bekleden

werkw.

Uitspraak:	[bəˈkledə(n)]
Afbreekpatroon:	be·kle·den
Vervoegingen:	bekleedde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft bekleed (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) bedekken met een stof

Voorbeeld:

`een stoel bekleden`

2) een functie of een ambt hebben

Voorbeeld:	`een belangrijke bestuursfunctie bekleden`
Synoniem:	uitoefenen

Synoniemen

9 definities op Encyclo

(fonceren) Vorm bekleden met deeg. https://www.kokswereld.nl/content-culinairwoordenboek.html
• [ov] met stof bedekken.
het in de praktijk brengen vb: hij bekleedt een functie in de politiek een hoge positie bekleden [heel belangrijk zijn]
1) Bedekken 2) Voeren 3) Fungeren 4) Uitoefenen 5) Bezetten 6) Beslaan 7) Beschoeien 8) Beschieten 9) Behangen 10) Stofferen 11) Innemen 12) Met stof bedekken 13) Aankleden 14) Aan alle kanten bedekken 15) Aandoen 16) Aantrekken 17) Schoeien 18) Waarnemen 19) Een plaats innemen 20) Een ambt vervullen
1> een voorwerp met ( zeildoek en) dun touw of dun staaldraad bedekken. Ook bekend als woelen, bewoelen, garneren, en kleden. a> Voornamelijk toegepast bij splitsen in staaldraad of Herculestouw om de splits tegen inwateren te beschermen. De tieren worden daartoe eerst met dun touw gevuld, getrenst, deze word...

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van bekleden is 'bekleedde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft bekleed'.

'bedekken met een stof' en 'een functie of een ambt hebben'

bekleden spel je B E K L E D E N

Andere woorden voor bekleden zijn aantrekken, bedekken, beschieten, bezetten, overtrekken, stofferen, uitoefenen en van bekleding voorzien.

Op andere websites

Recentelijk gezocht