Spreekwoorden met `of`

Zoek


197 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `of`

  1. iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
  2. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  3. iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
  4. iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
  5. iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
  6. iemand niet kunnen luchten of zien (=een hekel aan iemand hebben)
  7. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  8. iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
  9. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  10. iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
  11. iemand voor het hoofd stoten (=iemand beledigen of kwetsen)
  12. iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
  13. iets of iemand in de peiling hebben (=iets of iemand begrijpen)
  14. iets of iemand op de korrel nemen (=kritiek op iets of iemand hebben)
  15. iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
  16. iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
  17. iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
  18. ik geloof er in als een jood in Jezus Christus (=ik geloof er maar weinig in)
  19. in geen kerk of kluis komen (=niet godsdienstig zijn)
  20. in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
  21. in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
  22. je de ogen uit het hoofd schamen (=erg beschaamd zijn)
  23. je eigen vlees of bloed (=zijn eigen familie (kinderen))
  24. je hoofd in de schoot leggen (=het opgeven)
  25. je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
  26. kiezen of delen/kavelen (=maak uw keuze!)
  27. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  28. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  29. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  30. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  31. koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
  32. koffiedik kijken (=trachten het onbekende te kennen (de toekomst))
  33. kolen op iemands hoofd stapelen (=iets goed doen voor een onvriendelijke persoon)
  34. kort van stof (=weinig zeggend, onvriendelijk)
  35. kreupel of koning. (=alles of niets.)
  36. kruis of munt gooien (=ervoor loten)
  37. liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
  38. maar zus of zo (=zo maar ongeveer, niet geweldig)
  39. maling aan iets of iemand hebben (=zich nergens iets van aantrekken)
  40. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  41. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  42. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  43. met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
  44. met zijn hoofd in de wolken (=zo gelukkig, blij zijn dat je niet goed oplet)
  45. mijn hoofd staat er niet naar (=ik kan me er niet op concentreren)
  46. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
  47. muizenissen in het hoofd (=zorgen)
  48. naar het hoofd gooien/slingeren (=scherpe verwijten maken)
  49. niet goed bij zijn hoofd zijn (=niet goed wijs zijn, gekke dingen doen)
  50. niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)

471 betekenissen bevatten `of`

  1. een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
  2. paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is)
  3. een pluim krijgen of geven (=een compliment krijgen of geven)
  4. een Frans compliment. (=een compliment wat niet zo oprecht of positief is als het aanvankelijk leek)
  5. de ene pijl de andere nazenden (=een dwaze of nutteloze daad herhalen)
  6. het bijltje zoeken (=een excuus of uitweg verzinnen)
  7. een beerput opentrekken (=een geheim onthullen of schandalen blootleggen.)
  8. een glazen boterham. (=een glas jenever of bier)
  9. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  10. een bok schieten (=een grote fout begaan of zich lelijk vergissen)
  11. een mond als een hooischuur (=een grote of erg brutale mond)
  12. een loden pijp hebben (=een hete vloeistof snel kunnen opdrinken)
  13. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  14. een gezicht van ouwe lappen (=een huilerig of lelijk gezicht)
  15. een vogel voor de kat (=een hulpeloos slachtoffer, dat niet meer gered kan worden)
  16. er een gooi naar doen (=een kans wagen of iets proberen te raden)
  17. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  18. een taling uitzenden om een eendvogel te vangen (=een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen)
  19. de bom is gebarsten (=een langdurige spanning of conflict is tot een uitbarsting gekomen)
  20. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  21. in de fout gaan (=een onaanvaardbaar of strafbaar feit begaan)
  22. een ongelikte beer (=een onbeschofterik)
  23. het achtste wereldwonder (=een ongelooflijk prachtig iets)
  24. een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
  25. in troebel water vissen (=een profiteur zijn)
  26. doekje voor het bloeden (=een schrale troost, of een ontoereikende, slechts symbolische maatregel)
  27. op dood spoor zitten (=een situatie waarin er geen vooruitgang of hoop is)
  28. een wig drijven tussen (=een splitsing of misverstand bewerken)
  29. een wigge drijven tussen (=een splitsing of misverstand bewerken)
  30. een geloof dat bergen kan verzetten (=een sterk geloof)
  31. de gulden middenweg (houden/bewandelen/verkiezen) (=een tussenstandpunt of tussenoplossing verkiezen)
  32. een schot voor de boeg (=een uitspraak of vraag als eerste aanzet tot een gesprek of discussie (eigenlijk: een waarschuwingsschot))
  33. een schuimspaan zijn (=een zuiplap of niksnut zijn)
  34. met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
  35. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  36. er oog voor hebben (=er de waarde van inzien of aandacht voor hebben)
  37. de beer is los (=er gebeurt opeens van alles; er ontstaat ruzie of paniek)
  38. een baas boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  39. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  40. er op zitten zweten (=er moeizaam of langdurig aan werken)
  41. tussen wal en schip vallen (=er niet bij passen of genegeerd worden.)
  42. er niet over uit kunnen (=er niet over kunnen zwijgen, er zwaar door getroffen zijn)
  43. er part noch deel aan hebben (=er niets van weten of niet aan deelgenomen hebben)
  44. het hazenpad (ver)kiezen (=er vandoor gaan of vluchten)
  45. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  46. geen rook zonder vuur (=er wordt niet over gepraat of er is wel iets van waar)
  47. er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
  48. er is onkruid onder de tarwe (=er zijn minderwaardige goederen (of personen) tussen de betere)
  49. er de hand in gehad hebben (=eraan meegewerkt hebben, met raad of daad)
  50. een brave Hendrik zijn (=erg braaf zijn of zich zo voordoen)

50 dialectgezegden bevatten `of`

  1. a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
  2. a spriet stoed open, pastop of anne vogel es go vlieg'n (=let op, uw gulp is open) (Meers)
  3. a wet van toeten of bloaze (=hij weet er niets van) (Antwerps)
  4. a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
  5. A' j noe deur de hond of de katte e' beet' n wod, t' is allebeide niks. (=Politiek is gemeen) (Epers)
  6. aa iet et werm woeter oeitgevonne of aa paast dattem et werm woeter oeitgevonne iet (=voor iemand die stom is of hem zelf voor slim pakt) (tervurens)
  7. aa kas opfrette (=zenuwachtig of lastig zijn) (tervurens)
  8. Aa wet van toete of blauze (=Hij weet er helemaal niets van) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  9. aaf òf nie (=gereed of niet) (Tilburgs)
  10. Aafblèèven of tréûn (=Houwen is trouwen) (Hasselts)
  11. aaier of jong? (=kiezen of delen) (Tilburgs)
  12. aare of joeng (=het een of het ander) (Westels)
  13. aare of joeng (=ja of neen) (Sint-Katelijne-Waver)
  14. aaren oef joeng (=eieren of jongen; maak eindelijk je keuze) (Herentals)
  15. Aaren of joeng (=Je moet kiezen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  16. aaren of joeng (=maak een keuze) (Booms)
  17. abbazjoer (=lampekap of oet van een madam) (Dendermonds)
  18. ae geboard 'em va krommenoas (=hij doet of zijn neus bloedt) (Wichels)
  19. ae wit van toet'n of bloaz'n / noch bloaz'n (=hij is totaal niet op de hoogte / weet er niets van af) (Wichels)
  20. Afzakkertje (=Laaste biertje of borreltje) (Rotterdams)
  21. ak naa mar wies wèk wô..........., dan hak òk wè, war paa.......!!! (=als ik nu maar eens wist, wat ik wilde............dan had ik ook wat, of niet vader..........!!!) (Tilburgs)
  22. al is 't ook skeve of skel et skippert wel (=Dat past wel bij elkaar) (Giethoorns)
  23. Alle hôngsgezeik (=Bij 't minste of geringste) (Weerts)
  24. Allei, cirkulei, d'eraf of 'k zet oe deroep! (=Vooruit, rij door, ga van dat (voetpad), of ik zet je op de bon!) (Antwerps)
  25. alles mètsjare wat nie te heet of te zwaur ès (=pikken) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. alvelings (=min of meer) (Sint-Niklaas)
  27. An de kaant of in de kraant! (=Opzij!) (Enschedees)
  28. ane gemeindje zeen; ane sjoeël zeen (=werkzaam bij gemeente of school) (Heitsers)
  29. anne van de koesj of trauën (=handen van de koets of trouwen gezegd tegen iemand die een gehuwde vrouw niet ongemoeid wil laten) (Meers)
  30. anne van de korre of trouën (=niet vrijen voor het trouwen) (Meers)
  31. aoën den aaterkant van piëd en de viërkant van vrolaaj moeste vërzichtëg zin (=opgepast als je aan de achterkant van paarden of de voorkant van meisjes zit) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. As 't regent met pissende Grietie, regent het in zes weken veule, weing of hielemaole niet (=weerspreuk (uit Hoogeveen) ) (Drents)
  33. as der hier of deer maar un lampie brand (=relativerende opmerking) (Westfries)
  34. as er en vlaag komt doenek mene gabardine aan of mene permeabel (=als het regent doe ik mijn regenjas aan) (Schunnebroecks)
  35. as haer óp een hóngd (=druk of erg veel) (Huizers)
  36. As ie roekt dan wet ie of `t stinkt (=Als je ruikt dan weet je of het stinkt) (Twents)
  37. As Mie kumt mi de slappe was. (=als iemand vraagt wanneer komt dit of dat als het om geld gaat is het antwoord vaak:) (Mills)
  38. As of de duvel d'rmee speult (=Tuurlijk. Het zal eens niet. Wel heel toevallig.) (Utrechts)
  39. As os kat  ön kój  war molleke wö ze onner (e) tueffel... As men tant kloete ha war 't menne nónk gewiest... As de as brekt valt de kaar... (=als iemand zegt `als ik dit of als ik dat`...) (Stals)
  40. As, as….as de as brekt vilt de kèr (=had ik dat maar gedaan of als ik dit of dat had gedaan…) (Zurriks)
  41. Asof de duvel er mee speult (=of het zo moest zijn) (Giethoorns)
  42. asset nie geleefs maok ichtich get aanester wijs (=geloof het of geloof het niet) (Bilzers)
  43. assie kèkt motte nie kèke (=je moet net doen of je hem niet ziet) (Dongens)
  44. ast wait met st magriet, regnt het drie daagn veul, weinig of niet (=weerspreuk) (Drents)
  45. aste nie gëleefs wat ich tich zèk, dan maok ich tich get aanëstërs wijs (=je gelooft het of je gelooft het niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. aste smërgës opstees mètte hinne, doër den daog wërks waajë piëd en dan soëvës mieg bès waaj nen hond...dan bèste heil ziëkër ne loempën iëzël of stoem koer (=als vroeg op staat, dan hard werkt om s'avond dood te zijn, dan schat ik dat je een ezel of lompe koe zijt) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. aste spech laach, wiëd rènger verwaach (=kraait de haan bij avond of nacht, dan wordt er ander weer verwacht) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. aste zon sjaajnt kump iedereen baute, mér assët raengert zieste niemes mei (=supporters genoeg als het goed gaat met de ploeg, maar je ziet of hoort niemand meer als het minder goed gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. astes nie geleûfs maok ichtich get aanes wijs (=echt waar of niet?) (Bilzers)
  50. at waor is zienge ze in de kerk (=het is maar de vraag of dat waar is) (Oudenbosch)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen