Spreekwoorden met `ik`

Zoek


176 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ik`

  1. aan de pan gelikt hebben (=slecht terechtkomen of veel schade hebben)
  2. achterin de fuik zit de paling (=je moet geduld hebben)
  3. afwijzend beschikken op (=het verzoek weigeren)
  4. al krijg ik geld mee! (=dat doe ik beslist niet!)
  5. als bliksemafleider fungeren (=iemand die of iets dat de boze bui van iemand kan afleiden)
  6. als een feniks uit de as herrijzen (=na de totale vernietiging opnieuw opbouwen)
  7. als ik ze niet hoef te hoeden laat ik de ganzen ganzen zijn (=ik bemoei me niet met andermans zaken als het niet hoeft)
  8. als sardientjes in een blik (=stijf boven op elkaar; dicht opeen)
  9. Amerikaanse toestanden. (=overdreven grote en heftige situatues)
  10. binnen mikken zijn (=geborgen zijn)
  11. brave hendrik (=een persoon die op overdreven wijze de regeltjes volgt)
  12. daar ben ik mooi klaar mee (=nu heb ik een probleem)
  13. daar wordt niet hard op gebikt. (=met tegenzin eten.)
  14. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  15. dat is een alikruik van een vent. (=dat is een kleine dikke man.)
  16. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  17. dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)
  18. dat ruikt naar peper (=dat is erg duur)
  19. dat zijn twaalf eieren en dertien kuikens. (=een meevaller)
  20. de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
  21. de bokkenpruik op hebben (=slecht gehumeurd zijn)
  22. de boter en de kaas te dik gesneden hebben (=te veel verteerd hebben)
  23. de buikriem/broekriem aanhalen (=spaarzamer worden)
  24. de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
  25. de ene kraai pikt de andere de ogen niet uit (=ze benadelen elkaar niet)
  26. de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
  27. de hand reiken (=vergiffenis schenken)
  28. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  29. de kap maakt de monnik niet (=aan het uiterlijke kan men het innerlijke niet beoordelen)
  30. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  31. de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
  32. de laatste der Mohikanen zijn (=de laatste zijn die nog ergens in gelooft)
  33. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  34. de ogen luiken (=sterven)
  35. de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvallen)
  36. de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
  37. de tijd is snel, gebruikt hem wel. (=verspil geen tijd aan onbelangrijke dingen)
  38. de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
  39. de verzenen tegen de prikkels slaan (=zich verzetten tegen iets wat niet tegen te gaan is)
  40. de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  41. die perzik smaakt naar meer (=dat is gunstig - nog van dat!)
  42. dik doen (=opscheppen)
  43. door dik en dun (=in goede en slechte tijden / alles overhebben voor iemand)
  44. door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
  45. dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
  46. een bittere pil slikken (=grote moeite ergens mee hebben)
  47. een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  48. een brave Hendrik zijn (=erg braaf zijn of zich zo voordoen)
  49. een dikke huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  50. een graantje meepikken (=meeprofiteren)

245 betekenissen bevatten `ik`

  1. op jaren komen (=al een zekere leeftijd bereiken)
  2. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
  3. geen middel onbeproefd laten (=alles proberen om een doel te bereiken.)
  4. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  5. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  6. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  7. als de kat van honk is dansen de muizen op tafel (=als er geen toezicht is, doen de ondergeschikten hun zin)
  8. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  9. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  10. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  11. niet geschoten is altijd mis (=als je het niet probeert, komt er ook niks van)
  12. allemans vriend is allemans gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
  13. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  14. wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
  15. breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
  16. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
  17. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  18. de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
  19. dat gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
  20. daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
  21. dat kan het paard niet trekken. (=daar heb ik onvoldoende geld voor)
  22. dat zal mij een zorg wezen (=daar trek ik me niets van aan)
  23. mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
  24. dat is Latijn voor mij (=dat begrijp ik niet)
  25. commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
  26. al krijg ik geld mee! (=dat doe ik beslist niet!)
  27. ik kijk wel uit (=dat doe ik niet, daar ben ik te voorzichtig voor)
  28. dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  29. morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
  30. dat is een alikruik van een vent. (=dat is een kleine dikke man.)
  31. na mij de zondvloed (=dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren)
  32. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
  33. dat is kaviaar voor hen (=dat is onbereikbaar voor hen)
  34. dat mag de duivel weten (=dat weet ik niet)
  35. dat houdt me op de been (=dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven gaan; daardoor houd ik het vol)
  36. je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)
  37. de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
  38. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  39. met zijn talenten woekeren (=de persoonlijke mogelijkheden/gaven goed gebruiken)
  40. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  41. alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
  42. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  43. de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
  44. een beentje lichten (=doen struikelen (letterlijk of figuurlijk))
  45. goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
  46. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  47. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  48. in de fuik lopen (=door eigen stommiteiten in een valstrik lopen)
  49. de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
  50. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)

