68 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hij`
- roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
- rozengeur en maneschijn (=totaal geluk)
- schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
- ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
- verkopen terwijl hij erbij staat (=te slim af zijn)
- vis laat de mens zoals hij is (=van vis eten wordt je niet dik)
- waar de boom gevallen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)
- wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
- wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
- wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
- wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
- wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
- wat was hij op zijn paardje. (=wat werd hij driftig of wat zat hij op zijn praatstoel)
- wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
- wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)
- wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
- zeven kleuren bagger schijten (=erg bang zijn)
- zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet)
123 betekenissen bevatten `hij`
- boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
- het gaat aan zijn neus voorbij (=hij loopt iets mis)
- zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
- zijn mond gaat als een lazarusklep (=hij spreekt altijd)
- het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manier mee omgaan)
- het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
- de stoppen slaan bij hem door (=hij verliest zijn zelfbeheersing)
- de duiten bijten hem (=hij verspilt zijn geld)
- het bloed stolt hem in de aderen (=hij verstijft van schrik)
- hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
- het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver boven anderen verheven)
- wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
- zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
- haring of kuit ergens van willen hebben (=hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien)
- er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
- dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
- zo droog als een haring (=hij zegt bijna niks)
- zo gesloten als een oester (mossel) (=hij zegt weinig en laat niets los)
- men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
- het huilen staat hem nader dan het lachen (=hij ziet er vooral de trieste kant van)
- hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
- het gaat hem/haar voor de wind (=hij/zij heeft geluk)
- het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
- ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
- een haas is graag waar hij geworpen is. (=ieder wil graag zijn waar hij geboren is)
- ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
- iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
- iemand met open ogen bedriegen (=iemand bedriegen terwijl hij erbij staat)
- als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
- iemand de ogen verblinden (=iemand door uiterlijke schijn misleiden)
- iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
- iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
- iemand met de neus op de feiten drukken (=iemand iets zó onder de aandacht brengen, dat hij het niet langer kan negeren)
- over het paard tillen. (=iemand te veel prijzen, zodat hij verwaand wordt)
- de hond de jas voorhouden (=iemand valse hoop geven op iets dat hij graag wil hebben)
- de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
- iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
- iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
- iemand in de tang nemen (=iemand zo vasthouden dat hij of zij niet kan ontsnappen. / Iemand in zijn macht hebben)
- de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
- een kolfje naar zijn hand (=iets dat hij erg graag doet)
- in zwang komen / raken (=iets wordt een modeverschijnsel)
- geen schoner gewaad als een zedig gelaat. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
- het gelaat is de spiegel der ziel. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
- er is geen land met hem te bezeilen (=je kan met hem niets aanvangen, omdat hij niet wil meewerken)
- geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
- het zijn niet al ridders die sporen dragen (=je kunt niet alleen aan iemands uiterlijk afleiden of hij ergens geschikt voor is)
- de vis aardt naar de zee (=je kunt wel zien waar hij vandaan komt)
- blijf aan jouw kantje (=je mag hem niet aanraken, hij is niet aanspreekbaar)
50 dialectgezegden bevatten `hij`
- 't es zjus en sjèttelvod (=hij is zo slap) (Bilzers)
- 't es'tn gescheten en gespogen (=hij lijkt er als twee druppels water op) (West-Vlaams)
- 't eufd greu-it em deur 't aor en (=hij wordt kaal) (Giethoorns)
- 't geld glid 'em deur de vingers hen (=hij geeft gemakkelijk veel geld uit) (Westerkwartiers)
- 't ging 'm flink langs die zwaas (=hij had veel te verduren) (Steins)
- 't hemd trilt em veur 't gat (=hij is erg bang) (Westerkwartiers)
- 't hor groeit deur ze klakke (=hij heeft het erg moeilijk) (Veurns)
- 't is 'em gespoogen en gescheten (=hij lijkt als twee druppels water op...) (Melseels)
- 't is 'n echte vuurvreder (=hij is een echte doorbijter) (Westerkwartiers)
- 't is 'n geluksvogel (=hij heeft niet te klagen) (Westerkwartiers)
- 't is 'n haarde kirrel met 'n zaachte keeskorst (=hij komt hard over, maar innerlijk is hij best aardig) (Westerkwartiers)
- 't is 'n hakk'nkruk (=hij is heel slecht ter been) (Westerkwartiers)
- 't is 'n penning zestien (=hij is uiterst zuinig) (Westerkwartiers)
- 't is 'n vuurvreder (=hij is onverschrokken) (Westerkwartiers)
- 't is alweer 'n heule Piet (=hij is al weer een heel stuk opgeknapt) (Westerkwartiers)
- 't is den oart / 't is zijnn oart (=dat is zo / hij is zo) (Kaprijks)
- 't is doan met zien hoge sprong'n (=hij is uitgerangeerd) (Westerkwartiers)
- 't is e nieuwerd (e van pet) (=hij is niets waard) (Veurns)
- 't is een kemphoan (=hij is een vechtersbaas) (Westerkwartiers)
- 't is êm gescheedn in gespooën (=hij lijkt helemaal op hem) (Kaprijks)
- 't is en oekerore (o van pot) (=hij houdt alles bij) (Veurns)
- 't is gieën zêën an (=hij luistert niet) (Kaprijks)
- 't is gien hoogvlieger (=hij is niet de snuggerste) (Westerkwartiers)
- 't is iene van't drei ieren doenker (=hij levert half werk) (Opwijks)
- 't Is ne kakker. (=hij is een supporter KV Mechelen) (Mechels (BE))
- 't is ne moeial (=hij bemoeit zich met alles) (Sint-Niklaas)
- 't is ne plangtrekker (=hij kan het altijd slim oplossen) (Sint-Niklaas)
- 't is ne slokkop (=hij slikt ongemanierd zijn eten binnen) (Sint-Niklaas)
- 't is ne strongt wie hee maaj geschete (=hij heeft een groot gedacht van zichzelf) (Turnhouts)
- 't is ne vrouzot (=hij kan geen enkele vrouw met rust laten) (Sint-Niklaas)
- 't is nen iuën (=hij heeft een belangrijke positie) (Kaprijks)
- 't is net of 'er op eier lopt (=hij loopt zeer voorzichtig) (Westerkwartiers)
- 't is nie van zijn geweunte (=hij heeft het niet opzettelijk gedaan) (Kaprijks)
- 't is ow vel in bieën [vel en been] (=hij / zij is graatmager) (Kaprijks)
- 't is pesies 'n ellef uren lijk (=hij ziet er slecht uit) (Bevers)
- 't Is pesies belleken een en taand. (=hij heeft bijna geen tanden meer.) (Bevers)
- 't is te zien oe da zèn muts stot (=het is af te wachten of hij goed gezind is) (Sint-Niklaas)
- 't is ten gescheten en gekakt (=hij lijkt er helemaal op) (Veurns)
- 't is van de gierigaard deure en de krempkloot were (=hij is ongelooflijk gierig) (West-Vlaams)
- 't is zien voader heskeet'n en hespooh'n (=hij is helemaal zijn vader) (Izegems)
- 't komt bij hem hiel krekt (=hij werkt heel nauwgezet) (Westerkwartiers)
- 't leit er dik op (=hij / zij overdrijft) (Meers)
- 't moet geschilderd zèen (=hij stelt hoge eisen) (Wichels)
- 't Reegent d'r ip lik ip een oande: hij / zij is ongevoelig voor berisping, kritiek, vermaning of goede raad (='t Regent erop gelijk op een eend) (Klemskerks)
- 't schoap is de preut af (=hij is doodmoe) (Melseels)
- 't schuip es de preude af (=hij is uitgeteld / hijkan niet meer) (Lochristis)
- 't skoap es de preute of (=hij / zij is moe) (Kortrijks)
- 't Verstand (=hij ziet er niet zeer intelligent uit) (Achterhoeks)
- 't vit hingert 'm neet. (WT) (=hij is mager) (Mechels (NL))
- 't was te-jêj (=hij was het) (Kaprijks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen