Spreekwoorden met `tegen`

Zoek


52 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `tegen`

  1. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  2. dat is mij tegen de boeg. (=dat is tegen mijn zin)
  3. de kont tegen de krib gooien (=weerspannig zijn)
  4. de verzenen tegen de prikkels slaan (=zich verzetten tegen iets wat niet tegen te gaan is)
  5. een paard dat stormt en een meisje dat wil trouwen zijn niet tegen te houwen. (=niet tot iets anders te bewegen)
  6. een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
  7. er als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
  8. er is geen kruid tegen gewassen (=er is niets aan te doen)
  9. hard tegen hard gaan (=niemand die wil toevoegen en er beide voor gaan om te winnen)
  10. iemand tegen het lijf lopen. (=onverwacht iemand tegenkomen)
  11. iemand tegen zich in het harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)
  12. iets ertegenaan gooien (=ergens geld aan uitgeven)
  13. iets niet tegen/aan dovemans oren zeggen (=iets wordt erg goed onthouden)
  14. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  15. iets tegen iemand hebben (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  16. je gat tegen de kribbe zetten (=onwillig zijn)
  17. jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
  18. ken straten voor stegen (=je moet weten tot wie men zich wendt)
  19. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  20. man met de hamer tegenkomen (=totaal uitgeput geraken)
  21. met de kop tegen de muur lopen (=nutteloos geweld gebruiken)
  22. met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
  23. met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
  24. tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
  25. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  26. tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
  27. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  28. tegen de lamp lopen (=betrapt/gesnapt worden)
  29. tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
  30. tegen de maan pissen (=iets onmogelijks proberen)
  31. tegen de muur zetten (=doodschieten)
  32. tegen de paal lopen (=er slecht vanaf komen)
  33. tegen de schenen schoppen (=ruzie zoeken)
  34. tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
  35. tegen de stroom oproeien (=tegen de gangbare opinie in gaan)
  36. tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
  37. tegen de vleug strijken (=prikkelen, boos maken)
  38. tegen een oven gapen (=proberen iets onmogelijks te doen)
  39. tegen een stootje kunnen (=wel iets kunnen verdragen)
  40. tegen elf ogen dobbelen (=weinig kans hebben)
  41. tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
  42. tegen heug en meug (=met tegenzin doen)
  43. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  44. tegen iets aanhikken (=met tegenzin doen)
  45. tegen wil en dank (doen/zijn) (=met tegenzin)
  46. tegen windmolens vechten (=tegen irreëele gevaren/zaken vechten)
  47. tegenspel bieden/geven (=tegenstand bieden)
  48. vechten tegen de bierkaai (=een gevecht aangaan dat al bij voorbaat verloren is)
  49. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  50. waar je u tegen zegt (=wat absoluut de moeite waard is)

91 betekenissen bevatten `tegen`

  1. iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
  2. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  3. het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
  4. maak je borst maar nat (=bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand))
  5. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  6. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
  7. dat is mij tegen de boeg. (=dat is tegen mijn zin)
  8. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  9. in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
  10. eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
  11. die is niet voor de poes (=die moet als tegenstander niet onderschat worden)
  12. een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
  13. een rad uit de wagen. (=een flinke tegenvaller)
  14. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  15. aan de rem trekken (=een ontwikkeling proberen tegen te houden/ waarschuwen dat iets niet goed gaat)
  16. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  17. ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
  18. mogen lijden (=er wel tegen kunnen - iemand wel kunnen verdragen)
  19. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en alle voors- en tegens afwegen)
  20. iemand de hielen likken (=erg onderdanig of nederig tegen iemand doen)
  21. door de knieën gaan (=ergens met tegenzin mee akkoord gaan)
  22. het hoofd stoten (=ergens onprettig tegen aan lopen)
  23. tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
  24. ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
  25. een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
  26. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. tegengesteld uitpakken)
  27. tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
  28. het was uien (=het ging bijzonder slecht, het viel bijzonder tegen)
  29. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  30. het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  31. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  32. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  33. het klopt als een zwerende vinger (=het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen. (Equivalent aan: het sluit als een bus.))
  34. de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
  35. het bekomt hem als de hond de knuppel na het stelen van de worst (=het valt hem zwaar tegen)
  36. een goed zeeman wordt ook wel eens nat (=ieder kent zijn tegenslagen)
  37. ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
  38. een pechvogel (=iemand die steeds tegenslag heeft)
  39. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  40. iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
  41. iemand in de wielen rijden (=iemand tegenwerken om te zorgen dat het mis gaat)
  42. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  43. als een luis in iemands pels zijn (=iemand voortdurend in de weg lopen. Iemand tegenwerken)
  44. iets met lede ogen aanzien (=iets met tegenzin zien gebeuren)
  45. iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
  46. een stok in het wiel steken (=iets of iemand tegenwerken)
  47. over mijn lijk (=ik zal mij daar met alle kracht tegen verzetten)
  48. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  49. met twee monden praten (=jezelf tegenspreken in verschillende situaties, niet eerlijk zijn)
  50. met lood in de schoenen (=met heel veel tegenzin of angst)

50 dialectgezegden bevatten `tegen`

  1. `loop toch niet zo te emmeren` (=klooien, zeurderig iets doen, tegen heug en meug iets doen) (Utrechts)
  2. 'k bèn dur tegenoan getist (=zich ergens zacht tegen stoten) (Sint-Niklaas)
  3. 'k oentzieënt (=ik er tegen op) (Veurns)
  4. 'k oentzient (=ik zie er tegen op) (Veurns)
  5. 't ang mijn voet'n uit (='t steekt mij tegen) (Zeels)
  6. 't es en remedie tegen de liefde (=een lelijke vrouw) (Gents)
  7. 't es giëne vetten (=het valt tegen) (Wichels)
  8. 't es tegen zèen kerre (=het loopt anders dan verwacht) (Wichels)
  9. 't es van 'n 'ond (=het zit tegen) (Wichels)
  10. 't es van de ond zijn kluten (=het slaat tegen) (Wetters)
  11. 't es zwert (tussen uir / ulder) (=ze doen ijzig tegen elkaar) (Wichels)
  12. 't is een scheet-in een flasse / 't is een scheet-in nen zak (=dat valt tegen) (Kaprijks)
  13. 't is pissen tegen wiend (=het werk lukt niet) (Veurns)
  14. 't Is van de kluuëten tegen 't bart (=Het gaat mis) (Lokers)
  15. 't sal mij nen éwen n'ond verlié'n (=het steekt mij erg tegen) (Brakels)
  16. 't spel is éspe (=het zit er tegen) (Lierdens)
  17. 't Zal tegen zein klooten sneen (=Het zal op niets uitdraaien) (Bevers)
  18. 't Zal tegen zen klisters zijn (='t Zal tegen zijn kloten zijn) (Bevers)
  19. ‘k zie ‘t kleur van a onderbroek (=tegen iemand die geeuwt) (Kaprijks)
  20. ' t es tegen zan keire (=het komt niet uit zoals hij verwacht had) (Ninoofs)
  21. ' t es van den hond zijn klouidn (=het slaat tegen) (Lochristis)
  22. ' t gaot er batterren (=het gaat er tegen zitten) (Nijlens)
  23. ' t sloa mee / teeg' n (=het valt mee / tegen) (Waregems)
  24. a eet d'neef opgeeten (=hij heft iedereen tegen zich, hij wordt beschuldigd verantwoordelijk te zijn) (Meers)
  25. a és tegen zè gedacht getraudj (=hij is niet met volle toestemming getrouwd) (Meers)
  26. a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
  27. a kasse opfredn (=tegen de muren oplopen) (Kaprijks)
  28. A ne ke goe louten betingelen is goe tegent flesoën (=U eens goed laten benetelen is goed tegen de reuma) (Moorsel)
  29. a sjik afbijten (=u tegen je zin zwijgen) (Erps)
  30. a trok em tegen zanne gelee (=Hij greep hem vast om...) (Ninoofs)
  31. A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
  32. Aa zwiet zeufs baa t schaaite (=tegen persoon die super lui is: hij zweet bij het kakken.) (tervurens)
  33. ae ken twieë stieën'n doen vechten (=hij is er goed in mensen tegen elkaar op te zetten) (Wichels)
  34. ajoein, ajoein aa gat es broein (=rijmpje tegen politieagent) (tervurens)
  35. Al (h) èdde un bart veur au gat (=Het zal gebeuren al is er groot verzet tegen) (Lokers)
  36. Alexaander, alles veur maai en niks veur een aander (=wordt gezegd tegen een egoist) (Antwerps)
  37. Alexander, alles vur mè mor niets vur een ander (=tegen een egoist ...zegt men:) (Sint-Niklaas)
  38. alexandre is alles viuër me in niet viuër een andre (=tegen een gierigaard) (Kaprijks)
  39. alles sloag tegen (=alles gaat tegen) (Sint-Niklaas)
  40. Altijd ziek maar nimmer doôd (vaak misbruikt tegen chronisch zieken) (=Je klaagt altijd maar mankeert nooit echt wat.) (Utrechts)
  41. amaai gaai kunt nogal ee zoag spanne, zenne (=tegen iemand die blijft zeuren) (Antwerps)
  42. amaai, dasoek giëne vette (=dat slaat tegen minder dan verwacht) (Antwerps)
  43. anne van de koesj of trauën (=handen van de koets of trouwen gezegd tegen iemand die een gehuwde vrouw niet ongemoeid wil laten) (Meers)
  44. aoën de kop vaege (=tegen het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. As 't al tegegåat za nen hond de kèrk omvèr zjieëken (=Als iets niets meezit, zit het serieus tegen) (Zeels)
  46. as eure kop op 'n vêrreke stông, lözje neemus geinen huidkieës mieër (=wordt gezegd tegen iemand die erg lelijk is) (Weerts)
  47. augt a bakkes mor (=wees stil, spreek niet tegen) (Meers)
  48. Azue zee ze zij tege mij (=Zo zei zij tegen mij) (Lokers)
  49. baut: Nen baut zett'n (=De (stoppel-)baard tegen een kinderwang wrijven) (Lebbeeks)
  50. Bès doe in de kirk gebaore!! (=wordt gezegd tegen iemand die altijd de deur achter zich open laat) (Steins)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen