calculeren

werkw.
Uitspraak:  [kɑlky'lerə(n)]
Afbreekpatroon:  cal·cu·le·ren
Vervoegingen:  calculeerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gecalculeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

bedragen uitrekenen
Voorbeelden:  `een bouwproject calculeren`,
`Ik wil alles eerst calculeren, dan maak ik een offerte.`
Synoniem:  berekenen


Synoniemen
becijferen   berekenen   rekenen   tellen   uitrekenen   uitwerken   

4 definities op Encyclo
  • • [ov] rekenen, tellen, berekenen, uitrekenen.
  • door te rekenen iets aan de weet komen vb: hij heeft gecalculeerd hoe duur de verbouwing wordt Tegenstellingen: schatten taxeren ramen
  • 1) Uitwerken 2) Uitrekenen 3) Berekenen 4) Tellen 5) Becijferen 6) Rekenen
  • berekenen Jaar van herkomst: 1611 (WNT )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op calculeren:
incalculeren

Herkomst volgens etymologiebank.nl
calculeren (berekenen; inschatten, beredeneren)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van calculeren?
De verleden tijd van calculeren is 'calculeerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gecalculeerd'.
Wat betekent calculeren?
'bedragen uitrekenen'
Hoe spel je calculeren?
calculeren spel je C A L C U L E R E N
Wat is een ander woord voor calculeren?
Andere woorden voor calculeren zijn becijferen, berekenen, rekenen, tellen, uitrekenen en uitwerken.

Op andere websites
Zoek calculeren op Woordenlijst.org
Zoek calculeren op Google
Zoek calculeren op Wikipedia