. te hoop lopen (=in opstand komen)
  39. wie olie meet wordt er vet van (=in slecht gezelschap wordt men slecht)
  40. semper crescendo (=in sterkte toenemend)
  41. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  42. in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen halen)
  43. in zijn vaandel schrijven (=in zijn programma opnemen)
  44. aan de heidenen overgeleverd (=in zware moeilijkheden - in de macht van mensen zonder scrupules)
  45. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  46. je voor de kop schieten (=inzien dat men een grote stommiteit gedaan heeft - zelfmoord plegen)
  47. je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
  48. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
  49. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  50. je kent een vogel aan zijn veren (=je kent de mens aan zijn gedragingen)

50 dialectgezegden bevatten `men`

  1. ich kriëg et op men naos gehange (onder men naos gevriëve) (=ik werd ervan beschuldigd) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. ich kriëg mich doë nogalès noë men kloete (=ik kreeg naar mijn voeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. Ich kus men schup af (=Ik hou er mee op, ik ga naar huis) (Berings)
  4. ich loët mich nie mèt mën viet rammële (=ik laat me niet voor de gek houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. ich lot mich nie mèt men kloete rammele (=je beduvelt me niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. ich maug mën twei héndsjes poenne (=ik heb geluk, ben blij en tevreden) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. ich moes ferm op men toeng bijte (=ik moest me goed inhouden om niets verkeerd te zeggen) (Bilzers)
  8. ich sjiet toch liever aut mën sloeffë as aut më vel (=ik ben liever een beetje kwaad dan woedend) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. ich staek alles onder mën naos (=ik eet alles op !) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. ich stoeën nog te daovërë op mën been (=ik sta nog te beven op mijn benen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ich ùb men kloeëte goet vòlgespèlt (S*) (=ik heb goed gegeten) (Sintrùins)
  12. ich vaeg tër vierkantig mën vieët aoën (=het raakt me helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. ich versjoeët men eege kepot (=ik verschrok me dood) (Bilzers)
  14. ich versjoeët men eege kepot (=ik verschoot me een bult) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. ich versjoët men eege kepot (=ik ben erg geschrokken) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. ich viel aoën mën knieëk dattët geet raengërë (=ik voel het aan mijn knoken dat het gaat regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. ich vloëg met men kloete op stroeët (=ze zetten me aan de deur) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. ich vondte vroo van men dreeme énnech dreem nog altijd (=blijven dromen) (Bilzers)
  19. ich wor dich, en dich wors mich.Ich bén men eege nimei. (=met iedere vriend die we verliezen, verliezen we een stuk van onszelf) (Bilzers)
  20. Ich zen verkaad tot in men tiene (=Ik heb een zware verkoudheid) (Zolders)
  21. ich zien gene stiek vër mën ooge (=ik zie helemaal niets, ik ben stekeblind) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. ich zit haaj te vringe vër mën tëleir liëg te krijge (=ik doe alle moeite om mijn bord leeg te eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. ich zo dat nie ieëver mën lippe konne krijge (=dat zou ik niet durven zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. ieës zaeë en dan pas maeë (=alvorens te maaien moet men eerst zaaien) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. ien 'e ruumte is wel te weez'n (=het leeft prettig als men voldoende ruimte heeft) (Westerkwartiers)
  26. ien tied'n van nood benn'n korstjes lekker (=in tijden van nood lust men alles) (Westerkwartiers)
  27. Ig gon men hoar loate snije. (=Ik ga naar de kapper.) (Beverloos )
  28. ij kan men kloate kusse zennej / ij kan den boam in (=wil niets meer met een persoon te maken hebben) (Antwerps)
  29. Ik beyd men teyd (met hollanse ey's, ij en ei hebben in het urkers een 'ai' klank, vandaar Piet heyn en Magere heyn) (=ik wacht het af...) (Urkers)
  30. ik docht in men aige (=ik dacht bij mezelf) (Antwerps)
  31. Ik doecht in men aage (=Ik dacht bij mezelf) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  32. ik em é stik in men zjilei / kloeïten (=dronken (ik ben-) ) (Aalsters)
  33. Ik goan men aaige wasse (=Ik ga mij wassen) (Mols)
  34. ik gön men blokke no ons Merie droge (=Ik ga mijn klompen naar ons Marie (de vrouw) dragen. Ik ga naar huis, naar moeder de vrouw.) (Holsbeeks)
  35. ik kosj men schup af (=ik vertrek maar eens) (Leefdaals)
  36. ik kuis mèn schup af! (=het voor bekeken houden) (Lommels)
  37. ik kuis mèn skip af (=ik hou ermee op, ik ben weg) (Meers)
  38. ik moet nòg un schôon huudje bè men nuuw kleejke kôope. (=ik moet nog een mooie hoed bij mijn nieuwe jurk kopen.) (Tilburgs)
  39. Ik trek er men anne naf (=Ik trek er mijn handen van af) (Mechels (BE))
  40. ik zol wel 'n heul zwien luzz'n (=als men een enorme honger heeft :) (Westerkwartiers)
  41. in de zunne uut de wiend is' t woar da' me de luuszakken viend (=in de zon, uit de wind is het waar men de luiaards vindt) (Brugs)
  42. in een aa kassuul mokte de beste soep (soms voegt men daaraan toe) 'mo t moot gebuire mei e joenk wuitelke! (=vrijen met een oudere vrouw is top) (tervurens)
  43. ineffest zens oant beirre (=hiernaast ledigd men de aalput) (Booms)
  44. is dè affeseere Vòlges mèn zèède mar en bietje òn et mèùkele. (=is dat opschieten Volgens mij ben je maar een beetje aan het klunzen.) (Tilburgs)
  45. j'oot an / s'oot an (=van iemand met een buitenechtelijke relatie zegt men) (Zwevegems)
  46. J' es te blidenberge begraeven (=men is blij dat hij dood is) (Iepers)
  47. ja, mën botte, Geraar (=je kan me wat !) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. jaan men kloeiten (=niet betrouwbare persoon) (Aalsters)
  49. Jan men voeten (=iemand met veel eigenwaan) (Antwerps)
  50. Janneke Moan (=mensenbeeld dat men in de maan meent te ontdekken) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen