Spreekwoorden met `geen`

Zoek


276 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geen`

  1. het houdt geen rooi (=het gaat de perken te buiten)
  2. het interesseert me geen drol (=het interesseert me niets)
  3. het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
  4. het is beter een andermans hemd dan geen (=wat men niet heeft kan men desnoods nog altijd lenen)
  5. het is geen aangenomen werk (=het hoeft niet noodzakelijk zo snel te gaan)
  6. het is geen roofgoed (=het heeft veel geld (of moeite) gekost)
  7. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  8. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
  9. het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  10. het mag geen naam hebben (=het is onbetekenend (bijvoorbeeld een verwonding))
  11. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  12. iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
  13. iemand geen vingerbreed in de weg leggen (=iemand niets in de weg leggen , absoluut niet hinderen)
  14. iets voor geen goud willen doen (=iets absoluut niet willen doen)
  15. ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
  16. ik snap er geen biet van (=ik snap er niets van)
  17. in geen kerk of kluis komen (=niet godsdienstig zijn)
  18. in geen tijden (=in lange tijd)
  19. in geen twee sloten tegelijk lopen (=voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen)
  20. in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
  21. je kan geen ijzer met handen breken (=men kan het onmogelijke niet doen)
  22. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  23. je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
  24. je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
  25. je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  26. je moet geen `hei` roepen voordat je de brug over bent (=vreugde over een goede afloop is pas toepasselijk als er niets meer verkeerd kan gaan)
  27. je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien (=je moet geen geld besteden aan een zaak die niet meer in stand kan worden gehouden)
  28. jij raapt nog geen stro van de aarde (=je hebt nog niets verwezenlijkt)
  29. klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (=zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven)
  30. lang vasten is geen brood sparen. (=honger lijden is niet hetzelfde als geld besparen)
  31. laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
  32. liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
  33. maak geen slapende honden wakker (=zwijgen over iets, om te voorkomen dat een autoriteit op het idee komt om er werk van te maken)
  34. mejen kan geen paard al lopende beslaan. (=als je het werk goed wil doen, moet je er de tijd voor nemen)
  35. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  36. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  37. met geen pen te beschrijven zijn (=iets niet met woorden kunnen zeggen)
  38. met hem kan men geen spies draaien (=met hem valt niet samen te werken)
  39. naai geen zakken met zijde (=verspil geen dingen aan iets wat niet wordt gewaardeerd)
  40. nakaarten heeft geen zin (=men moet niet doorgaan met zeuren over iets dat al geweest is)
  41. nog geen koude aardappel waard zijn (=weinig waard zijn)
  42. of men geen tien kan tellen (=zich onnozel houdend)
  43. op geen stukken na (halen) (=met grote achterstand iets niet halen)
  44. paardenkeutels zijn geen vijgen (=uiterlijk kan bedriegen / laat je niks wijsmaken)
  45. praatjes vullen geen gaatjes (=met praten alleen komt men er niet, er moet ook wat gedaan worden)
  46. roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
  47. roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (=verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is)
  48. spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
  49. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  50. ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)

50 dialectgezegden bevatten `geen`

  1. Da mesan nie. / Gieën mesant! (=Dat kan geen kwaad.) (Evergems)
  2. da mok niks aut (=dat heeft geen belang) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. da pak bij mich geen verf (=dat gaat je bij mij niet lukken) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. da schild en luis op ne pletskop (=dat scheelde geen haar) (Melseels)
  5. da schilde geen haor (=dat was nip) (Vels)
  6. da schol gieën hoar (=dat scheelde geen haar) (winksels)
  7. da schulde geen oar (=dat was bijna raak) (Sint-Niklaas)
  8. da snaajt geen hoot (=dat verhelpt niets aan de situatie) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. da speelt gien rolle in ne koboofiem (=het maakt niets uit / het speelt geen rol) (Gents)
  10. da waar un mis mee driejere (=er kwam geen eind aan) (Oudenbosch)
  11. da wadde geen wulle es (=het mag zijn wat het wil) (Oudenaards)
  12. da wor geen moejlëke bevalling (=de vroedvrouw kraamt er vanalles uit) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. da zal geen verf pakke (=daar komt niets van in huis) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. da zek nie (=hieromtrent kunnen wij geen enkele zekerheid geven) (Bredaas)
  15. da zen prille (=dat is geen kwaliteit) (Hulshouts)
  16. da ziede van ie (=geen sprake van) (Opwijks)
  17. Da ziede van ie (=geen sprake van) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  18. da ziede van ier (=geen sprake van) (Vels)
  19. Da ziede van ier (=geen sprake van!) (Temses)
  20. Da zit nie op meune rigge, ofwel dadde neet gjeen brwoot (=Van iets waar men nog geen afstand wil van doen zegt men) (Maldegems)
  21. Da zuuk ik nie (=Ik heb er geen zin in) (Geffes)
  22. Da zuuk ik nie (=Ik heb er geen zin in.) (Boksmeers)
  23. da's 'n noaproader (=die heeft geen eigen mening) (Westerkwartiers)
  24. da's bodder aan de galg smeerd (=dat heeft totaal geen enkele zin) (Westerkwartiers)
  25. da's gien peuleschil (=dat is geen kleinigheid) (Westerkwartiers)
  26. da's heul ondaankbaor waark (=aan dat werk valt geen eer te behalen) (Westerkwartiers)
  27. Da's maor 'n álve bakte (=Dat is geen goede zakenman, werkman etc.) (Zeeuws)
  28. da's n'waark met veul hoak'n en oog'n (=dat is geen gemakkelijke klus) (Westerkwartiers)
  29. daaj ès al autte koje (=zij is geen baby meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. daaj ès mesjin sjaun van wijd mér toch wijd van sjaun (=ik vind dat helemaal geen knappe) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. daaj ès mèt geen tang vas te pakkë (=wat een vieze, vuile vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. daaj ès nie van gistere (=ze is geen kat om zonder handschoenen aan te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. daaj ès noch zoe kontraore nie (=dat is geen misse !) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. daaj hër blumpke ès allang geplokke (=zij is geen maagd meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. daaj hër blumpkë ès allang geplokkë (=die is reeds lang geen maagd meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. daaj hèt den heilege gees op bezik gehad (=in verwachting en geen vent) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. daaj hèt geen zittende K. (=ze kan niet stilzitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. daaj hèt geen zittende K... (=zij is altijd bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. daaj hètte sjummel tèsse hër been ston (=daar is in jaren geen man meer aan geweest) (Bilzers)
  40. daaj hèttët nie (=dar zit geen fut in) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. daaj ho nogal krievel on hër K (=zij had geen zittend gat!) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. daaj kan geen moeët haage (=zij kent haar grenzen niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. daaj lot nie oppëre kop sjijte (=zij is geen gemakkelijke) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. daaj sjijtën ëm ammël op zënë kop (=geen van allen wil luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. daar heb niets mee te maken -geen uitstaans (=doë hëbste geen affère mèt) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. daar hew ik gyn ferlet fan (=daar heb ik geen behoefte aan) (Leewarders)
  47. daar zoek iuk mijën pap nie keuën mee kookn (=dit is geen makkelijk mens) (Kaprijks)
  48. dad es 't toppuint! (=daar zijn geen woorden voor! (verontwaardigd) ) (Waregems)
  49. dae / daaj ès mèt geen tang aoën te raokë (=die is zeer vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. dae doog vër geen hoër (='t is een echte deugniet) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen