• krakende wagens lopen/rijden het langst (=nieuw hoeft niet altijd beter te zijn / mensen die vaak ziek zijn worden vaak toch heel oud) • ik zal je krakepitten (=ik zal je krijgen!) • harde noten kraken (=moeilijke tijden moeten doormaken) • een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben) • een krakende wagen (=een onzekere zaak - iemand met een zwakke gezondheid) Toon alle 6 spreekwoorden die krak bevatten
3 definities op Encyclo
Let op: Spelling van 1914 sur. Kraka, n.e. Een gaffelvormige tak (mik) waarmede men b.v. bacove- of bananeplanten tegen omvallen stut. Ook het werkwoord krakken is in gebruik, d.i. het stutten met een krak.