50 dialectgezegden bevatten `ik`

  1. Ich wirk op mien eige tempo niks mieë! (=ik werk op mijn eigen tempo niets meer!) (Kinroois)
  2. (afwijzend antwoord) nee, ik sing gien 2 liedsjes foor 1 sent (=wilt u dat nog eens zeggen?) (Leewarders)
  3. ik hol van die (=ik hou van jou) (Gronings)
  4. `Daor eur ik joe, `zee dove Jouk, en toen leup er een muus mit de klompen an over de zolder. (=Oost-Indisch doof) (Giethoorns)
  5. `Gei n kom ni? ` - `Jokke 'doe` en verder: Joche'doet, joji'doe, 'josse'doe, jot'toet, 'jomme'doen, 'joche'doet, 'joñse'doen (=Bevestigning van vraag met ontkenning Bv. `Jij komt niet? ` - `Toch wel ik kom`) (oudenaards)
  6. `ha ich gistere hee gefrèète, dan zo ich heië besseme sjijte` (=Had ik dit, dan zou ik...(gezegde)) (Genker)
  7. `hier zèèk mee munne zèèk`zik, `dè ziek` zeej (=`hier ben ik met mijn urine`zei ik, `dat zie ik` zei hij) (Tilburgs)
  8. `k goai bekant van mun eige af (=ik ga zowat van mijn stokje) (Kerkdriels)
  9. `kben helemaal in de bonen (=ik ben een beetje in de war.) (Westlands)
  10. `wè ziek??`, zik.......` ' k zèè zeeziek `, zeej.....!! (=`een beetje ziek??`, sprak ik, ......` ik ben zeeziek `, zei hij......!!) (Tilburgs)
  11. ´K nip dn w´jér mee d´n w´jér sch´jér (=ik knip de heg met de heggenschaar) (Kloosterzandes (Klôôsters))
  12. ¨doë mauste mene rëg és vür krabbe (=voor zo weinig geld werk ik niet) (Bilzers)
  13. !k ém ier nen oebel (=ik heb hier een bobbel) (Meers)
  14. ... te wannut (=deze broek draag ik niet meer, hij is te slordig) (Midden-Walchers)
  15. ...en guel den annekesnest (=... en wat weet ik niet nog allemaal / enzovoort) (Lochristis)
  16. ' k gô minnen beste vriend ies e polleke geven ; 'k gô min petettjes ies afgieten, 'k gô pissen (=ik ga een plasje doen) (Sint-Niklaas)
  17. ' k wier bekant stoof gereje (=ik werd bijna klem gereden) (Nieuw lekkerlands)
  18. 'Et is op z'n donders azzik 't lete ken. (=ik kan het niet laten.) (Zaans)
  19. 'gkon commisse doon (=ik ga boodschappen doen) (Vilvoords)
  20. 'k 'em da g'aan / g'agen (=ik heb dat gehouden) (Wichels)
  21. 'k 'emmet gepaest (=dat had ik voorzien) (Wichels)
  22. 'k 'n weete geên beskeeêt, 'k weete van niet'n (=ik ben niet ingelicht) (Waregems)
  23. 'k 'n wil ui nie in de reedns voln, moar... (=ik doe geen afbreuk aan uw woorden, maar...) (Waregems)
  24. 'k 'n zie geeën affechoazje (=ik merk geen voortgang / vooruitgang (bij werken)) (Waregems)
  25. 'k 'ndoe niemer mee (=ik doe niet meer mee) (Waregems)
  26. 'k (w) eet sondre (=ik vraag mij af) (Waregems)
  27. 'k bè ('k zî) vervrozen (=ik ben helemaal verstijfd van de kou) (Sint-Niklaas)
  28. 'k bè wa mottug (=ik ben onpasselijk) (Sint-Niklaas)
  29. 'k bè zo nat as ne messoop; k bè mesnat; 'k bè zeékende nat (=ik ben druipend nat van de regen) (Sint-Niklaas)
  30. 'k bè zoe nat as ne messink; 'k bè kleddernat (=ik ben helemaal nat van de regen) (Sint-Niklaas)
  31. 'k begunt 't oentziën (=ik begin er tegenop te zien) (Veurns)
  32. 'k ben 't gat of (=ik ben doodop) (Wevelgems)
  33. 'k ben aan de rees / schait (=ik heb diarree) (Hendrik-Ido-Ambachts)
  34. 'k ben al op dreef (=ik ben al begonnen) (Katwijks)
  35. 'k ben bègekommen (=ik ben dikker geworden) (Sint-Niklaas)
  36. 'k ben d'r van oeëgedoeën (=ik ben ervan aangedaan) (Meers)
  37. 'k ben d'r zat van (=ik heb er genoeg van) (Westerkwartiers)
  38. 'k Ben da moe. (=ik ben dat beu.) (Zwevegems)
  39. 'k ben de pin af ; ze kunnen mè vangen onder een klak (=ik ben zo moe) (Sint-Niklaas)
  40. 'k ben de pist in ! (=ik ben al weg !) (Denderleeuws)
  41. 'k ben den tronnot nog nie terug gewoon (=ik ben het werkritme nog niet terug gewwon) (Antwerps)
  42. 'k ben ekluuët (=ik ben bedrogen) (Ouwegems)
  43. 'k ben heul'ndaal leeg (=ik kan niet meer goed nadenken) (Westerkwartiers)
  44. 'k ben hier met mien onnerdoan'n (=ik ben hier lopend gekomen) (Westerkwartiers)
  45. 'k ben in de fleur va me leven (=ik voel me nog goed) (Sint-Niklaas)
  46. 'k ben leen'n en lett'n gekrakt (=ik ben geradbraakt) (Wevelgems)
  47. 'k ben lik 'n flutse (=ik voel me maar zwakjes) (Wevelgems)
  48. 'k ben mij aan 't ferliejn (=ik verveel mij) (Gavers)
  49. 'k ben nog nie beskit (=ik heb nog niets vernomen) (Wevelgems)
  50. 'k ben oardug (=ik ben duizelig) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen