Spreekwoorden met `hou`

Zoek


113 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hou`

  1. strak houden (=streng opvolgen - weinig toelaten)
  2. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  3. uit het goede hout gesneden zijn (=van goede afkomst zijn / een goed karakter hebben)
  4. van de behoudende leer zijn (=conservatief zijn)
  5. van de houvast zijn (=gierig of mager zijn)
  6. van dik hout zaagt men planken (=niet al te nauwkeurig of zorgvuldig werken)
  7. vasthouden aan een strootje (=blijven hopen op een kleine kans.)
  8. voeling houden met (=contact houden met)
  9. voet bij stuk houden (=niet toegeven, bij de eigen ideeën blijven)
  10. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  11. voorbij de schout zijn deur mogen dragen (=wel gezien mogen worden)
  12. wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
  13. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)

128 betekenissen bevatten `hou`

  1. een oude boom moet je niet verpoten. (=ouderen houden niet van veranderingen)
  2. de regels met voeten treden (=overtreden, voorschriften niet opvolgen / onbehouwen te werk gaan)
  3. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  4. er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
  5. zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
  6. een garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
  7. de pijp aan maarten geven (=sterven, ermee ophouden)
  8. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  9. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
  10. uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
  11. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  12. je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  13. een smulpaap zijn (=van lekker eten houden)
  14. voor de fret zijn (=van lekker eten houden)
  15. op je strepen staan (=vasthouden aan je principes en rechten.)
  16. er zijn tanden inzetten (=vasthoudend zijn, niet snel opgeven)
  17. aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
  18. tot het gaatje gaan (=volhouden)
  19. kijken hoe de hazen lopen (=voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen)
  20. aanzien doet gedenken (=wat men met eigen ogen gezien heeft, is gemakkelijker te onthouden)
  21. wat Jantje is zal Jan worden. (=wel ouder worden maar dezelfde streken houden)
  22. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  23. de aanhouder wint (=wie volhoudt, zal uiteindelijk succes hebben.)
  24. onder en boven de wet zijn (=zich niet aan de regels hoeven te houden)
  25. of men geen tien kan tellen (=zich onnozel houdend)
  26. roomser dan de paus zijn (=zich overdreven precies aan de regels houden)
  27. zonder aanzien des persoons (=zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat)
  28. als de ragebol rust werkt de spin (=zonder onderhoud raakt `n huis (de omgeving) snel in verval)

50 dialectgezegden bevatten `hou`

  1. hawt a bakkes (=hou uwe mond) (Turnhouts)
  2. Hawt dien waffel (=hou je grote mond) (Gelaens (Geleens))
  3. Hefd oeven teut (=hou uw mond) (Aarschots)
  4. Heift e bakkes (=hou je mond) (Grobbendonks)
  5. heift eive snebber nei is (=hou je mond nu eens) (Nijlens)
  6. Héjt ää bakkês joeng! (=hou je mond!) (Kastels)
  7. Ho! Schei 's uit! (=Stop! hou 'ns op!) (Helenaveens)
  8. hoaj dich keduuk (=hou je rustig) (Kessels)
  9. Hoal 'm in de gaat'n. en gimma gas (=hou hem in de gaten. En geef maar gas) (Sallands)
  10. hoft ur bakkes (=hou uw mond) (Tiens)
  11. Hol oen kop (=hou je stil) (Hoogeveens)
  12. hol op met hikhakk' n (=hou op te bekvechten) (Westerkwartiers)
  13. hol op te dunnerjoag'n (=hou op te klieren) (Westerkwartiers)
  14. hol op te foeder'n (=hou op te mopperen) (Westerkwartiers)
  15. hol op te groedje toet'n (=hou op te morsen) (Westerkwartiers)
  16. hol op te gromm'n (=grommen - hou op met grommen) (Westerkwartiers)
  17. hol op te jeuzel' n (=hou op te zeuren) (Westerkwartiers)
  18. hol op te kniez'n (=hou op met dat stiekeme lachen) (Westerkwartiers)
  19. hol op te mekker'n (=hou op te mopperen) (Westerkwartiers)
  20. hol op te miauw'n (=hou op te zeuren) (Westerkwartiers)
  21. hol op te tjauwel´n (=hou op met dat domme gepraat) (Westerkwartiers)
  22. hol toch es op te belk' n (=hou toch eens op te schreeuwen) (Westerkwartiers)
  23. hol toch op te kribb'n! (=hou toch op met ruzie maken!) (Westerkwartiers)
  24. hol toch op te snödder'n (=snotteren - hou toch op te snotteren) (Westerkwartiers)
  25. Holt de bene d'r onder (=hou je haaks) (Achterhoeks)
  26. Holt toch 'ns op met dat gedraak! (=hou toch eens op met dat gezeur!) (Aaltens)
  27. Hot tich mér sjterk . (WT) (=hou je maar sterk) (Mechels (NL))
  28. Hot venne teut! (=hou je mond!) (Hulshouts)
  29. hou dien hasses (=je moet je mond houden) (Leewarders)
  30. hou doe bakkes is un hortje. (=houd je mond eens even.) (Werkendams)
  31. hou doe, houdoe (=tot ziens) (Brakels (gld))
  32. hou ist der mit (=hoe is het ermee) (Gronings)
  33. hou je smoel (=hou je mond) (Amsterdams)
  34. hou jij nou 'es effe je bakkes, hou je slaaiemmer dicht, kop dicht, smeol houwe, je moet een poosie je kop houwe, hou es een poasie je smoel dig, houwes je wáffel, bakkes houwe, hou je laaiklep es effe dicht. (=hou eens even je mond) (Utrechts)
  35. hou lang piele jou nou met het ouwe mens om (=Hoe lang ben je getrouwd) (Leewarders)
  36. hou oewen smoel of houtemoel (=houdt je mond) (Maas en waals)
  37. hou ouwe bekkis dicht (=hou je mond eens) (Bosch)
  38. hou ter de roei moar onder! (=houd u maar aan de regels!) (Bevers)
  39. hou toewe bek gek of ik kits unne winkelhoak in oewe pens (=hou je mond of ik doe je iets) (Bosch)
  40. hou wordt t nou den? (=hoe is het ermee?) (Gronings)
  41. houd aan, maak laam, veer houe op de kis, umdat ut drie daag vasteloavend is (=hou vol, vertel, we slaan op de kist omdat het drie dagen carnaval is) (Sittards)
  42. houd awen teut, smoel, bakkes (=hou je mond) (Antwerps)
  43. houd je muil! (=hou je mond!) (Rotterdams)
  44. houd oewen bakkes, gek (=hou je mond, eikel) (Bosch)
  45. houdaa bakkes! (=hou je mond!) (Grobbendonks)
  46. houdt je groate slaoi-emmer nou eens dicht ! / minder negatief , maar niet aardig en vaak grappig bedoeld: uuuh bekkie hè? / hou je smoel ! (=hou je grote mond nou eens dicht !) (Utrechts)
  47. houdt op (scheidt uit) / hou erovuhr op / kop dicht / begin er niet over asjebelief / neeeeee, niks / (=ik wil er niets van horen) (Utrechts)
  48. houduw geneuk (=hou daarmee op) (nieuwmoers)
  49. hout toch oewe wouwel! (=hou toch je mond!) (Hoarens (haren nb))
  50. houw di-jn mûl! houw diej bakkes! (=hou je bek!) (Brees)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen