492 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eb`
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
- de dood wil een oorzaak hebben. (=het is belangrijk onm te weten waarom iets gebeurt)
- de drie h s op de rug hebben (=vast zitten, niet weg kunnen komen)
- de gebeten hond zijn (=ten onrechte worden beschuldigd)
- de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
- de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
- de handen vrij hebben (=tijd hebben om iets te doen)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
- de hoek in de keel hebben (=verliefd zijn)
- de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- de koning gezien hebben (=dronken zijn)
- de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
- de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
- de lading binnen hebben (=dronken)
- de langste adem hebben (=iets het langst volhouden)
- de lepelziekte hebben (=weinig eten)
- de liefde kent vlek nog gebrek. (=verliefde mensen zijn blind voor tekortkomingen van hun partner)
- de meeste aardappelen al gegeten hebben (=veel meegemaakt hebben, al lang leven)
- de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
- de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
- de overhand hebben (=iets is meer aanwezig dan het ander / meer invloed hebben)
- de pee in hebben (=erg gehumeurd zijn)
- de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
- de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvallen)
- de pret alleen hebben (=iemands plezier bederven)
- de ring van gyges hebben (=zich onzichtbaar kunnen maken)
- de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
- de slappe lach hebben/krijgen (=niet kunnen stoppen met lachen)
- de smoor in hebben (=er een geweldige hekel aan hebben)
- de teugels in handen hebben/houden (=de leiding hebben/houden)
- de tijd aan zich hebben (=weinig of niets te doen hebben)
- de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
- de tijd is snel, gebruikt hem wel. (=verspil geen tijd aan onbelangrijke dingen)
- de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
- de touwtjes in handen hebben (=de controle hebben over een situatie.)
- de varkens geschoren hebben (=weinig opbrengst hebben)
- de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
- de wereld in een doosje hebben (=tevreden en gelukkig zijn met wat iemand heeft)
- de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
- de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
- de wind in de zeilen hebben (=voorspoed hebben)
- de zondebok zijn (=ergens de schuld van krijgen)
- denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
- die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
- die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
- eb en vloed wachten op niemand (=de tijd gaat gewoon door)
- een (goede) neus voor iets hebben (=precies aanvoelen hoe iets moet of gaat)
- een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
543 betekenissen bevatten `eb`
- dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
- meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
- dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
- daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
- onder de pannen zijn (=de (geld)zaken goed voor elkaar hebben)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- de bezem in de mast voeren (=de baas zijn en leiding hebben)
- aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
- tussen mal en dwaas zijn (=de bakvisleeftijd hebben)
- de touwtjes in handen hebben (=de controle hebben over een situatie.)
- het stuur kwijt zijn (=de controle verloren hebben)
- het bloed spreekt (=de familieband doet zich opmerken)
- je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)
- goede papieren hebben (=de goede eigenschappen hebben (voor een baan))
- door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
- aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
- de teugels in handen hebben/houden (=de leiding hebben/houden)
- de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
- iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
- de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
- Hansje in de kelder. (=de ongeboren baby)
- met zijn talenten woekeren (=de persoonlijke mogelijkheden/gaven goed gebruiken)
- er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
- een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
- in gebreke zijn (=de taak niet naar behoren uitgevoerd hebben)
- niets te verletten hebben (=de tijd hebben)
- je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
- kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
- het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
- uit dezelfde klei gebakken zijn (=dezelfde afkomst hebben)
- eén lijn trekken / Dezelfde lijn trekken (=dezelfde mening hebben)
- platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
- niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
- een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
- bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
- goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
- een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- niet door mensenhanden gebouwd (=door God of natuur tot stand gebracht)
- alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
- liefde is blind (=door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien)
- in de lucht hangen (=dreigen te gebeuren - onzeker zijn)
- de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
- de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
- leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
- ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
- iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
- een schollekop (vissenkop) hebben (=een boeventronie hebben)
- een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
- een te grote broek aantrekken (=een doel stellen waarvoor je niet de benodigde middelen hebt)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen