zeilen

werkw.
Uitspraak:  [ˈzɛilə(n)]
Afbreekpatroon:  zei·len
Vervoegingen:  zeilde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gezeild (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

varen met een zeilboot
Voorbeelden:  `We gaan een middag zeilen.`,
`om de wereld zeilen`,
`leren zeilen op een zeilschool`

Zie ook:  zeil


Synoniemen
glijden   stevenen   varen   watersport   zeildoeken   

Spreekwoorden en zegswijzen
• zijn schip voert te grote zeilen (=te veel geld uit geven)
• voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
• met onbevaren volk is het slecht zeilen (=met onervaren mensen is het moeilijk werken)
• iemand in zijn kielwater zeilen (=iemand op de hielen volgen)
• iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
Toon alle 9 spreekwoorden die zeilen bevatten

12 definities op Encyclo
  • Uit `De lagere vaktalen: De molenaarstaal` 1914 de wieken van den molen. - 't Was eene zeile gebroken: de zeilkleeden. Ziet dees woord.
  • 1.zich voortbewegen als een zeilboot Voorbeeld: Het schijnt ene boot te zijn... maar zekerlijk is het gene boot... het zeilt... maar een zeil gelijkt het niet (Tolstoï 15) 2.in: Voorbeeld: gezeild en gereed: klaargemaakt, in gereedheid gebracht Voorbeeld: Dan zocht ze baaitjes en broekjes uit...
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Zeilen``] De Z. dienen om schepen door de kracht van den wind voort te drijven en ze tegelijkertijd gedeeltelijk te besturen en te doen wenden. Daar de invoering der schroef, het ook veroorlooft stoombooten volkomen met zeilen uit te rusten en van dit voordeel ook op all...
  • •zich in een zeilboot met behulp van de wind over het water voortbewegen. •zich voortbewegen op een manier die aan zeilen met een zeilboot doet denken.
  • in een zeilboot varen vb: we zeilden de hele middag op het Alkmaardermeer zich glijdend of zwevend voortbewegen vb: de fietser zeilde de heuvel af
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met zeilen:
zeilensnijder

Deze woorden eindigen op zeilen:
ijszeilenomzeilenplankzeilenverzeilenzeezeilenwegzeilenwedstrijdzeilenbezeilen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
zeilen

Taaladvies
  1. Schrijf je gijpen (= zeilterm) met ei of ij? Zie gijpen / geipen
  2. Schrijf je reilen en zeilen met ei of ij? Zie reilen en zeilen / rijlen en zijlen
  3. Schrijf je zeilen met ei of ij? Zie zeilen / zijlen


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van zeilen?
De verleden tijd van zeilen is 'zeilde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gezeild'.
Wat betekent zeilen?
'varen met een zeilboot'
Hoe spel je zeilen?
zeilen spel je Z E I L E N
Wat is een ander woord voor zeilen?
Andere woorden voor zeilen zijn glijden, stevenen, varen, watersport en zeildoeken.

Op andere websites
Zoek zeilen op Woordenlijst.org
Zoek zeilen op Google
Zoek zeilen op Wikipedia