kiepen

werkw.
Uitspraak:  ['kipə(n)]
Afbreekpatroon:  kie·pen
Vervoegingen:  kiepte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gekiept (volt.deelw.)

neergooien
Voorbeeld:  `afval overboord kiepen`
Synoniem:  kieperen


Synoniemen
dompen   flikkeren   gooien   kantelen   kelderen   kieperen   kippen   omver kiepen   tuimelen   vallen   

3 definities op Encyclo
  • 1) Doen omslaan 2) Storten 3) Vallen 4) Flikkeren 5) Kieperen 6) Kippen 7) Omslaan 8) Omkantelen 9) Kelderen 10) Tuimelen 11) Neergooien 12) Kantelen 13) Gooien 14) Dompen
  • omwerpen Jaar van herkomst: 1914 (GVD )
  • over één zijde vallen; kantelen; omslaan; omvallen een kantelende beweging laten maken; doen kantelen; laten omslaan of omvallen iets met een snelle, krachtige beweging gooien of storten; smijten Steeds in verbinding met een voorzetselbepaling die de richting waarin iets wordt gegooid of de plaats waar iets...
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
kiepen ( doen kantelen, doen omslaan)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van kiepen?
De verleden tijd van kiepen is 'kiepte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gekiept'.
Wat betekent kiepen?
'neergooien'
Hoe spel je kiepen?
kiepen spel je K I E P E N
Wat is een ander woord voor kiepen?
Andere woorden voor kiepen zijn dompen, flikkeren, gooien, kantelen, kelderen, kieperen, kippen, omver kiepen, tuimelen en vallen.

Op andere websites
Zoek kiepen op Woordenlijst.org
Zoek kiepen op Google
Zoek kiepen op Wikipedia