afwegen

werkw.

Uitspraak:	[ˈɑfwegə(n)]
Afbreekpatroon:	af·we·gen
Vervoegingen:	woog af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft afgewogen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) kijken hoe zwaar iets is

Voorbeeld:	`vier tomaten afwegen op een weegschaal`
Synoniem:	wegen

2) erover nadenken wat het beste is

Voorbeelden:

`de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen`, `afwegen of je wel of niet verder onderzoek zult doen`, `afwegen wat de risico's zijn`

bepalen   beraden   beschouwen   consideren   dubben   iets overwegen   inschatten   met zorg wegen   overdenken   overwegen   schatten   uitwegen   

• naar beneden hangen, doorhangen, doorzakken (onder een last) - Voorbeeld: ‘De takken bogen neer en wogen af van de sneeuw’
• nauwkeurig kijken hoe zwaar het is vb: hij woog een pond erwten af Synoniem: inschatten
• 1) Beraden 2) Zorgvuldig bepalen 3) Uitwegen 4) Het juiste gewicht bepalen 5) Overwegen 6) Gewicht bepalen 7) Schatten 8) Bepalen 9) Rekening houden met verschillende argumenten 10) Wikken 11) Beschouwen 12) Consideren 13) Inschatten 14) Delibereren 15) Zich beraden 16) Balans opmaken 17) Overdenken
• Het met elkaar vergelijken van alternatieven om zo tot een keuze te komen.

Toon uitgebreidere definities

Wat is de verleden tijd van afwegen?

De verleden tijd van afwegen is 'woog af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgewogen'.

Wat betekent afwegen?

'kijken hoe zwaar iets is' en 'erover nadenken wat het beste is'

Hoe spel je afwegen?

afwegen spel je A F W E G E N

Wat is een ander woord voor afwegen?

Andere woorden voor afwegen zijn bepalen, beraden, beschouwen, consideren, dubben, iets overwegen, inschatten, met zorg wegen, overdenken, overwegen, schatten en uitwegen.

Zoek afwegen op Woordenlijst.org
Zoek afwegen op Google
Zoek afwegen op Wikipedia