jubelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈjybələ(n)]
Vervoegingen:  jubelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gejubeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

hoorbaar laten merken dat je blij bent
Voorbeeld:  `Ik heb de baan! Jubelend vertelde ze hoe het gegaan was.`
Synoniem:  juichen

Zie ook:  jubel


Synoniemen
joelen   juichen   

Intensiveringen
Hoe kun je met jubelen een ander begrip versterken?
jubelen van blijdschap; jubelen van vreugde;

4 definities op Encyclo
  • •juichen.
  • kreten van blijdschap of vreugde slaken vb: zij stond te jubelen toen ze zoveel cadeaus kreeg
  • 1) Manier van zingen 2) Joelen 3) Vreugde uiten 4) Vreugdekreten aanheffen 5) Juichen
  • vreugdekreten aanheffen Jaar van herkomst: 1854-1855 (WNT )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met jubelen:
jubelend

Deze woorden eindigen op jubelen:
bejubelen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
jubelen (juichen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van jubelen?
De verleden tijd van jubelen is 'jubelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gejubeld'.
Wat betekent jubelen?
'hoorbaar laten merken dat je blij bent'
Hoe spel je jubelen?
jubelen spel je J U B E L E N
Wat is een ander woord voor jubelen?
Andere woorden voor jubelen zijn joelen en juichen.

Op andere websites
Zoek jubelen op Woordenlijst.org
Zoek jubelen op Google
Zoek jubelen op Wikipedia