411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ei`
- tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
- ten hemel schreiend (=een toestand die zo erg is dat er eigenlijk direct iets aan gedaan zou moeten worden)
- titanenarbeid verrichten (=erg zwaar werk doen)
- tot de jaren des onderscheids komen (=oud genoeg zijn om zelf te weten/mogen wat wel en niet mag)
- tranen met tuiten huilen/schreien (=heel erg huilen zonder dat het echt erg is)
- tussen de klippen doorzeilen (=op handige manier alle moeilijkheden vermijden)
- twisten om des keizers baard (=om kleinigheden ruzie maken)
- uit de klei getrokken (=boers)
- uit de kleine kinderen zijn (=geen kleine kinderen meer hoeven opvoeden)
- uit dezelfde klei gebakken zijn (=dezelfde afkomst hebben)
- uit zuivere bronnen vloeit zuiver water. (=eerlijke mensen praten geen kwaad)
- van achter de koeien/ploeg komen (=van boerenafkomst zijn)
- van die boer, geen eieren (=dit is een oplossing die men niet wenst)
- van een leien dakje gaan (=bijzonder vlot en zonder problemen verlopen)
- van eeuwigheid tot amen duren (=iets duurt heel erg lang, er komt maar geen einde aan)
- van heinde en verre (=van alle kanten, vanuit alle landen)
- van nul en generlei waarde (=waardeloos)
- vechten om `s keizers baard (=vechten om niets)
- veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
- veel geblaat/geschreeuw maar weinig wol (=veel woorden hebben maar in de praktijk komt daar weinig van terecht)
- veel geschreeuw maar weinig wol. (=veel drukte om niets)
- veel koeien, veel moeien. (=hoe meer bezittingen hoe meer zorgen)
- vele kleintjes maken een grote (=veel kleine stukjes leveren uiteindelijk ook een geheel op)
- verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)
- voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
- voor galg en rad opgroeien (=vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt)
- voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn) (=niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt)
- voor geen klein geruchtje vervaard (=niet gauw bang)
- voor geen kleintje vervaard zijn (=veel durven)
- voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
- vooruit met de geit (=komaan, we doen voort.)
- voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (=doe het voorzichtig, dan komt er geen schade)
- voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
- vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
- waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)
- waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
- waar niets is verliest de keizer zijn recht (=van wie niets heeft, kan men niets vorderen)
- waarheid met de slag om de arm (=een waarheid die vele facetten kent)
- wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
- weinig armslag hebben (=weinig ruimte hebben om uit te breiden of weinig mogelijkheden hebben, meestal in geld uitgedrukt)
- weinig om het lijf hebben (=het stelt niet veel voor.)
- wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
- wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
- wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd (=je moet waardering hebben voor het geringe)
- wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
- wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
- wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
- wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
- zachtgekookt ei (=onheldhaftig persoon)
- zaken gaan voor het meisje. (=verplichtingen zijn belangrijker dan plezier)
768 betekenissen bevatten `ei`
- vragen staat/is vrij (=iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen)
- zoveel hoofden, zoveel zinnen (=iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen)
- het krullen van de staart is het fatsoen van de hond. (=iedereen heeft wel een positieve eigenschap)
- elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
- maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
- door de neus boren (=iemand anders iets de mogelijkheid ontnemen)
- iemand de ijzers aanleggen (=iemand boeien of onder grote druk zetten)
- iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
- een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
- als bliksemafleider fungeren (=iemand die of iets dat de boze bui van iemand kan afleiden)
- een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
- een held op sokken (=iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik)
- een hennentaster (=iemand die zich druk maakt om ongelegde eieren)
- iemand tegen zich in het harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)
- iemand de ogen verblinden (=iemand door uiterlijke schijn misleiden)
- ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan)
- iemand een pen op de neus zetten (=iemand dreigend vermanen)
- vurige kolen op iemands hoofd stapelen (=iemand een groot schuldgevoel geven door hem onverdiende lof of vriendelijkheid te geven.)
- iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
- iemand zijn vet geven (=iemand flink de waarheid zeggen)
- iemand spreken door het oor van een turfmand (=iemand heimelijk spreken, zodat niemand anders het hoort)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
- iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
- een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
- iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
- het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
- de kat bij de melk zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de kat bij het spek zetten (=iemand in verleiding brengen)
- iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
- iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
- leven en laten leven (=iemand of iets z`n gang laten gaan en niet mee bemoeien)
- iemand ongesuikerd zeggen waar het op staat (=iemand ongegeneerd de waarheid zeggen)
- voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
- iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
- de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
- iemand het bloed onder de nagels vandaan halen (=iemand vreselijk treiteren of irriteren)
- iemand uit het zadel werpen (=iemand wegwerken, iemand in verlegenheid brengen)
- zien eten doet eten. (=iemand zien eten bevordert de eigen eetlust.)
- iemand de vrije teugel laten. (=iemand zijn eigen gang laten gaan)
- zo de wind waait, waait zijn jasje (=iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat)
- iemand van haver tot gort kennen (=iemands persoonlijkheid helemaal kennen)
- de steen des aanstoots (=iets dat anderen hindert, in conflict brengt of verdeeldheid zaait)
- op rotsen ploegen (=iets doen wat tevergeefse moeite is)
- tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
- er de vingers voor durven opsteken (=iets durven aanvaarden - zijn verantwoordelijkheid durven opnemen)
50 dialectgezegden bevatten `ei`
- Ij ei nen broebel oep ze gat (=het is niet aangenaam) (Antwerps)
- ij vroagt 't ei uit eu gat (=hij wil alles weten) (Gents)
- Ik beyd men teyd (met hollanse ey's, ij en ei hebben in het urkers een 'ai' klank, vandaar Piet heyn en Magere heyn) (=ik wacht het af...) (Urkers)
- Ik kreeg het foor een skeet en drie knikkers (=Ik kreeg het voor een appel en een ei) (Texels)
- in 't begun es't ol wa wilde en wa zilde, in 't begun 'n kan 't nie ip (=eerst is alles koek en ei) (Waregems)
- in enen keer was ei riebedebie, in enen keer was ei de piest in (=hij was ineens weg) (Sint-Niklaas)
- In mei legt elleke vogel een ei behalve de koekoek en de spriet die legge in de meimoand nie (=In mei legt elke vogel een ei) (Herentals)
- ip oi'n ei (g) n dépan (=de onkosten na verkoop zijn voor u) (Waregems)
- j ei ter niks bie te mikken (=niks met mee te maken) (Zeeuws)
- J'eet da verkoch vwur 'n appl' en en ei (=Hij heeft dat verkocht onnder de waarde) (Harelbeeks)
- je bin noh niet hoed wakker. je ei de sliipers noh in jen oohen (=wakker) (Zeeuws)
- je kan we een ei in zn hat haar koken (=driftig persoon) (Zeeuws)
- je kan we un ei in z n hat haar kookn (=haastig persoon) (Zeeuws)
- je kiekt of ai je leste cent versnoept ei (=droevig) (Zeeuws)
- je vraogt ei uut je gat (=hij blijft maar vragen stellen) (Kortemarks)
- je vroagt ei uut je gat (=hij blijft maar vragen stellen) (Lichtervelds)
- je zit met een ei in zne broek (=hij voelt zich niet op zijn gemak) (kortemarks)
- je zit met een ei in zne broek, je zit met een ei up (=hij is bang) (kortemarks)
- je zoet ei uut je gat vraogn (=hij blijft maar vragen stellen) (Kortemarks)
- jis nog mao vès uut ei (=hij is nog zeer jong) (Kortemarks)
- jis nog moa vès uut ei (=hij is nog zeer jong) (Lichtervelds)
- jis te dom voer ooj teetn, jis zoî roend of een ei (=het is een dommerik) (kortemarks)
- jis zoî roend of een ei (=hij is erg dwaas) (Lichtervelds)
- jis zoî roend of een ei (=het is een dwaas) (Kortemarks)
- kant: ei èid em va' kant gemokt (=Hij heeft zelfmoord gepleegd) (Lebbeeks)
- kelder: ei èi wauter in zijne kelder (=Zijn broek is te kort) (Lebbeeks)
- klak: ei slaugt er mé zijn klak nau (=Hij gist maar) (Lebbeeks)
- kokkedein (=geluid dat hennen maken als ze een ei leggen) (Sint-Niklaas)
- kot kot kotkedei (=roep der hen die een ei legt) (Sint-Niklaas)
- kriek: ei lacht' n em ' n kriek (=Hij lachte zich een bult) (Lebbeeks)
- kwaap (=net uit het ei gekropen vogeltje) (Liessents)
- kwoij dek un aai haij, dan bakte iek un aai mee spek ak spek haij (=ik wou dat ik een ei had dan bakte ik een ei met spek als ik spek had) (Dongens)
- Kwok un aai ha, dan aat ik aaier mee ham, ak ham ha. (=ik zou willen dat ik een ei had, dan at ik eieren met ham, als ik ham had.) (Tilburgs)
- lankst die kant oort ei nie goed (=hij luistert weer niet) (Sint-Niklaas)
- loept noar hois joenge, a moeke ei viskes gebakke (=maak maar dat je weg komt) (Antwerps)
- lopen gullèk e kieken da 'd een ei moet goa leigen (=onrustig rondlopen) (Sint-Niklaas)
- matras: ei spaur vé e matras (=Iemand met lang haar) (Lebbeeks)
- Mè mieter ei geziet dat den iete liepel in de kietel liet. (=Mijn meter heeft gezegd dat de hete lepel in de ketel ligt.) (Lembeeks)
- mee een ei zitten (=er niet gerust in zijn) (Lovendegems)
- Mei en ei op zitt' n (=Met een probleem opgezadeld zitten) (Veurns)
- mèmme: ei èit te lank aun de mèmme gangen (=Over iemands wiens binnenlip erg zichtbaar is) (Lebbeeks)
- mèrrebol: ei èi ne mèrrebol in zij' gat (=Als iemand stapt met kleine, afgemeten pasjes zegt men:) (Lebbeeks)
- mi en ei op zitn (=bang zijn) (Veurns)
- Mit 't zout komme as 't ei op is (=mosterd na de maaltijd) (Barnevelds)
- moeits: ei lèit er zijn moeits ni over (=Vrouwenversierder) (Lebbeeks)
- ne mankepoot; ei mankt; ei inkt; ei pîkkelt (=hij gaat moeilijk) (Sint-Niklaas)
- Nievejaarke zoete ons vérke ei vier voeten en ne sjeit is da giêne nievejaar weit (=Oudjaar liedje) (Sint-Katelijne-Waver)
- Noe bèste ei paar cent mië waerd!! (=opmerking aan iemand die net naar de kapper is geweest (2) ) (Steins)
- Nog ei neutje pakke (=Nog een glaasje sterke drank nemen) (Steins)
- nou schit mich een ei (=wat heb je me nu) (Neerpelts)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen