91 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `staan`
- niet erg vast in de schoenen staan (=zich gemakkelijk laten ompraten)
- niet graag in iemand schoenen staan (=niet graag willen ervaren hoe het is iemand anders te zijn die in een moeilijke of onprettige situatie zich bevindt)
- niet in iemands schaduw kunnen staan (=aan iemand absoluut niet kunnen tippen)
- nog niet op eigen benen kunnen staan (=nog niet zichzelf volledig zelfstandig kunnen redden)
- nog te bezien staan (=nog af te wachten zijn)
- omstaan leren (=leren schikken naar de wensen en bevelen van een ander)
- onder een staand zeiltje is het goed roeien (=met een klein vast inkomen, verdient men al gauw genoeg voor de kost)
- op de achterste benen/poten staan (=zeer verontwaardigd of boos zijn.)
- op de keien staan (=werkloos zijn)
- op de voorgrond staan (=onder de aandacht staan)
- op eigen benen staan (=voor jezelf zorgen; geen hulp nodig hebben)
- op goede voet staan met iemand (=goed kunnen opschieten)
- op iemands schouders staan (=op andermans werk voortbouwen)
- op je strepen staan (=vasthouden aan je principes en rechten.)
- op je stuk staan (=zich niet laten ompraten en bij de eigen mening blijven)
- op kop staan (=aan de leiding staan)
- op poten staan (=in een brief nergens omheen praten)
- op staande voet (=met onmiddellijke ingang)
- op straat staan/zitten (=ontslagen zijn - geen onderdak meer hebben)
- opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
- pal staan (=onbeweeglijk stilstaan / niet twijfelen aan de eigen mening)
- recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
- staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
- staan te slapen (=niet opletten)
- stevig in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
- te boek staan. (=een schuld hebben.)
- te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
- te koop lopen/staan (=er bespottelijk uitzien)
- te woord staan (=luisteren naar en bereid zijn te spreken met)
- tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
- uit het lood (staan) (=niet recht of haaks staan)
- vast in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
- voor aap staan (=in het openbaar belachelijk zijn)
- voor de deur staan (=ieder ogenblik kunnen beginnen, komen)
- voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
- voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
- voor paal/schut staan (=een blunder begaan voor de ogen van anderen (en schamen))
- vroeg opstaan (=alert zijn voor bedrog)
- vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
- water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
- zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
59 betekenissen bevatten `staan`
- te gronde gaan (=verdwijnen, niet verder kunnen bestaan)
- staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
- een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
- de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
- een open oog voor iets hebben (=voor iets open staan)
- in zijn hemd laten staan (=voor schut laten staan)
- haantje de voorste (=voortrekker - wie altijd op het voorplan wil staan)
- vroeg uit de veren zijn (=vroeg opstaan)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
50 dialectgezegden bevatten `staan`
- ga mut nog gon hoewe zejker (=iemand die zijn broek heeft laten open staan) (Ransts)
- Ge krègt het nie al ginde oep aave kop staan (=Ge krijgt het onder geen voorwendsel) (Sint-Katelijne-Waver)
- ge zat er stoem van stoan (=je zou er verbaasd van staan) (Winksels)
- gekaand zin as (=bekend staan als) (Bilzers)
- gepakt van de gaas (=perplex staan) (Erps)
- Gien Haarlemmerdaikies! (=Niet op 'n hoek en een kant staan vozen!) (Westfries)
- gien strobreed ien 'e weg legg'n (=iemand totaal niet in de weg staan) (Westerkwartiers)
- Goa stoan a'j veur Twente bint! (=Ga staan als je voor Twente bent!) (Twents)
- hae stong d'r vör aevevöl beej (=er onnozel bij staan) (Weerts)
- hae stóng wi-j e kaof te kieke (=onnozel staan te kijken) (Weerts)
- Heej is ien de kerk gebore (=Hij laat altijd de deuren open staan) (Wells)
- hest dien schuurdeur'n nog oop'm (=je hebt je gulp nog open staan) (Westerkwartiers)
- heur koplaampe braande (=haar tepels staan stijf) (Antwerps)
- hij het de perreplu ien de herremenie laote staon (=Hij heeft zijn paraplu in de harmonie laten staan) (Nijmeegs)
- ie kijkt noch ip noch omme (=hij ziet niemand staan) (Waregems)
- ie ligt ip de wippe (=op rand van ontslag (of benoeming) staan) (Waregems)
- iet alfstieërt lotte stoeën (=iets halfstaart laten staan iets onafgewerkt laten) (Meers)
- IJ is in de kärke geboren (=Hij laat altijd de deur open staan) (Zwols)
- Ik sting te staan (=Ik stond daar) (Hardinxvelds)
- Ik stook nie voor ut hele Wesland (=Deur open laten staan) (Westlands)
- In aave flicketeir stoan (=In je blootje staan) (Herentals)
- in d'n daag staon (=in het licht staan) (Horster)
- in de bloak stoan (=in de walm staan) (Nijmeegs)
- in de boovnste schuuve lign (=Goed aangeschreven staan) (Veurns)
- in de kèèkert staon (=in de belangstelling staan) (Tilburgs)
- In de moor stoun dasteren. (=In de modder staan trappelen.) (Bevers)
- in de nisse stoan (leége), in de weeg stoan (=in de weg staan (liggen) ) (Ossies)
- in iemands neuze zitn (=bij iemand op een slecht blaadje staan) (Waregems)
- in oere naakse, bloet sten (=bloot staan) (Lummens)
- In oewe nokse stoan (=In je blootje staan) (Reusels)
- in ouwe nakse stoan (=in uw blootje staan) (Overpelts)
- in uwe flikketeir (=in u blootje staan) (Mols)
- In ze bloeët gat stoan. (=Voor schut staan) (Diesters)
- in zenne nèglizjei stoon (=In zijn blootje staan) (Rotselaars)
- in zun blôten stâan (=in zijn blootje staan) (Hulsters (NL))
- j'eet u lippe gelik u koeistalschippe (=met open mond staan kijken) (Brugs)
- Je kun beter in de smisse stae as nae d'n diek om outjes gae (=Je kan beter lekker warm bij het smidsvuur staan dan hout jutten) (Zeeuws)
- Kijk hem staan met zijn peen en uien gezicht (=Verbaasd kijken) (Rotterdams)
- koekeloere (=staan te kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
- kom es krom (=ga eens krom staan) (Zeeuws)
- liege daste zwat zies (=staan te liegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Liën dat de lucht uitgaat. (=Duchtig staan liegen) (Evergems)
- lijk nen hond noar'n zieke koe stoan kijkn (=besluiteloos staan toezien) (Knesselaars)
- Lik an de dik (=Quitte staan; kiet staan) (Urkers)
- loeëte sjillërë (=laten staan wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
- mee de vroege stâân (=in de ochtendploeg zitten) (Hulsters (NL))
- mee ne klets stoan (=met schulden staan) (Lovendegems)
- mee u pies in de wiend (=voor aap staan) (Ostêns)
- meej de kèrremes stòn ooveral pòllingkraome (=tijdens de kermis staan overal palingkramen) (Tilburgs)
- na (=nu staan we weer gelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen