Spreekwoorden met `Alle`

Zoek


163 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Alle`

  1. in het water vAllen (=falen (een opzet, een voornemen, een plan), mislukken, niet doorgaan)
  2. in mei leggen Alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint)
  3. Jan en Alleman (=iedereen)
  4. je in Allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
  5. je kan niet Alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  6. je kunt wel Alleen eten, maar niet Alleen werken. (=men moet goed voor het personeel zijn.)
  7. je mag wel Alles eten, maar niet Alles weten. (=ik hoef je niet alles te vertellen.)
  8. jong en oud, op het eind wordt Alles koud. (=uiteindelijk gaat iedereen dood.)
  9. kAllen is mAllen maar doen is een ding (=je kan het beter doen dan er altijd maar over blijven praten)
  10. mAlletje naar mAlletje (=op precies dezelfde wijze herhaald)
  11. meer kunnen dan Alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  12. met Alle soorten van genoegen (=heel graag)
  13. met Alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  14. met Alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  15. met Alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  16. met Alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  17. met de deur in huis vAllen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
  18. met vAllen en opstaan (leren) (=door mislukkingen leren)
  19. met zijn gat in de boter vAllen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
  20. met zijn neus in de boter vAllen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
  21. moederziel Alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
  22. niet Alle winden schudden noten af. (=succes is niet altijd gegarandeerd)
  23. niet bij brood Alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  24. niet op je achterhoofd gevAllen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
  25. niet op zijn mondje gevAllen zijn (=precies duidelijk maken hoe iemand over iets denkt)
  26. nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen Alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
  27. ongeluk komt zelden Alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  28. op Alle slakken zout leggen (=op alle onbelangrijke dingen commentaar hebben)
  29. op het veld van eer gevAllen (=eervol gesneuveld)
  30. paarden vAllen ook al hebben zij vier benen. (=iedereen maakt fouten)
  31. tijd heelt Alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  32. tussen twee stoelen in de as vAllen (=er bekaaid vanaf komen)
  33. tussen wal en schip vAllen (=er niet bij passen of genegeerd worden.)
  34. uit Alle hoeken en gaten (=van alle kanten)
  35. uit de boot vAllen (=een eigen gang gaan)
  36. uit de koets vAllen (=ontnuchterd worden)
  37. uit de lucht komen vAllen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  38. uit de toon vAllen (=anders zijn dan de anderen)
  39. uit z`n rol vAllen (=tijdens het spelen iets zeggen of doen wat niet bij de rol hoort)
  40. van Alle markten teruggekomen zijn (=nergens voor deugen)
  41. van Alle markten thuis zijn (=veel kunnen en handig zijn of veel weten)
  42. van de sokken gaan/raken/vAllen (=bewusteloos vallen)
  43. van God en Alle mensen verlaten (=afgelegen; stil)
  44. van hoop Alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  45. van je paard gevAllen zijn (=een positie verliezen)
  46. van kwaad tot erger komen/vervAllen (=steeds erger worden)
  47. van twee wAlletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
  48. van zijn voetstuk vAllen (=ontmaskerd worden - de macht ontnomen worden)
  49. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze Alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  50. waar de boom gevAllen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)

230 betekenissen bevatten `Alle`

  1. door de bomen het bos niet meer zien (=door Alle details het overzicht verliezen)
  2. alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvAllend te gedragen bekomt men aandacht)
  3. alles wat los en vast is (=echt Alles)
  4. een rad uit de wagen. (=een flinke tegenvAller)
  5. twee zotten onder één kaproen (=een gek is zelden Alleen)
  6. dat zijn twaalf eieren en dertien kuikens. (=een meevAller)
  7. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet Alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  8. één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat Alle problemen opgelost zijn.)
  9. de beer is los (=er gebeurt opeens van Alles; er ontstaat ruzie of paniek)
  10. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor Alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  11. je in allerlei bochten wringen (=er op Alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
  12. er zouden geen achterklappers zijn waren er geen aanhoorders (=er wordt Alleen geroddeld als er ook naar geluisterd wordt)
  13. het tiend betaald hebben (=erg afgevAllen zijn)
  14. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en Alle voors- en tegens afwegen)
  15. iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en Alles van iemand proberen te vragen)
  16. hemel en aarde bewegen (=ergens Alles aan doen om het gedaan te krijgen (bv van iemand))
  17. goed en bloed voor iets offeren (=ergens Alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
  18. getelde schapen lopen het hok uit. (=exact Alles van tevoren weten)
  19. een vaantje strijken (=flauw vAllen, sterven, het opgeven)
  20. van zijn stokje gaan (=flauwvAllen)
  21. in de patatten vallen (=flauwvAllen)
  22. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, Alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  23. steen en been vriezen. (=heel hard vriezen (Alles wordt zo hard als steen en botten))
  24. moederziel alleen (zijn) (=helemaal Alleen (zijn))
  25. lest best (=het beste van Alles komt op het einde)
  26. het is dief en diefjesmaat (=het is Allemaal even erg)
  27. het is één pot nat (=het is Allemaal hetzelfde)
  28. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvAllers)
  29. het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvAllers)
  30. het kan vriezen en het kan dooien (=het kan Alle kanten uit gaan)
  31. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet Alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  32. het zeil strijken (=het opgeven / flauw vAllen / van iemand verliezen)
  33. mans genoeg zijn (=het wel Alleen afkunnen)
  34. het zal zo`n vaart niet lopen (=het zal wel meevAllen)
  35. het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest Alle moed)
  36. zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet Alles verloren is, kan Alles nog goed komen)
  37. iemand het gras voor de voeten wegmaaien (=iemand Alle kansen ontnemen)
  38. zo zeker als de bank (=iemand die in Alles te vertrouwen is)
  39. een paling (snoek) gevangen hebben (=iemand die per ongeluk in het water is gevAllen)
  40. iemands bloed wel kunnen drinken (=iemand niet mogen en daardoor Alles doen om die persoon te hinderen)
  41. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets Alleen op het uiterlijk beoordelen)
  42. iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor Alles wat mooi en lelijk is)
  43. de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvAllen)
  44. iemands voetveeg zijn (=iemands slaaf zijn (zich Alles moeten laten welgevAllen))
  45. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die Allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  46. iets niet naar het haar zijn (=iets niet bevAllen)
  47. dat zal hem niet glad zitten (=iets zal niet meevAllen en moeilijk zijn)
  48. je mag wel alles eten, maar niet alles weten. (=ik hoef je niet Alles te vertellen.)
  49. over mijn lijk (=ik zal mij daar met Alle kracht tegen verzetten)
  50. een onzevader bidden in alle kapelletjes (=in Alle cafés langsgaan)

50 dialectgezegden bevatten `Alle`

  1. daaj ès heil tërwiës (=zij wrint op Alle mogelijke manieren tegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. daaj höb ich Alle hiek van de kaomer lotte zien (=die heb ik eens goed tussengepakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. dae ès van Alle merte taus (=dat is een gewiekste) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dae haet Beul en Maarhees, de koe mèt de besebaantj (=hij heeft Alles (bijv. iemand die Alle troefkaarten heeft)) (Heitsers)
  5. dae haet se waal Alle zeve, mer die wèrke in ploge (=hij heeft wel verstand, maar gebruikt het niet goed.) (Heitsers)
  6. dae hèt Alle watterkës dërzwoemme, behaave het wijwatter (=das geen lieverdje) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. dae hètse nie Alle vaaif (Allemaol oppen raaj) (=hij is knettergek) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dae is door Alle watere gewesje behauve door wiewater (=hij is geen lieverdje) (Susters)
  9. Dae is van Alle watere gewesje, behauve wiewater (=iemand die niet deugd) (Steins)
  10. dae kint Alle trukke van de faur (=hij weet overal zijn plan te trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dae stik Alle geld lengs zën batsen aof (=hij geeft weinig uit) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. das ë zwaur geval (=die is van Alle markten thuis) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. das en ronne taufel, door isj gienen iejnen hoek nimier oon (=ze niet meer Alle vijf op een rijtje hebben) (Aalsters)
  14. das mér slappe kos (=dat is beneden Alle peil) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dat ken 'e toets deurstoan (=dat klopt van Alle kanten) (Westerkwartiers)
  16. Dat kiend is an onder en van boven uut de broek egreui'jt (=Groot geworden. Alle kleren zijn te klein) (Giethoorns)
  17. dat lopt kris kras deur 'n anner (=dat loopt van Alle kanten uit doorelkaar) (Westerkwartiers)
  18. dat zweert 'er bij hoog en bij leeg (=hij zweert het bij Alle goden) (Westerkwartiers)
  19. datech naut bén getrauwd hét nie on mich gefraete, mér dat ze mich nauts hübbe gevroëg da kannech nie vergaete (=van niets spijt hebben is het begin van Alle wijsheid) (Bilzers)
  20. de bès mèt zën kont èn de botter gevAlle (=jij hebt Alle geluk ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. de gebroje hinne vAlle autte loch (=Alle zegen komt van boven) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de graute troem slon (=Alle aandacht vragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de hëbs dikke sjaos (=je hebt Alle geluk van de wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de kèntsjës tër van aof lope (=Alle mogelijke moeite doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. de maajs ligge daud énde kas (=Alle eten is op) (Bilzers)
  26. de maajs lligge daud vêr de brauddaus (=Alle eten is op, er is armoede) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. de maus wol zën twei hendsjës poene (=je hebt Alle geluk van de wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. de mes mèr Alles geleeve wat ze èn de bikskes sjrijve (=lezen is het fundament van Alle wijsheid) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. de moes nie altijd zik zin vür baeter te wiëne (=Alle zorgen verdwijnen als de zon weer gaat schijnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. den diene hee ze nie Alle vijve (=niet goed bij zijn verstand) (Lovendegems)
  31. den duvel in got uit ieënn pot schiwderen (=iemand die met Alle winden meedraait) (Kaprijks)
  32. det kumtj langzaam, krek wie bie eine os de mèlk; Alle zeve jaor eine dröppel (=het gaat heel erg langzaam) (Heitsers)
  33. det vèltj wie stróntj in ein mendje (=het zit mee; (als bijvoorbeeld bij kaarten Alle troeven vAllen)) (Heitsers)
  34. Dich höbs ze neet Alle zeve (=Jij bent niet goed wijs) (Gelaens (Geleens))
  35. die ees Alle vijf nie, die eé tur mor twee en nen bezekoek, die is nen toer te lank op de meulen blijven zitten (=die man is lichtjes mentaal gehandicapt) (Sint-Niklaas)
  36. die is mak ien Alle zeel'n (=die voelt zich overal thuis) (Westerkwartiers)
  37. diech bes nej rèet zjus (=jij hebt ze niet Alle vijf op een rij) (Zichers)
  38. dit's met gien pen te beschriev'm (=dit gaat Alle perken te buiten) (Westerkwartiers)
  39. Doar he'j Alle proemen in'drek (=Iets laten vAllen / Iets gaat goed fout) (achterhoeks)
  40. doë blif viël on de haan plekke (=niet Alle schenkingen komen op de juiste plaats) (Bilzers)
  41. doe höbs ze neet mièr Alle zeve (op ein rie) (=je bent niet goed wijs) (Sint-joasters)
  42. Doetet mét de vingers of doetet mette daum, t vrouke krait en naote praum (=Alle middelen zijn goed om je doel te bereiken) (Bilzers)
  43. doortâwtj w-j 'n smaotkroêk (=van Alle markten thuis zijn) (Weerts)
  44. Ê eit er maë vier èn nen beezekoek. (=Hij heeft ze niet Alle vijf.) (Merchtems)
  45. e koet ès e koet, zaagte boer, en hae kroep op ze vérke (=Alle middelen zijn goed als het je goed uitkomt) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. e lijfstuk (=lied dat men boven Alle andere verkiest) (Sint-Niklaas)
  47. een bieëst verkuëpen met ’t oeër nor buien (=een beest verkopen met het haar naar buiten Alle risico’s zijn voor de koper) (Meers)
  48. één van diës kan ich wir Alle spirkes van den aatermoeëd bijeen raeke (=binnenkort moet ik weer Alle sprietjes van het namaaisel bijeen harken) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. ei schiet van juut naar jér (=hij draait Alle kanten uit) (Graauws)
  50. Em is van lotje getikt (=Hij heeft ze niet Alle vijf) (Booms)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen