642 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zijn`
- er voor in de wieg gelegd zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
- er zijn altijd meer zwijgers dan sprekers (=lang niet iedereen komt altijd voor zijn mening uit)
- er zijn buik van vol hebben (=er genoeg van hebben)
- er zijn geen rozen zonder doornen (=bij elk geluk is er ook verdriet)
- er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
- er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
- er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
- er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
- er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
- er zijn neus voor optrekken (=zich te goed vinden om iets te doen)
- er zijn pink wel voor willen geven (=iets heel graag willen hebben)
- er zijn tanden inzetten (=vasthoudend zijn, niet snel opgeven)
- er zijn tenten opslaan (=ergens verblijven, zich ergens vestigen)
- er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
- er zijn zinnen op zetten (=iets graag willen hebben)
- er zouden geen achterklappers zijn waren er geen aanhoorders (=er wordt alleen geroddeld als er ook naar geluisterd wordt)
- ergens als kind in huis zijn (=ergens bekend of goed behandeld worden)
- ergens gezien zijn als een rotte kool bij een groenvrouw (=er niet graag gezien zijn)
- ergens kind aan huis zijn (=ergens graag en vaak gezien zijn)
- eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. Uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
- fietsen zijn (=weg zijn, ervandoor zijn)
- gaar zijn (=uitgeput zijn, met name na geestelijke inspanning, bijvoorbeeld een hele dag vergaderen)
- gauw aangebrand zijn (=gauw geïrrteerd zijn)
- gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
- gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
- geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
- geen groot licht zijn (=niet al te slim zijn)
- geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
- geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben. (=mensen vertellen graag wat voor goeds ze hebben gedaan)
- geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
- geen knip voor de neus waard zijn (=zijn vak niet kennen en er geen verstand van hebben)
- geen man over boord zijn (=iets is niet zo erg, het had veel erger gekund)
- geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
- geen nagel hebben om zijn gat te krabben (=heel erg arm zijn)
- geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
- geen turf hoog zijn (=erg klein zijn, erg teleurgesteld zijn)
- geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
- geen zo kleine sant of hij wil zijn kaars hebben (=ook de mindere machten moet men gunstig stemmen)
- geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
- gegeven brokken zijn gauw gegeten. (=weldadigheid gaat meestal niet ver.)
- geheel oog zijn (=heel goed opletten)
- geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
- gehuisd en gehoofd zijn (=gegoede burger zijn)
- gepokt en gemazeld zijn (=al veel ervaring hebben)
- getroffen zijn door (=wat je bijzondere gevoelens geeft, geraakt zijn door)
- getrouwd zijn over de puthaak (=onwettig samenwonen)
- goed bij de tijd zijn (=snugger)
- goed gemutst zijn (=opgewekt zijn, in een goede, vrolijke bui zijn)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
793 betekenissen bevatten `zijn`
- zeven kleuren bagger schijten (=erg bang zijn)
- op iets dood blijven (=erg belust op iets zijn (bv geld; gierig))
- je de ogen uit het hoofd schamen (=erg beschaamd zijn)
- in de wolken zijn (=erg blij en gelukkig zijn)
- in zijn nopjes zijn (=erg blij ergens mee zijn)
- een heilig boontje zijn (=erg braaf doen, maar niet altijd braaf zijn)
- een brave Hendrik zijn (=erg braaf zijn of zich zo voordoen)
- zo brutaal als de beul zijn (=erg brutaal zijn)
- tot geen drie kunnen tellen (=erg dom zijn)
- geen a voor een b kennen (=erg dom zijn)
- van voren niet weten dat je van achteren leeft (=erg dom zijn)
- van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
- van pomp noch pompstang weten (=erg dom zijn, weinig weten)
- zo bezig als een bij (=erg druk bezig zijn)
- gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
- luisteren als een vink (=erg gehoorzaam zijn)
- de pee in hebben (=erg gehumeurd zijn)
- huizenhoog springen (=erg gelukkig zijn)
- op rozen zitten (=erg gelukkig zijn en goed hebben)
- een oortje in vieren zouden bijten (=erg gierig zijn)
- op dreef zijn (=erg goed actief zijn)
- van zessen klaar (=erg handig zijn en van aanpakken weten)
- geen turf hoog zijn (=erg klein zijn, erg teleurgesteld zijn)
- zo kwaad als een spin zijn (=erg kwaad zijn)
- iemand wel kunnen villen (=erg kwaad zijn op iemand / Een erge hekel hebben aan iemand)
- varkensvlees onder de armen hebben (=erg lui zijn)
- luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
- je botten kunnen tellen (=erg mager zijn)
- vel over been zijn (=erg mager zijn)
- je geradbraakt voelen (=erg moe zijn en diverse pijnen hebben)
- iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
- een harde nek hebben (=erg onbuigzaam zijn)
- met twee linkerhanden geboren zijn (=erg onhandig zijn)
- rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
- in vuur en vlam staan (=erg opgewonden zijn / hevig branden)
- van voor de zondvloed zijn (=erg oud zijn)
- met Noach in de ark geweest zijn (=erg oud(erwets) en uit de mode zijn)
- door de ziel gaan (=erg pijnlijk of verdrietig zijn)
- uit de kluiten gewassen zijn (=erg stevig en groot zijn)
- in zijn sas zijn (=erg tevreden met iets zijn of plezier met iets hebben)
- als een slak op een teerton (=erg traag zijn)
- er prat op gaan (=erg trots over iets zijn en er over opscheppen)
- het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
- grote ogen opzetten (=erg verbaasd zijn)
- ogen op steeltjes hebben (=erg verbaasd zijn)
- de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
- het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
- aan de leiband lopen (=erg volgzaam zijn)
- bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
- er een streepje door lopen (=erg vreemd zijn/gedragen)
50 dialectgezegden bevatten `zijn`
- ' t mot eerst warre wil ' t reeje (=Het moet eerst een rommel zijn wil het weer netjes worden) (Alblasserdams)
- ' t sjoat oeht-hange (=erg vervelend zijn) (Heerlens)
- ' t steekt nie nauwe (=het moet niet zo precies zijn) (Waregems)
- ' t zal nog van de neuze in de mond druppen (=loontje komt om zijn boontje) (Zottegems)
- ' t zien goe' geeëstn die keeërn: gezegd als welkomstgroet als iemand na enige tijd terugkeert naar de plek van de spreker. (='t zijn goede geesten die keren) (Klemskerks)
- ' tzuur aun au zoetsjen ènne (=Slecht gezind zijn) (Lokers)
- a doetj zèn devuëren (=hij doet zijn best) (Meers)
- a ee een goat in zijn and (=iemand die zijn geld verspilt) (Gents)
- a ee sa getès (=hij heeft zijn bekomst) (Ninoofs)
- A ee woeëter in zanne keljer (=zijn broek is te kort) (Ninoofs)
- a ee zèn eirten g'at (=hij heeft op zijn donder gekregen) (Meers)
- a eet d'neef opgeeten (=hij heft iedereen tegen zich, hij wordt beschuldigd verantwoordelijk te zijn) (Meers)
- a eet een vèis los (=hij is niet goed bij zijn verstand) (Meers)
- a eet ier gieën witte voeten (=niet welkom zijn) (Meers)
- A es geboern mé ne gouen leper in za gat (=Van goede afkomst zijn) (Ninoofs)
- a es't vas af (=hij heeft zijn nek gebroken) (Ninoofs)
- a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
- a ge moest beschoamt zijn (=je moest je schamen) (Kaprijks)
- a gontj ni lank nimmer trekk'n (=zijn einde is in zicht) (Meers)
- a jee een stuk in zijn leeze. (=hij is zat) (Gents)
- a kloe'tn ouètangen (=iets beu zijn) (denderleeuws)
- A liep blék in z'n blokken (=Hij liep zonder kousen in zijn klompen.) (Booms)
- a ligt onder de slasj (=hij moet luisteren naar zijn vrouw) (Meers)
- A lupt oep smirrekes (=zijn broek is te kort) (Mechels (BE))
- a moe krochen om 't binnen te krijgen (=hij moet zijn best doem om alles op te eten) (Meers)
- a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
- a oeërt nor zè voeër (=hij aardt naar zijn vader) (Meers)
- a skatj euger as da za gat stoët (=Hij neemt teveel hooi op zijn vork) (Ninoofs)
- A sta mé zenne mond vol tanne (=Hij staat met zijn mond vol tanden) (Mechels (BE))
- a stuk in a uur hemme (=dronken zijn) (Overijses)
- a tiene uitkosjen (=zijn best doen) (Hals)
- a trekt zèn streng (=zijn plan trekken) (Meers)
- a vergallopeert em (=zijn mond voorbijpraten) (Meers)
- a vloog mè mé gieël zénnen battaklang buiten (=hij vloog met zijn hebben en houden buiten) (Meers)
- a zal op zèn banne moete pass'n (=hij zal op zijn hoede moeten zijn) (Meers)
- a zal zè sjiël nie aftrekken (=hij zal zijn zeel niet aftrekken hij zal zich niet uitsloven) (Meers)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- Aa ei flanelle bieëne (=Hij heeft geen kracht in zijn benen (wielrennen) ) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa ei zaa waaf kapot gemokt (=Hij heeft zijn vrouw vermoord) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aa iet zaain loete (=hij heeft zijn kuren) (tervurens)
- Aa is nog goe baa de zaane (=Hij is nog goed bij zijn verstand) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa is poempeloere zat (=Erg dronken zijn) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aa kas opfrette (=zenuwachtig of lastig zijn) (tervurens)
- aa kloesj kwaat zaan (=uw kluts kwijt zijn) (tervurens)
- Aa lei mè zaan bieën in de pleuster (=Hij heeft een gipsverband om zijn been) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa zie gruun van zjallouzie (=Heel afgunstig zijn) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aad en vaul, zaag te boer, en hae stoek ze wijf èn de vaulbak (=alle middelen zijn goed als het je goed uitkomt) (Munsterbilzen - Minsters)
- aai spelt eurzak me koai kaarte (=hij speelt vals met zijn slechte kaarten) (Turnhouts)
- aai zie zoe schèel as nen otter (=zijn ogen staan scheel) (Turnhouts)
- aalk zijn kouse (=men moet zich niet met andermans zaken bemoeien) (Lokers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen