677 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ken`
- de vuilste varkens willen altijd het beste stro. (=mensen die het niet verdienen willen evengoed het beste)
- de wapenrok aantrekken (=militair worden)
- de wijde wereld ingaan/intrekken (=(onbezorgd) op reis vertrekken)
- de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
- de wind niet door de hekken laten waaien (=elke gelegenheid te baat nemen)
- de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
- denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
- denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
- denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
- die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
- distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
- distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
- door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
- door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
- door en door kennen (=precies weten hoe iemand is)
- door het hennepen venster kijken (=opgehangen worden)
- door het ijs zakken (=niet aan de verwachtingen voldoen.)
- doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
- dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
- een beer op sokken (=een goedzak)
- een beerput opentrekken (=een geheim onthullen of schandalen blootleggen.)
- een bittere pil slikken (=grote moeite ergens mee hebben)
- een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
- een doodshemd heeft geen zakken. (=je hebt niets aan je geld als je dood bent)
- een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
- een fles de nek breken (=uitdrinken)
- een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
- een gepeperde rekening (=een hoge rekening)
- een gevoelige snaar raken (=iets ligt erg gevoelig bij iemand, belangstelling hebben voor een bepaald onderwerp en iemand die dan aandacht heeft ervoor)
- een gezicht als een oorwurm trekken (=erg ontevreden kijken (omdat er bijv. iets gedaan moet worden))
- een goede beurt maken (=iets heel goed doen, een goede indruk maken)
- een graantje meepikken (=meeprofiteren)
- een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
- een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
- een held op sokken (=iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik)
- een huis met gouden balken (=een huis met hypotheek bezwaard)
- een kattenrug maken (=diep buigend groeten)
- een kies uittrekken (=veel geld afhandig maken)
- een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
- een knorhaan pikken (=een dutje doen)
- een krakende wagen (=een onzekere zaak - iemand met een zwakke gezondheid)
- een kringetje drinken. (=een borreltje drinken.)
- een lang gezicht trekken/zetten (=laten merken dat men niet tevreden is)
- een lange neus maken (=tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken))
- een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
- een leeuwenhuid aantrekken (=zich dapper tonen)
- een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
- een lelijke pijp roken (=zuur opbreken)
874 betekenissen bevatten `ken`
- zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
- de kan aanspreken (=drinken)
- boven zijn theewater (=dronken)
- de lading binnen hebben (=dronken)
- volle krop, dolle kop. (=dronken mensen doen gekke dingen)
- voor Pampus liggen (=dronken of bewusteloos zijn)
- met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
- een stuk in je kraag drinken (=dronken worden)
- een laars aanhebben (=dronken zijn)
- in de olie zijn (=dronken zijn)
- een stuk in zijn kraag hebben (=dronken zijn)
- een snee in de neus hebben (=dronken zijn)
- een snee in het oor hebben (=dronken zijn)
- de koning gezien hebben (=dronken zijn)
- lazarus zijn (=dronken zijn)
- de Paus van dichtbij zien. (=dronken zijn)
- de prins spreken (=dronken zijn)
- een peer op hebben (=dronken zijn)
- een kwade dronk hebben (=dronken zijn en slecht geluimd)
- een bom inhebben. (=dronken zijn.)
- aan het verstand brengen (=duidelijk maken)
- aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
- de neus optrekken (=duidelijk maken dat men iets of iemand niet waardeert)
- man en paard noemen. (=duidelijke taal spreken)
- groen en geel voor de ogen worden (=duizelen en/of erg van schrikken)
- moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
- op de lappen (=een beetje opgeknapt - op stap om te drinken)
- een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
- een kringetje drinken. (=een borreltje drinken.)
- dat is opgelegd pandoer (=een duidelijke van te voren afgesproken zaak)
- voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
- over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
- een steek laten vallen (=een fout maken.)
- het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
- op stoom komen (=een goed tempo bereiken)
- een wit voetje halen (=een goede indruk maken bij de leider(s))
- hoge ogen gooien (=een goede kans maken op iets)
- alles op één kaart zetten (=een groot risico nemen door op slechts één kans te gokken)
- een slok op een borrel schelen (=een groot verschil maken)
- op je bek gaan (=een grote fout maken; afgaan)
- stukken maken (=een grote indruk maken , veel kapot maken)
- een heilig huisje (=een herberg - een (voor de betrokkene) onaantastbare waarheid)
- een loden pijp hebben (=een hete vloeistof snel kunnen opdrinken)
- een gepeperde rekening (=een hoge rekening)
- wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
- een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
- een visje verschalken (=een kleinigheid meepikken)
- een achterdeurtje (=een manier om iets te ontduiken)
- advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
50 dialectgezegden bevatten `ken`
- ik ken hier gien slok op krieg'n (=ik lust dit echt niet hoor) (Westerkwartiers)
- Ik ken menne meins nie fijnde. (=Ik kan mijn vriend (in) niet meer vinden.) (Bosch)
- ik ken mien papp'nheimers (=ik weet wat mijn onderdanen wensen) (Westerkwartiers)
- ik ken niet hèkse! (=ik kan nou eenmaal niet 2 dingen tegelijk.) (Westfries)
- ik ken niet heksen en blauwvaarm (=ik kan maar een ding tegelijk hoor) (Westerkwartiers)
- Ik ken niet kòlle (=Ik kan niet sneller (iets doen)) (Volendams)
- Ik ken nog wel rijje heur! (=Ik ben de BOB) (Arnhems)
- ik ken oe wè, oe va hef doev' n (=ik ken jou wel, jouw vader heeft duiven) (Vaassens)
- ik kenne 't ele mense niet (=ik ken die persoon helemaal niet) (Zwols)
- Ik kon um (=Ik ken hem) (Hagesteins)
- ik wiet wel woar de schoen wringt (=ik ken de moeilijkheden wel hoor) (Westerkwartiers)
- ik wiet woar de schoen wringt (=ik ken de problemen) (Westerkwartiers)
- Ikennem van aur nog ploëm (=Ik ken hem helemaal niet) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Indien ja het antwoord is, dan hèdde veul witkalk nôodeg!! (=ken jij de weg naar Rome (Witte gè de wèg naor Rôome ) (Witten is ook met witkalk bestrijken) ) (Tilburgs)
- ja hallo, daar ken ik niet feul fan begriepe (kenne jou miskien oek un bitsje gewoan doeën?) (=niet te begrijpen (doe toch eens normaal) ) (Leewarders)
- je ken (=jij kunt) (Rotterdams)
- Je ken 't komme haluh (=U kunt het komen ophalen) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- Je ken an ' t gast! (=Je kan aan het gas!) (Leids)
- je ken borsten wat main betreft (=je kunt barsten voor mijn part) (Westlands)
- je ken de pestpokke krijgen (=je kan de rambam krijgen) (Rotterdams)
- Je ken een hoop stront paars verreve, maar 't blijf een hoop stront (=Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.) (Rotterdams)
- Je ken een kind krijgen met een roodkopere kop dan ken je je de kolere poetsen juh! (=Schelden) (Leids)
- je ken et up zn duumptje (=hij kent het van buiten) (Kortemarks)
- je ken me de bout hachelen (=Je kan me wat) (Amsterdams)
- Je ken me de bout haggelen (=Je bekijkt het maar) (Monnickendams)
- Je ken mèn de bâht haggelûh (=Bekijk het maar) (Haags)
- Je ken met hem/haar alle kante op behallevuh de goeie (=Er is geen land met hem te bezeilen) (Utrechts)
- joe ken mien rik op (=je kan mijn rug op) (Flakkees)
- Juh, ken je nog wat met je ooren dan? (=Sloof je niet zo uit) (Leids)
- kanne nie tuis brin'g (=ik ken hem niet) (Brakels)
- ke ken em noch van aor noch van pluumn (=ik ken hem niet) (Kortemarks)
- ken 'ut eraef - wat een gave...... (=Is dit alles is dat alles Is er niet meer) (Utrechts)
- kèn (groaten) 'onger (=ik heb (veel) trek) (Hulsters (NL))
- ken am me reet roeste (=Kan me niet schelen) (Westlands)
- ken betraje em veur gjien oar (=Ik vertrouw hem niet) (Gavers)
- kèn da nie (=ik ken dat niet) (Sint-Niklaas)
- kèn der min goesting van; 'k ben tsoe beu as kaa pap (=ik ben het beu) (Sint-Niklaas)
- ken der woeste in, 'k èn doar goeste vwoaren (=ik heb DAAR GOESTING IN) (West-Vlaams)
- ken dur geen eirig in gat (=het is me niet opgevallen) (Sint-Niklaas)
- ken e gat in me memoorje (=ik ben vergeetachtig) (Lichtervelds)
- ken e proses an me kytn (=ik kreeg een proces verbaal) (Lichtervelds)
- ken e sjikellette i me bekke (=Ik heb een kauwgom in mijn mond) (West-Vlaams)
- kèn e stientsjen op min steir gekregen (=ik heb een steentje op mijn hoofd gekregen) (Sint-Niklaas)
- kèn een pinkoog (=mijn oog is ontstoken) (Sint-Niklaas)
- ken em up nen draod (=ik ken hem zeer goed) (Kortemarks)
- ken em van oar noch van pluumn (=ik ken hem helemaal niet) (Lichtervelds)
- ken er wel op skijte (=heb ik een hekel aan) (Leewarders)
- ken het dat ik u kan? (=Kan het dat ik u ken?) (Rotterdams)
- ken het zijn dat ik u kan? (=Hebben wij elkaar al eens eerder ontmoet?) (Rotterdams)
- ken ik ja nait roeken (=Dat kan ik toch niet weten) (Gronings)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen