132 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wat`
- het water komt op de dijk. (=de tranen komen op)
- het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
- het water loopt hem in de mond (=hij heeft er heel veel trek in)
- hij zeit wat (=honend gezegd van iemand die iets stoms zegt)
- hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen))
- iedereen wat van de stokvis (=eerlijk delen)
- iemand in zijn kielwater zeilen (=iemand op de hielen volgen)
- in de watten leggen (=uitzonderlijk goed verzorgen)
- in het water vallen (=falen (een opzet, een voornemen, een plan), mislukken, niet doorgaan)
- in iemands vaarwater zitten (=iemand hinderen of concurreren)
- in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen halen)
- in troebel water vissen (=een profiteur zijn)
- in zulk water vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten)
- je als een vis in het water voelen (=je helemaal op je plaats voelen)
- je kan een paard wel in het water trekken, maar niet dwingen dat het drinkt. (=je moet iemand niet dwingen, zelfs niet tot iets leuks)
- kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
- koste wat kost (=hoe dan ook. (ook wel: coûte que coûte))
- laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
- leven als een vis in het water (=totaal tevreden en onbekommerd leven)
- met een waterzeil thuiskomen (=doornat zijn)
- met het water voor de dokter komen (=zeggen wat je bedoelt)
- na wat gepimpel, is de geest wat simpel (=na wat te hebben gedronken ben je meestal niet meer helder van geest)
- naar water snakken als een vis (=hevig verlangen naar iets)
- om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
- onder water zijn (=afwezig zijn)
- op elkaar lijken als twee druppels water (=precies op elkaar lijken)
- recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
- spijkers op laag water zoeken (=uitermate achterdochtig zijn, onprettige opmerkingen maken over onbelangrijke zaken)
- spreek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is. (=wees bescheiden en dankbaar voor wat je hebt)
- stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)
- stille waters/wateren hebben diepe gronden (=zij die weinig zeggen hebben vaak het onvoorspelbaarste karakter)
- storm in een glas water (=ophef over niets)
- twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
- uit zuivere bronnen vloeit zuiver water. (=eerlijke mensen praten geen kwaad)
- verdrinken eer men water gezien heeft (=mislukken voordat het begonnen is)
- voor elk wat wils (=er zit voor iedereen wel wat bij)
- vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
- vuil water blust ook vuur. (=in moeilijke situaties moet je creatief en niet te kieskeurig zijn)
- wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil)
- wat baten kaars of bril, als de uil niet zien en wil. (=gezegd als een koppig iemand advies of hulp negeert)
- wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
- wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
- wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
- wat de een niet lust, daar eet een ander zich dik aan. (=smaken verschillen.)
- wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)
- wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
- wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
- wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
227 betekenissen bevatten `wat`
- een zondagssteek houdt geen week (=er rust geen zegen op het werk wat iemand op zondag doet)
- er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
- niet over rozen gaan (=er zijn nogal wat moeilijkheden)
- voor elk wat wils (=er zit voor iedereen wel wat bij)
- ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
- te biechte gaan (=gaan vertellen (wat je eigenlijk niet mag vertellen))
- je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
- als de berg niet tot Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg gaan (=genoegen nemen met wat er beschikbaar/mogelijk is)
- alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
- het beste paard van stal halen (=het beste wat men heeft bovenhalen)
- het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
- de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
- vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
- je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
- het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
- de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
- de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
- boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
- dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
- hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
- de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- het hek is van de dam (=iedereen doet maar wat die wil zonder grenzen)
- gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
- een paling (snoek) gevangen hebben (=iemand die per ongeluk in het water is gevallen)
- een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
- een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
- iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
- iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
- iemand de ogen openen (=iemand inzicht geven in iets wat diegene nog niet doorhad)
- iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
- iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is)
- de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
- iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
- iemand knollen voor citroenen verkopen (=iemand wat wijsmaken, met praatjes foppen)
- iemand de oren wassen (=iemand zeggen wat die fout gedaan heeft)
- geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
- iets aan het licht brengen (=iets bekend maken wat verborgen is)
- de stoute schoenen aantrekken (=iets doen wat moed vergt. (`stout` in de oude betekenis van `dapper`))
- een open deur intrappen (=iets doen wat niet nodig is of iets wat al gezegd of gedaan is nog een keer doen)
- vijgen na Pasen (=iets doen wat te laat komt)
- op rotsen ploegen (=iets doen wat tevergeefse moeite is)
- tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
- iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
- een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
- veel stof doen opwaaien (=iets heeft grote invloed op wat er leeft bij mensen)
- iets blauw blauw laten (=iets maar laten voor wat het is, er niet meer over praten)
- uit de school klappen (=iets vertellen wat men niet mag zeggen)
50 dialectgezegden bevatten `wat`
- ‘t zit sleed’op (=het gaat wat stug) (Kaprijks)
- ’t és een betj’n ba zèn oeër getrokken, (=’t is wat overdreven) (Meers)
- "n zitnt gat vedeent neet wat (=hou de pauze kort) (Rijssens)
- "Wè?" of "Wè zeet úwès?" of "Welluk" (=wat zegt u) (Bosch)
- ' k ben wat vremd ien de huud (=ik voel me niet helemaal lekker) (Westerkwartiers)
- ' k zit hier niet om vlieg' n te vang' n (=als ik hier ben wil ik ook wat doen) (Westerkwartiers)
- ' k Zoen de katte buut' nsmiet' n mi zuk è muus! (=wat een aantrekkelijke vrouw!) (Veurns)
- ' n stökske oploupe (=wat rondlopen) (Weerts)
- ' t Ergste waat dich kan euverkómme is te haoje van emes dae van einen angere hiltj! (=Het ergste wat je kan overkomen is te houden van iemand die van een andere houdt.) (Kinroois)
- ' t es wat te zegge asje mét aoj wiêver motj gaon egge; ze verrékke det ze trékke, ze houwe en ze slaon en asje saovus toês kotj, hejje nog niks gedaon (=een wat oudere vrouw laat niet met zich sollen) (Weerts)
- ' t heur' n en zegg' n vergijt je hier (=wat is het hier een kabaal) (Westerkwartiers)
- ' t is alted iets, en ut so we zen es ut nie zo was (=Het is altijd iets, en het zou wat zijn als het niet zo was) (Dunges)
- ' t is bi' j ons thuus altied feest (=bij ons thuis is er altijd wat) (Zwols)
- ' t is dn deger wa (=het is ook altijd wat) (helmonds)
- ' t Is nogal iet (=Het is me wat) (Geels)
- ' t is wat ien dienst, aalmoal soldoat' n (=het is wat in dienst, allemaal soldaten) (Westerkwartiers)
- ' t oog wil ok wat (=het moet er ook nog eens goed uit zien) (Westerkwartiers)
- ' tis oaltied ' n aap of ' n beer (=het is altijd wat) (Zeeuws)
- a ee gieël wa beziengs (=hij heeft heel wat bekijks, hij krijgt heel veel aandacht) (Meers)
- A ee ma ne poeëter geschiljerd (=Hij heeft me wat geflikt!) (Ninoofs)
- a moet op zen tellen passen, letten (=hij moet goed oppassen, opletten wat hij zegt) (Meers)
- a stond dur te gèiloeëgen (=watertandend kijken naar iets wat men niet krijgen kan) (Meers)
- a wet van giën out plaanke moake (=hij heeft niets en weet niet meer wat te beginnen) (Antwerps)
- à zôon ende mèns! (=wat een lange kerel!) (Hulsters (NL))
- a'j doot wa'j könt wat zeur iej dan nog (=je kunt niet meer doen dan je best, dus wat maak je je druk) (Twents)
- a't aj brek zu'j s zeen wo steenkn (=als die opzet mislukt komt er wat los) (Rijssens)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- Aa hei nog poef staun (=Hij heeft nog wat schulden) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa kan nogal een zaug spanne (=Hij kan nogal wat afleuteren) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aaah (aoch) zieltjie ./ zieltjuh.. (=ach wat ben je toch zielig.... (spottend)) (Utrechts)
- aal wat de klok slagt (=het is er totaal vol mee) (Westerkwartiers)
- Aan alles mert höbbe. (=Zich van niets wat aantrekken.) (Roermonds)
- aanes maok ich tich wat aanes (aanester) wijs (=geloof je mijn niet?) (Bilzers)
- aans nog wat (=anders nog iets) (Westerkwartiers)
- Aardig geschoten! (=wat een botte pech!) (Dordts)
- Ach, schiet ter wat ien (=Dat maakt niks uit) (Genneps)
- ad ye, aye - ew ye, eye (aye is dus vt van eye), wat adje dan nog? ew je ok nog? wat aye? wat eye nau wir edoon! (=had jij, had je - heb jij, heb je) (Urkers)
- ae sloat'r nar / noar gellek nen blenn'n nar / noar een ae (=hij gokt maar wat) (Wichels)
- ae wil nie in 't garieël, ae wild'em nie voegen (=hij doet niet wat er van hem verlangt wordt) (Wichels)
- aet mér vêr den hoenger wo kump (=heb je geen honger, eet toch maar wat) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ag aarum (=wat zielig) (Groesbeeks)
- Aj een ezel dans'n wilt leern, he'j wal ne glönige plate nörig (=Je moet nog wel heel wat doen om dat voor elkaar te krijgen) (Twents)
- Aje moe kakke moeje kakke e! (=Iets wat dringend is moet je doen.) (Hillegem)
- Ajje nou niet heul snel ... dan bejje de mijne (=Als je niet heel snel ... dan zul je wat beleven) (Utrechts)
- ak mar es wies wès keej dervan zeej. (=als ik maar eens wist wat mijn vrouw ervan zou zeggen.) (Tilburgs)
- ak naa mar wies wèk wô..........., dan hak òk wè, war paa.......!!! (=als ik nu maar eens wist, wat ik wilde............dan had ik ook wat, of niet vader..........!!!) (Tilburgs)
- Akelig, ‘n akelig brokkie (=Een stukle (papier oid) wat net niet geschikt is voor het doel datje voor ogen had. Ook: een lastig stukje van de route.) (Volendams)
- al da gezever (=wat ze toch allemaal niet zeggen) (Gils)
- al geit kuupke d'n boam oet....... (=wat er ook zal gebeuren................) (Tegels)
- Al skait ie op de rand vamme bord, as't 'r maar niet in komt (=wat hij doet interesseert me geen ene zak pis) (Westfries)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen