Spreekwoorden met `ij`

Zoek


1486 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ij`

  1. als sneeuw voor de zon verdwijnen (=ergens niets van over blijven)
  2. als zwijnen aan de bak gaan (=zonder te bidden gaan eten.)
  3. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  4. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  5. altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
  6. altijd het oude liedje (=steeds weer hetzelfde)
  7. altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
  8. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  9. appels met peren vergelijken (=twee totaal verschillende dingen vergelijken)
  10. april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
  11. arbeider in de wijngaard des heren (=geestelijk beroep (priester,dominee) uitoefenend)
  12. armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
  13. bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
  14. bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
  15. bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
  16. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  17. beidt Uw tijd, duur Uw uur (=op de toren van de Amsterdamse koopmansbeurs)
  18. bekeken zijn (=op orde zijn, niets meer aan hoeven doen)
  19. beminnen als het licht van zijn ogen (=erg graag zien)
  20. beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
  21. bezoek en vis blijven drie dagen fris (=je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren)
  22. bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad gaan)
  23. bij de kladden krijgen (=te pakken krijgen)
  24. bij de mieren zijn (=dood)
  25. bij de neus hebben (=iets wijsmaken)
  26. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  27. bij de pinken zijn (=snel dingen begrijpen, Handig en flink zijn, Vroeg opstaan)
  28. bij de roes (=alles door elkaar)
  29. bij de styx zweren (=styx is rivier in onderwereld)
  30. bij de tekst blijven (=bij het oorspronkelijke plan blijven)
  31. bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet))
  32. bij eigen zin is geen gewin. (=eigenwijs zijn is niet goed)
  33. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  34. bij elkaar flansen (=samenrapen)
  35. bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
  36. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  37. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  38. bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
  39. bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
  40. bij iemand aankloppen (=hulp vragen)
  41. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  42. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  43. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  44. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
  45. bij kris en kras volhouden (=bij hoog en bij laag volhouden)
  46. bij kris en kras zweren (=bij hoog en bij laag zweren)
  47. bij moeders pappot (=thuis)
  48. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  49. bij nacht en ontij (werken/zijn) (=wanneer anderen slapen)
  50. bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)

2098 betekenissen bevatten `ij`

  1. een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  2. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  3. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  4. jong te paard, oud te voet (=als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk)
  5. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  6. een goed gelaat is de beste geleidebrief. (=als je knap bent krijg je veel voor elkaar)
  7. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  8. wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
  9. gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
  10. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
  11. de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
  12. wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
  13. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  14. oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
  15. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  16. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  17. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  18. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  19. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  20. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  21. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  22. haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
  23. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  24. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  25. op de kloosters reizen (=altijd bij vrienden of kennissen logeren)
  26. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  27. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  28. semper virens (=altijd groen)
  29. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  30. met alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  31. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  32. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  33. van leugens aaneenhangen (=altijd maar liegen)
  34. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  35. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  36. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  37. onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
  38. semper idem (=altijd weer hetzelfde)
  39. strijk en zet (=altijd weer opnieuw)
  40. niets dan wonden en builen zoeken (=altijd willen vechten)
  41. niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
  42. uit de toon vallen (=anders zijn dan de anderen)
  43. winter hebben (=arm zijn)
  44. van geld voorzien zijn als een pad van veren (=arm zijn)
  45. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  46. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  47. dat is een echte haai (=assertief en bijdehand mens)
  48. de scepter zwaaien (=baas zijn)
  49. het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
  50. onder zich hebben (=baas zijn over)

50 dialectgezegden bevatten `ij`

  1. ij eed' em bij den bok loauten dune (=hij heeft zich laten bedriegen) (Lokers)
  2. ij eeden nuf itkommer (=hij heeft een nieuw gebit) (Vels)
  3. ij eeft gene puujt miejr om op te stoan (=hij kan niet meer verder) (Wetters)
  4. ij eej op z n oge gat (=hij heeft op zijn kop gehad) (Oudenbosch)
  5. ij eet 't gezeed g'ad (=hij heeft het gezegd) (Steenbergs)
  6. ij eet een lirre vandoen om iejn ee verke zij gat te kijk'n (=heel kleine persoon) (Brakels)
  7. ij eet er een broerken an duud (=met tegenzin iets doen) (Gents)
  8. ij eet goedop (=hij is er van overtuigd) (Brakels)
  9. ij eet ier niets te bassen (=Hij heeft hier niets te zeggen) (Zelzaats)
  10. ij eet in mijn roape gescheten (=Hij heeft me beledigd) (Brakels)
  11. ij eet mee laa tandn (=hij lust het niet) (Kaprijks)
  12. ij eet on zijn kluuten, ij eet on zijne rekker (=hij heeft het zitten) (Zottegems)
  13. ij eet ut / ijeegut aon z n streen (=hij heeft het op zijn heupen) (Oudenbosch)
  14. ij eeteraf (=hij heeft het zitten) (Wetters)
  15. ij ef de goed-wies kepot (=Hij is gek) (Kampers)
  16. ij ef de konte dicht eknepen (=Hij is gestorven) (Kampers)
  17. ij ef de krenge in (=Hij is boos) (Kampers)
  18. ij ef de piepe vol (=Hij heeft genoeg drank gehad) (Kampers)
  19. ij ef de piepen vol (=Hij heeft behoorlijk gedronken) (Zwols)
  20. ij ef de wind in zien gat (=hij is zo druk, er is storm op komst) (Zwols)
  21. ij ef een aertien naor zien vaertien . (=Hij is precies het zelfde als zijn Vader .) (Zwols)
  22. ij ef een leem' as een luus op een zeer eufd (=Hij heeft een mooi onbezorgd leven) (Kampers)
  23. ij ef gien cent te makke (=Hij heeft geen geld) (Zwols)
  24. ij ef mörref in de botten (=Hij is sterk) (Kampers)
  25. ij ef un kop as un tuun-amer (=Hij heeft een dikke kop) (Kampers)
  26. ij egget begaojt. (=Hij heeft het verprutst.) (Roosendaals)
  27. ij ei nen broebel oep ze gat (=het is niet aangenaam) (Antwerps)
  28. ij èngt nog oan zij moejers rok'n (=hij blijft een moederskind) (Brakels)
  29. ij es (z'es) van 't hand gods geslegen (=hij (zij) is verbouwereerd) (Zottegems)
  30. ij ès a zu vies as ui verk'n (=hij is heel slecht gezind) (Brakels)
  31. ij es aan 't boezeneren. (=Hij is de bloemetjes aan het buitenzetten) (Zelzaats)
  32. ij es bij kiekepuut (=als er iemand sterft) (Gents)
  33. ij es bij tsies (=hij is overleden) (Gents)
  34. ij es gezet lijk ne pui op ne wegeling (=hij wordt op de goede weg gezet) (Gents)
  35. ij es in zijn gat gebeten (=hij is verontwaardigd) (Gents)
  36. ij es mee zijn gat in de boter gevalle, moar mee zijne kinne op den rand (=denken dat iemand geluk had, maar toch niet.) (Gents)
  37. ij es mee zijn gat in de boter gevallen, ij ee oersjanse gat (=hij heeft geluk gehad) (Gents)
  38. ij es op zen tiejnen getorren (=gekrenkt zijn in zijn eer) (Moorsel)
  39. ij és poepeloere zat / stiepelzat / ij ee en stuk in zaane zielee (=hij is stomdronken) (Gents)
  40. ij es schampavie (=hij is weg) (Zottegems)
  41. ij es teken aan 't lutsen (=Hij is regenwormen aan het uitsteken) (Zelzaats)
  42. ij es ter klôf op (=hij heeft het bij het rechte eind) (Gents)
  43. ij ès uk nog nie tènden mee leev'n (=hij zal dit niet ongestraft doen) (Brakels)
  44. ij es van den duvel geree-en (=hij is onhandelbaar) (Zottegems)
  45. ij es van gienen hoaze gepoept (=Het is geen vlugge werker) (Hansbeeks)
  46. ij es veele op de boane (=hij werkt in de buitendienst) (Gents)
  47. ij es zuu stom oas 't peerd van kristus en da was nen ezel (=hij is zo stom als het achterend van een varken) (Gents)
  48. ij es zuu zwart of muurkes kluute (=zwarte kleur (van iets of iemand die zich vuil (zwart) heeft gemaakt) (Gents)
  49. ij evet omziejp golpen (=hij heeft het verpest) (Wetters)
  50. ij gao gin zaand mir af (=hij heeft zijn buikje lekker vol gegeten) (Oudenbosch)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen