642 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zijn`
- een oude rot in het vak (zijn) (=alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen)
- een paard dat stormt en een meisje dat wil trouwen zijn niet tegen te houwen. (=niet tot iets anders te bewegen)
- een Piet Lut zijn (=kleinzerig zijn)
- een ridder te voet zijn. (=niets meer hebben)
- een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
- een roepende in de woestijn zijn (=niemand die naar je wil luisteren (bij raad/waarschuwingen))
- een schuimspaan zijn (=een zuiplap of niksnut zijn)
- een sfinx zijn (=typisch zijn)
- een slap jantje zijn (=een sukkel zijn)
- een smulpaap zijn (=van lekker eten houden)
- een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
- een stofje aan een weegschaal zijn (=iets erg onbelangrijks zijn)
- een stuk in zijn kraag hebben (=dronken zijn)
- een Tantaluskwelling zijn (=iets erg graag willen maar het (net) niet kunnen verkrijgen)
- een uil zijn (=een dwaas zijn, een stomkop zijn)
- een varken heeft wel een krul in zijn staart. (=er is altijd iets om trots op te zijn)
- een veer op zijn muts steken (=een compliment geven/krijgen)
- een veer van zijn mond kunnen blazen (=nog niet totaal uitgeput zijn)
- een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
- een voetveeg zijn (=iemand zijn die voor minderwaardige klusjes gebruikt wordt)
- een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
- een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken (=mensen veranderen zelden echt)
- een vreemdeling in Jeruzalem zijn (=ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen)
- een vreemdeling in Kanaän zijn (=weinig weten over het besproken onderwerp)
- een vrolijke frans zijn (=zeer opgewekt en blij zijn zonder zorgen)
- een wassen neus zijn (=niets te betekenen hebben)
- een wet van Meden en Perzen zijn (=een regel waarvan nooit mag worden afgeweken)
- een woord op zijn pas is een daalder waard (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- een woord op zijn pas is zo goed als geld in de tas (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- een zoon van zijn vader zijn (=het karakter van zijn vader hebben)
- elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
- elk is een dief in zijn nering (=ieder zoekt zijn voordeel)
- elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
- elk waarom heeft zijn daarom (=elke gebeurtenis heeft een oorzaak)
- elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
- elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
- elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
- elke gek heeft zijn gebrek (=er valt op iedereen wel iets aan te merken)
- elke ketter heeft zijn letter (=ieder denkt dat de eigen mening bewezen kan worden)
- er aan bekocht zijn (=een slechte koop doen)
- er als de kippen bij zijn (=er razendsnel bij zijn)
- er de dood in de pot zijn (=niets te beleven zijn)
- er debet aan zijn (=er schuldig aan zijn)
- er een kleine jongen bij zijn (=er niet aan kunnen tippen)
- er gloeiend bij zijn (=op heterdaad betrapt zijn)
- er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
- er met zijn neus bij staan (=er vlakbij staan)
- er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
- er op gebrand zijn (=iets heel erg fijn vinden en er naar streven)
- er voor geknipt zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
793 betekenissen bevatten `zijn`
- een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
- een blok aan het been (=een last zijn voor iemand anders.)
- een twistappel vormen (=een onderwerp van ruzie/conflict/onenigheid zijn)
- de kool en de geit sparen (=een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn)
- één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
- in troebel water vissen (=een profiteur zijn)
- met beide benen op de grond staan (=een realist zijn)
- donkere morgens mooie dagen. (=een slecht begin hoeft geen mislukking te zijn)
- een slap jantje zijn (=een sukkel zijn)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
- een schuimspaan zijn (=een zuiplap of niksnut zijn)
- met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
- het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
- de koninklijke weg bewandelen (=eerlijk zijn)
- recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
- open kaart spelen (=eerlijk zijn, niets verbergen)
- een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
- bij eigen zin is geen gewin. (=eigenwijs zijn is niet goed)
- een brok in de keel krijgen (=emotioneel aangedaan zijn)
- een krop in de keel hebben (=emotioneel aangedaan zijn)
- een traan wegpinken (=emotioneel geraakt zijn, ontroerd zijn door iets => emotioneel)
- achter iets zitten (=er de oorzaak van zijn)
- iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
- een varken heeft wel een krul in zijn staart. (=er is altijd iets om trots op te zijn)
- het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
- er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
- gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrouw/groenvrouw (=er niet erg welkom zijn)
- ergens gezien zijn als een rotte kool bij een groenvrouw (=er niet graag gezien zijn)
- in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
- er niet over uit kunnen (=er niet over kunnen zwijgen, er zwaar door getroffen zijn)
- er als de kippen bij zijn (=er razendsnel bij zijn)
- er debet aan zijn (=er schuldig aan zijn)
- over het paard tillen (=er te veel goeds van zeggen / verwend en geprezen zijn)
- het zal daar kluizen (=er zal hevige ruzie zijn)
- het zal er stinken/waaien (=er zal hevige ruzie zijn)
- de wolf zal met het lam verkeren. (=er zal vrede zijn)
- er voor geknipt zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
- er voor in de wieg gelegd zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
- ik mag de tering krijgen (=er zeker van zijn)
- er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
- er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
- daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
- er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
- er is onkruid onder de tarwe (=er zijn minderwaardige goederen (of personen) tussen de betere)
- niet over rozen gaan (=er zijn nogal wat moeilijkheden)
- alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
- er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
- alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
- het tiend betaald hebben (=erg afgevallen zijn)
50 dialectgezegden bevatten `zijn`
- 't zien nog katjes die melk meugn (=Er zijn nog anderen op belust) (Veurns)
- 't zien ol klaps (='t zijn praatjes) (Veurns)
- 't Zien schontjes (=Het zijn mooie.) (Poperings)
- 't Ziet ie zwet van 't volk (=Hier zijn veel Afrikanen) (Kortenbergs)
- 't zijn a tantelafaires nie. (=Het zijn uw zaken niet) (Zelzaats)
- 't zijn der die... (=er zijn er die...) (Waregems)
- 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
- 't zijn klodden (=Er is iets mis mee) (Lokers)
- 't zijn kluten van druug oaringen (=het is onzin) (Gents)
- 't Zit in 't soort (=Dat is zijn aard) (Zwartebroeks)
- 't zit in den bok zijn koente (=heel goed verborgen) (Gents)
- 't zit in zijn mouwe (=een sluw of geslepen persoon zijn) (oudenaards)
- 't zoe 't er géen dêre van în (=Het zou niet slecht zijn) (Langemarks)
- 't zou moeten lukken (=het zou wel toevallig zijn) (Wichels)
- 't zuur emmen (=zijn maag die oprispt) (Meers)
- 't zweeëtn en (=de dupe zijn, gesnapt zijn) (Veurns)
- 't zwieët van zij kliuëdn ljuëp lans zijn viuëriuëft omiuë (=iemand die enorm zweet na een inspanning) (Kaprijks)
- 't zwit brobbelde em toe de kop uut (=het zweet borrelde uit zijn gezicht) (Westerkwartiers)
- 'thoope zijmme steirk (=samen zijn we sterk) (Sint-Laureins)
- 'toar groeit deur zijn mitse (=veel schulden hebben) (Knesselaars)
- 'tzijn eichenrechtsweirts van mekandere (=het zijn neven en nichten van elkaar) (Sint-Laureins)
- ‘N alve draai erin êbbe (ê) (=Een beetje dronken zijn) (Volendams)
- ‘N L op je rêg ê (=Lui zijn) (Volendams)
- ‘t kientsjen eed-ejkes gekakt (=er zijn suikerbonen) (Kaprijks)
- ‘t löp mien dunne deur de broek (=Bang zijn) (Kampers)
- ‘t schoap is de preud’af (=bekaf zijn) (Kaprijks)
- ‘t zal em een konte voarn (=hij zal er goed mee zijn) (Kaprijks)
- ‘tsa gieënn zjuustn zijn (=daar zullen ze niet blij mee zijn) (Kaprijks)
- ‘tsa nie gepast zijn (=daar ga je problemen mee hebben) (Kaprijks)
- ’t és e vies oeër (=iemand die snel boos is, hij is vlug op zijn tenen getrapt) (Meers)
- ’t és gedroeëtj en gesketen zé voeër (=hij is het evenbeeld van zijn vader) (Meers)
- ’t Is amal da niet, ’t es da kind zonder huefd da langs zijn poepken pap moe eedn. (=Dat is niet erg, er zijn veel moeilijker op te lossen problemen.) (Evergems)
- ’t oeëg op émmen (=het hoog in zijn bol hebben) (Meers)
- (dronken) als een Maleier zijn. (=Dronken zijn) (Utrechts)
- (Ge zijt) een zot gat (=Een lichte vrouw zijn) (Bambrugs)
- (Rotterdamse haventaal) een (olie) inspecteur/controleur die een tank controleert op het leeg zijn (=tank leeg kijken) (Rotterdams)
- ' k è me oan èm mispakt (=te leur gesteld zijn in iemand) (Sint-Niklaas)
- ' k goaë d' r agauwe goaën zijn (zie) (=ik zal er spoedig zijn (=aankomen) ) (Waregems)
- ' k zijn ier mij kluueten aun ' t afdrauen (=ik ben hier aan het zwoegen) (Lokers)
- ' K zijn un krab. (vastenavendtijd) (=ik ben een krab) (Bergs)
- ' k zou d' r m' n bôôntjes niet op te weke leggen (=ik zou er niet al te zeker van zijn) (Zeeuws)
- ' n Pèèr ân hebbe (=dronken zijn) (Genneps)
- ' ns flink veur ziene priester gaeve (=iemand woordelijk op zijn nummer zetten) (Steins)
- ' s laands wies, ' s laand eer (=elke streek heeft zijn gewoontes) (Westerkwartiers)
- ' t ' n es gieën zeg' n an (=argumenten / herhalingen zijn tevergeefs) (Waregems)
- ' t es van den hond zijn klouidn (=het slaat tegen) (Lochristis)
- ' t is alted iets, en ut so we zen es ut nie zo was (=Het is altijd iets, en het zou wat zijn als het niet zo was) (Dunges)
- ' T is van den bok zijn kluëte (=Het is niet waar hé!) (Dendermonds)
- ' t keend zet zijn keel' oopn (=het kind huilt hard) (Waregems)
- ' t land nie uut zien (=niet zover zijn) (Veurns)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen