Spreekwoorden met `men`

Zoek


352 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `men`

  1. de markt afschuimen (=overal zoeken wat er `te koop` is)
  2. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  3. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  4. de nieuwe mens aandoen (=zijn gewoonten en zeden verbeteren)
  5. de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
  6. de proef op de som nemen. (=iets uitproberen.)
  7. de reis is nog niet ten einde als men kerk en toren herkent (=geef niet op voor het doel geheel is bereikt)
  8. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  9. de violen stemmen (=met elkaar onderhandelen, naar compromissen zoeken)
  10. de vruchten zullen de beloften der bloemen overtreffen (=het is nu al goed, maar het eindresultaat wordt nog veel beter)
  11. de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens (=veel goede voornemens hebben zonder ze daadwerkelijk uit te voeren)
  12. de wil voor de daad nemen. (=waarderen dat het goed bedoeld is ook al pakte het anders uit)
  13. de woorden uit de mond halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
  14. denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
  15. die snaar moet men niet aanroeren (=daarover moet niet gesproken worden)
  16. door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
  17. door de bank genomen (=gemiddeld; meestal; gewoonlijk)
  18. door de bomen het bos niet meer zien (=door alle details het overzicht verliezen)
  19. door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
  20. door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
  21. door schade en schande wordt men wijs (=een mens leert het beste van z`n fouten)
  22. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  23. dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
  24. een bocht nemen (=van gedachten veranderen)
  25. een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
  26. een Frans compliment. (=een compliment wat niet zo oprecht of positief is als het aanvankelijk leek)
  27. een geeltje van de plank nemen (=een oude preek herhalen)
  28. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  29. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  30. een goeie vis moet drie keer zwemmen (=in het water, in de boter of kookvocht en in de wijn)
  31. een keer nemen (=een wending nemen, veranderen)
  32. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  33. een krul meer in zijn staart hebben dan een gewoon mens (=zich een beetje aanstellen)
  34. een loopje met iemand nemen (=zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft))
  35. een mens is alleen onmisbaar bij zijn begrafenis (=niemand is onmisbaar.)
  36. een mens is geen aardappel (=iedereen heeft zo nu en dan behoefte aan ontspanning)
  37. een mens moet werken voor de brok en voor de rok. (=je moet werken om te kunnen eten en kleding te kunnen kopen.)
  38. een paar mensen optrommelen (=een paar mensen laten komen)
  39. een paard met een zachte mond moet men met zachte toom besturen. (=zachtaardige mensen moet men niet streng behandelen)
  40. een reus op lemen voeten (=schijnbaar sterk maar in feite zwak)
  41. een slaapmutsje nemen (=een borreltje nemen voor het slapen gaan)
  42. een twistappel vormen (=een onderwerp van ruzie/conflict/onenigheid zijn)
  43. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  44. een vette keuken een mager testament (=wie veel uitgeeft tijdens het leven, laat weinig na)
  45. een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
  46. eerst in de boot keur van de riemen (=wie eerst komt, kan eerst kiezen)
  47. elkaar bij de neus nemen (=elkaar voor de gek houden)
  48. er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
  49. er in zwemmen (=meer dan genoeg hebben)
  50. er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan (=aan alles komt een einde)

737 betekenissen bevatten `men`

  1. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  2. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  3. honger maakt rauwe bonen zoet (=als men honger heeft, smaakt alles)
  4. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  5. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  6. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  7. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  8. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  9. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  10. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  11. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  12. op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
  13. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
  14. dat is een echte haai (=assertief en bijdehand mens)
  15. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  16. in de luren leggen (=beetnemen)
  17. geef het veulen geen haver en het kind geen brandewijn. (=behandel kinderen niet als grote mensen)
  18. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  19. heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
  20. beter onbegonnen dan ongeeindigd (=beter niet beginnen als men het niet kan afwerken)
  21. geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
  22. goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
  23. ons kent ons (=betrekkelijk afgesloten clubje mensen dat onderling de zaken regelt)
  24. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  25. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  26. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  27. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  28. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  29. van een leien dakje gaan (=bijzonder vlot en zonder problemen verlopen)
  30. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  31. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  32. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  33. onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
  34. een daad stellen. (=concrete aktie ondernemen)
  35. daar zijn de daken met vlaaien bedekt (=daar is men rijk / Daar heeft men overvloed)
  36. achter de schermen (=daar waar men het niet ziet)
  37. daar zit `em de kneep/knoop (=daar zitten de moeilijkheden/problemen)
  38. dan is Leiden in last (=dan zijn er problemen!)
  39. je zegeningen tellen (=dankbaar zijn voor wat men heeft.)
  40. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  41. dat is een paard van een daalder. (=dat is een trots mens)
  42. dat is geen punt. / Daar maken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)
  43. dat raakt kant noch wal (=dat is geen zinnig argument)
  44. dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
  45. dat maakt van Jezus nog een ketter (=dat is zelfs bij de meest integer mens een schanddaad)
  46. dat groeit uit het raam (=dat kan men niet geheim houden)
  47. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  48. dat is het geheim van de smid. (=dat specifieke kennis die alleen vakmensen kennen)
  49. er zal geen haan naar kraaien (=dat zal niemand te weten komen)
  50. de rubicon overtrekken (=de beslissende stap ondernemen)

50 dialectgezegden bevatten `men`

  1. amaaj mën aure (=dat verbaast me ten zeerste) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. amaaj mën botte (=alle gij!) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. amaaj mën kl....(viet) (=dat is sterk, zeg !) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. amaaj men klak (=wat zeg je me nu?) (Bilzers)
  5. amaaj mën klak ! (=wat zeg je me nu) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. amai men jenoffel (=dit was niet eenvoudig) (Antwerps)
  7. amai men woar (=amai, dat is straf) (Brechts)
  8. amaj mën aure (vieët) ! (=sterk !) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. ammai men frak (=hoe is het mogelijk) (Erps)
  10. an de vrucht'n kenst doe de boom (=aan de resultaten kent men de mensen) (Westerkwartiers)
  11. appelblaazeegroen (=een kleur waar men eigenlijk geen naam voor heeft) (Sint-Niklaas)
  12. as 't kaalf verdronk'n is dempt men de put (=er moet eerst een ongeluk gebeuren eer men het euvel verhelpt) (Westerkwartiers)
  13. as 't tij verlopt, moet men de boak'ns verploats'n (=als iets anders gaat lopen, moet men het ook anders aanpakken) (Westerkwartiers)
  14. as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)
  15. As de fles leeg is, zöt men de ziel. (=Dronken mensen leggen hun ziel bloot) (Drents)
  16. as de moeze zat is, is 't meel bitter. (=wanneer men vol gegeten is, gaat het eten tegenstaan) (Vechtdals)
  17. as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)
  18. as ich taus op mën kas zau e sjaun postuurke hoch ston, dan doeg ich ter ielke daog de stöp vanaof (=wat een knap meisje!) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. as ich tich en mën twei haan nie hoch, dan zoech ich gene stiek (=gelukkig kan ik terugvallen op mezelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. as ich tich wor, pakde ich mën bieze mér rap (=in jouw plaats was ik al er vandoor) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. As it net sile wol, moat men lavearje. (=Als men niet kan zeilen moet men laveren) (Fries)
  22. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  23. As men tant Kl...ho (ch), wosset mene noenk (=Als, als....) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. as mën tant Kl...hoch, wor 't mënë noenk (=Als...als) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. as men tante kloete hoch, wor et mene noenk (=gedane zaken nemen geen keer) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. as men tante kloete hoch, wor et mëne noenk (=Als...als) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. As men tentjen kloeiten had was ' t men nonkel. (=Je moet niet zeuren over wat niet is. 2) (Teralfens)
  28. As men tentjen wielekes at tein was een tantwieleken. (=Je moet niet zeuren over wat niet is. 1) (Teralfens)
  29. as nen moes zat is, wördt 't mel bitter (=wanneer men vol gegeten is, gaat het eten tegenstaan) (Twents)
  30. As os kat  ön kój  war molleke wö ze onner (e) tueffel... As men tant kloete ha war 't menne nónk gewiest... As de as brekt valt de kaar... (=als iemand zegt `als ik dit of als ik dat`...) (Stals)
  31. as t kalf verdreunkn is dempt ze de putte (=als het kalf verdronken is dempt men de put) (Twents)
  32. aste boëve bès, bringste dan men sletse mèt (=stop met neuspeuteren!) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. aste braaf bès, mèetske, mauste op mën stang zitte (=kom maar op het kader van mijn fiets zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. At hij tusse mijne paraa (prei) sukkelt vinnen z'em noot ne meer (=Over een dwerg zegt men soms ...) (Bevers)
  35. at kalf verdroenkn nis dempt men den put (=als het kalf verdronken is dempt men de pu) (Zeeuws)
  36. aut men eege (=uit mijn eigen beweging) (Bilzers)
  37. aziuë smijdn ze de keunènk zijn antschoens iuëk (=wanneer men iemand iets toegooit) (Kaprijks)
  38. azoeë en soep men skaupen!! / Ja Marie (=wat een gedoe, mensen toch) (Liedekerks)
  39. baeter dat de viëgël den heile daog fleete, dan dat mën fleet den heilen daog voëgëlt (=liever dat de vogels de ganse dag fluiten dan dat mijn madam (fluit) de ganse dag vogelt) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. bau geeste hiën....ja, mën naos noë (=waar ga je heen....ja, mijn neus achterna) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. bau n hin dab, pikse (=wiens brood men eet, diens woord men spreekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. beder misgund as bekloagd (=men kan beter jaloers op je zijn dan dat je beklaagd wordt) (Westerkwartiers)
  43. Bicht, zee Pieëre van Damme en (h) ij smeet zijn vrau op de vuilkarre (=Bij het kaartspel wanneer men onbelangrijke kaarten weggeeft) (Lokers)
  44. bijt mën naos nie aof (=doe niet zo bitsig) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. bijt mich mér nie èn mën naoës (=doe maar niet zo lelijk tegen mij) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. bleft van men waaf (=blijf van mijn vrouw af) (Hulshouts)
  47. bringste men sloeffe mèt aste boëve bès (=stop toch eens met in je neus te peuteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. bringste mën sloeffe mèt aste boëve bès (=stop met neuspeuteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. brinkste mën sloefe mèt aof aste boeëve bès (=zit niet in je neus te peuteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Broed liene, da's sjaoi och sjaan. (=Brood lenen, is schade als een groter werd weergegeven, schande als men een kleiner weergaf.) (Genker)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen