1698 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ge`
- de degen/harnas aangespen (=zich op de strijd voorbereiden)
- de degens kruisen (=de strijd aangaan)
- de dingen bij hun naam noemen (=zeggen waar het op staat)
- de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
- de dood kent geen lieve kinderen (=ieder moet sterven)
- de dood op het lijf jagen (=schrik aanjagen)
- de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
- de drie h s meegeven (=iemand (zo mogelijk definitief) wegsturen)
- de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
- de duvelstoejager (=iemand die overal goed in is)
- de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
- de eigen boontjes doppen (=de eigen zaken regelen zonder hulp van anderen)
- de ene kraai pikt de andere de ogen niet uit (=ze benadelen elkaar niet)
- de engeltjes schudden hun bed op / kussens uit (=het sneeuwt)
- de engeltjes schudden hun kussens uit (=het sneeuwt)
- de fiets aan de haak hangen (=stoppen met wielrennen)
- de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
- de gebeten hond zijn (=ten onrechte worden beschuldigd)
- de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
- de geest is gewillig maar het vlees is zwak. (=geef niet toe aan verboden verleidingen)
- de geest is uit de fles (=dit is niet meer controleerbaar)
- de gek in de mouw dragen (=eigenaardigheden verbergen voor anderen)
- de gek met iemand steken (=spotten met iemand)
- de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
- de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
- de gelegenheid bij de haren grijpen (=de kans niet laten voorbijgaan)
- de gelegenheid maakt de dief (=men laat zich gemakkelijk verleiden door een goede gelegenheid)
- de gelegenheid te baat nemen (=van de gelegenheid gebruik maken)
- de gestadige jager wint (=regelmatig doorzetten geeft het beste resultaat)
- de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
- de grote jan uithangen (=je groot voordoen)
- de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
- de hand in eigen boezem steken (=zijn eigen fout inzien)
- de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
- de handen dicht mogen knijpen (=van geluk mogen spreken)
- de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
- de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
- de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
- de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
- de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
- de kaart leggen (=de toekomst voorspellen)
- de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
- de kat heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
- de kat in de gordijnen jagen (=iemand goed kwaad maken)
- de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
- de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
- de kogel door de kerk laten gaan (=de beslissing nemen)
- de koning gezien hebben (=dronken zijn)
2535 betekenissen bevatten `ge`
- in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
- als Hollands welvaren (=blakend van gezondheid)
- in zijn schik zijn (=blij en opgewekt zijn)
- wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
- op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
- wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
- in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
- elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
- men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
- de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
- op de boom verkopen (=boomvruchten verkopen voor ze geplukt zijn)
- kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
- door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
- zo lustig zijn als een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)
- als een olifant in de porseleinkast (=buitengewoon onvoorzichtig of tactloos)
- ze waren fout (=collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog)
- steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
- klinkende munt (=contant geld)
- daar geboren en getogen (=daar geboren en opgegroeid)
- daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
- daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
- dat kan het paard niet trekken. (=daar heb ik onvoldoende geld voor)
- daar komt een schip met zure appels (=daar komt een stevige regenbui aan)
- men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
- daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
- dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
- die snaar moet men niet aanroeren (=daarover moet niet gesproken worden)
- dan zwaait er wat (=dan dreigen zware repercussies)
- dan zijn we nergens (=dan is er geen oplossing)
- jongens van Jan de Witt (=dappere jongens zijn)
- die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
- commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
- dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
- dat staat op de agenda (=dat gaat nog gebeuren; dat gaat nog besproken worden)
- dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
- dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
- morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
- dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
- dat is van de Chinese kerk. (=dat is een gerucht.)
- dat mag met een krijtje aan de balk (=dat is een ongewone gebeurtenis)
- dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
- dat is er een uit de arke noachs (=dat is er een uit een groot gezin)
- dat moet je niet uitpoetsen/uitvlakken (=dat is ernstiger dan het lijkt)
- dat zet geen zoden aan de dijk (=dat is geen bijdrage van serieuze betekenis)
- dat is geen punt. / Daar maken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)
- lach als je begraven wordt (=dat is geen reden om te lachen)
- dat raakt kant noch wal (=dat is geen zinnig argument)
- dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
- dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
- dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
50 dialectgezegden bevatten `ge`
- ge keu tot têënt de Viuërstroade kijkn (=je kan diep in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
- ge keu vwoo de keure in de gracht nie springen (=Daarvoor kun je het niet laten) (Maldegems)
- ge keu-t’er a orlozje zjuust op zedn (=alles stipt op tijd doen) (Kaprijks)
- ge keu'se deur een iuëgsken trekn (=ze ziet er stralend uit) (Kaprijks)
- ge keu't steekn woardaë wiwt (=je kan ervan denken wat je wil) (Kaprijks)
- ge keu’t er gieën spew tusse krijën (=nauw aansluitend) (Kaprijks)
- ge keu’t er stroade mee leën (=in overvloed) (Kaprijks)
- ge keud em snuiven (=het kan mij niet schelen dat je dit niet graag hoort (nadat je iemand onverbloemd je mening hebt gezegd) ) (Lokers)
- ge keud ier allemoal mijne zak opbloazen (=Jullie kunnen mijn zak opblazen (ik doe niet meer mee) ) (Lokers)
- ge keud' em deur zijn eigen gat trekken zonder datter stront oan angt. (=Hij is zeer mager.) (Lokers)
- ge keun blueven stoan tot da je wortel skiet (=je kunt daar lang wachten) (Kortrijks)
- ge keun het nie bepeiz'n (=je kunt het je niet inbeelden) (Waregems)
- ge keun mij' kluutn kuisn (=ik wil dat niet doen) (Eekloos)
- ge keun mijn uure kusse (=bekijk het maar) (Gents)
- ge keun mijne zak obloaëzn (=bekijk het maar) (Kaprijks)
- ge keun mijnn zak opbloazn (=het kan me niet schelen) (Kaprijks)
- ge keun olsan vwurd (=Je kan nog verder) (Harelbeeks)
- ge keunt den pot op (=ge kunt gaan) (Evergems)
- ge keunt em deur 't gotegat trek'n (=iemand die heel mager is) (Wevelgems)
- ge keunt em deur ’t gotegat trek’n (gotegat = aansluiting afvoerpijp aan dakgoot) (=Hij is heel mager) (Wevelgems)
- ge keunt er a arloge op gelijk zedn (=vaste gewoontes hebben) (Kaprijks)
- ge keunt er een virken deurejaag'n (=kromme benen) (Zelzaats)
- ge keunt ermee nen boer van zin pèrd sloan (=om aan te geven dat iets heel stevig is) (Wevelgems)
- ge keunt erroan hange dan hedde 't zwiere verniet. (=Je kunt de boom in.) (Rillaars)
- ge keunt mij'n zak opbloazen (=ik stop ermee) (Evergems)
- ge keunt't op uiwn buik schrijvn (=dat kan je wel vergeten) (Lochristis)
- ge keut ur aanangen (=bekijk het maar) (Graauws)
- ge keut'er e kruis over moakn (=het zal niet doorgaan) (Kaprijks)
- ge keut'er soebe van kookn (=lang niet gewassen) (Kaprijks)
- ge keut’er oan noam in schrijvn (=het is stoffig) (Kaprijks)
- ge koest'em gen bloed nemieë trekken (=bleek van het schrikken) (Ninoofs)
- ge kom mar wir us ne keer laangs ee (=tot de volgende keer) (Oudenbosch)
- ge kom slimmer van de mart als agger naor toe gaot (=een ezel stoot zich geen tweemal aan een steen) (Graauws)
- ge kom ut maor es terug'ale (meer beleefdheidsfrase dan echt gemeend) (=Volgende keer trakteer ik) (Bergs)
- ge komt er bekaojt vanaf (=Je komt tekort) (Bredaas)
- ge komt er zoe goe van achter (=Je ziet er goed uit) (Mechels (BE))
- ge komt gij van Koanegem zekre (=iets niet weten of doen alsof men het niet weet) (Aalters)
- ge komt ier nie binne mee eu natte kazakke (=je komt hier niet binnen met je natte kleren) (Gents)
- ge komt mar oover den hòfpat (=je komt maar achterom) (Tilburgs)
- ge komt ongelegen (=gij komt op een slecht moment) (Sint-Niklaas)
- ge komter goe vanachter (=ge ziet er goed uit) (Baasrode)
- ge koomt oe schaoi mer us terug haole (=Bij een gastvrij onthaal, iemand uitnodigen) (Heezers)
- ge koomt zjuust' epast (=je komt op 't juiste moment) (Waregems)
- ge kost ur hèndeg bè (=je kon er makkelijk bij) (Tilburgs)
- ge kostet 't sop oyt z'n oô'n skepn / ie woas zochte (=hij was stomdronken) (Waregems)
- ge krêet nòg gin òssem al ha de-t gèèr (=je kreeg nog geen antwoord al had je het graag) (Tilburgs)
- ge krègt het nie al ginde oep aave kop staan (=ge krijgt het onder geen voorwendsel) (Sint-Katelijne-Waver)
- ge ku gièèn peîrd te loîpe beslaon (=je kunt niet alles tegelijk doen) (kortemarks)
- ge ku ze deur e gootegat trekkn (=ze is graatmager) (Lichtervelds)
- ge ku ze deur e gootegat trekkn, tis e planke met e gat in (=ze is mager) (Kortemarks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen