2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wat voor`
- wat voor vlees men in de kuip heeft (=wat voor iemand (of iets) het is)
- weten wat voor vlees men in de kuip heeft (=weten met wat voor iemand men te doen heeft)
12 betekenissen bevatten `wat voor`
- aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
- de deksel van de pot aflichten. (=bekendmaken wat voorheen verborgen was)
- de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
- hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
- je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
- krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
- geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben. (=mensen vertellen graag wat voor goeds ze hebben gedaan)
- de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
- de een z`n dood is een ander z`n brood (=wat voor de één een nadeel is, daar profiteert een ander van)
- wat voor vlees men in de kuip heeft (=wat voor iemand (of iets) het is)
- gedane zaken hebben geen keer (=wat voorbij is, keert niet meer weer)
- weten wat voor vlees men in de kuip heeft (=weten met wat voor iemand men te doen heeft)
32 dialectgezegden bevatten `wat voor`
- Dao haet dae ein hendje aan! (=Dat is typisch wat voor hem!) (Steins)
- Dat geeft best wat voor ons. (=Daar verdienen we best goed aan.) (Bollenstreeks)
- de gebroje hinne valle nie autte loch (=doe maar wat voor je kost) (Munsterbilzen - Minsters)
- God geft de vogels eet' n, mor ze moet' n d' r wel veur vlieg' n (=God geeft de vogels voedsel, maar ze moeten er wel wat voor doen) (Westerkwartiers)
- Hoe hie haan z'op? (=wat voor hoeden droegen ze?) (Peers)
- hoen hundje han ze daor (=wat voor een hondje hadden ze daar) (Tilburgs)
- hoen kuukske wi de hèn (=wat voor een koekje wil je) (Tilburgs)
- hoene kènderwaoge hò ze (=wat voor kinderwagen had zij) (Tilburgs)
- Hoeneke Zulleke! (=wat voor iets Zoiets!) (eindhovens)
- hoentje het je, het je zontje (=wat voor een heb je, heb je er zo een) (Westfries)
- Hunne mutte (=wat voor één wil je) (Geldermalsens)
- ik zit hier niet om vlieg'n te vang'n (=heb je ook nog wat voor mij te doen) (Westerkwartiers)
- naa zenne kik (es aa) van den oos gepoept (=nu heb ik / hij wat voor) (tervurens)
- oeke schoene edde gij (=wat voor schoenen heb jij) (Oudenbosch)
- oeleke soep is dè? (=wat voor soep is dat?) (bredaas)
- wa (vurte) boel es da d' iere (=wat voor zootje is dat hier?!) (Gents)
- wa doede gij vor de kost? (=wat voor werk doe jij?) (Oudenbosch)
- Wa sjouwde gij? (=wat voor baan heb jij?) (brabants)
- Wa vangde gij aan (=wat voor raars doe je nu) (nieuwmoers)
- Wa veu een cirk is dad hie naa wee (=wat voor een gedoe is dat hier) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- wa veu nen tist is da daa (=wat voor een raar persoon is dat) (Hulshouts)
- wa vur iën'n, wa vur ne ~ (=wat voor een ~) (Wichels)
- wa vur unne bak hedde gij!! (=wat voor auto heb jij?) (Bosch)
- wa'ver'n dah (=wat voor een dan) (Vechtdals)
- wat 'n slampamper (=wat voor een drinkebroer) (Westerkwartiers)
- Wat e spel is medattau seg (=wat voor iets eigenaardigs is dat daar) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- wavv'rn (=wat voor een) (Vechtdals)
- Wavvurre n' woage hedde gij? (=wat voor een auto heb jij?) (Brabants)
- we veur une plate kar rijde gij (=wat voor een auto rijd jij) (Brabants)
- we zyn in dn oap gelozjeerd (=we hebben nu wat voor) (Lichtervelds)
- wuffre (e van pet) (=wat voor een ...) (Veurns)
- wuffre vint is dadde (=wat voor een man is dat) (Veurns)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen
