stoor als dialectwoord
gordijn (Overijses)   Overgordijn (Brustems)   rolgordijn (Aalsters)   drapperie (Landens)  

Spreekwoorden en zegswijzen
• wie de pastoor niet eert, wie zijn absolutie riskeert (=om je ambitie te bereiken, moet je extra aardig zijn voor de hoge heren)
• er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
• de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
• de koe van de pastoor eet iedere dag mals gras (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven)
• als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
Naar de spreekwoorden

1 definitie op Encyclo
  • [Vergeten woorden] (m.) verwoesting [in storen, ~ steuren]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met stoor:
stoorderstoorloosstoornisstoornis van de lichaamsbelevingstoornisdenkenstoorsignaalstoorzender

Deze woorden eindigen op stoor:
pastoorweigerpastooronderpastoordorpspastoor

Op andere websites
Zoek stoor op Woordenlijst.org
Zoek stoor op Google
Zoek stoor op Wikipedia