Spreekwoorden met `wat de`

Zoek

12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wat de`

  1. de een rokkent wat de ander spint (=roddelen)
  2. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
  3. eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
  4. wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
  5. wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
  6. wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
  7. wat de een niet lust, daar eet een ander zich dik aan. (=smaken verschillen.)
  8. wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)
  9. wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
  10. wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
  11. wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
  12. weten wat de klok slaat (=weten hoe laat het is)

10 betekenissen bevatten `wat de`

  1. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  2. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  3. de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  4. de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  5. iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
  6. de krant brengt de leugens in het land. (=niet alles wat de media schrijft klopt.)
  7. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  8. de rollen omkeren (=wat de een normaal doet doet de ander nu en andersom)
  9. de woorden uit de mond halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
  10. er mee voor de draad komen (=zeggen wat de precieze bedoeling is)

35 dialectgezegden bevatten `wat de`

  1. `èète wat de tóffel mètbringt` (=`eten wat op tafel komt`) (Genker)
  2. aal wat de klok slagt (=het is er totaal vol mee) (Westerkwartiers)
  3. d'r zit wat ien wat de kat niet lust (=het eten is nog gloeiend heet) (Westerkwartiers)
  4. Daor zit wat in wat de katte niet lust (=Heel erg heet) (Giethoorns)
  5. Daor zit wat in wat de katte niet lust (=Erg heet) (Giethoorns)
  6. Daor zit wat in wat de katte niet lust (=Gerecht of drank wat heel heet is) (Giethoorns)
  7. de boer moet wiet'n wat de bodder kost (=de verkoper bepaalt de prijs) (Westerkwartiers)
  8. de rechterhaand maag niet wiet'n wat de linker dut (=doe wel en zie niet om) (Westerkwartiers)
  9. de rechterhaand maag niet wiet' n wat de linker dut (=als je geeft, doe het dan onopvallend) (Westerkwartiers)
  10. God wit wiens ' oofd doet er toen zjeer (=wie weet wat de toekomst brengt) (West-Vlaams)
  11. Hot dich neet óp an d'r kaal van de luuj. (=Trek je niets aan van wat de mensen ervan zeggen.) (Mechels (NL))
  12. je vreet wat de pot schaft (=je eet wat er op tafel staat) (Westlands)
  13. Klein pötjes hebbe groeëte oeëre (=Kinderen luisteren mee met alles wat de volwassenen zeggen) (Venloos)
  14. lotte aonviele bau et op steet (=laten voelen wat de bedoeling is) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. over smoak ken je niet twist'n (=wat de ene lust, vindt de ander niet lekker) (Westerkwartiers)
  16. pak n vroo waajze és en lot ze waajer mét rés (=eet wat de tafel draagt) (Bilzers)
  17. vant verkeirde soët zin (=een lesbienne vragen wat de pot schaft) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. wa dun boer niej kent da vreêttie nie (=wat de boer niet kent dat eet hij niet) (Brabants)
  19. Waat de boer neit kènt, dat vrit hae neit (=wat de boer niet kent, dat eet hij niet) (Sittards)
  20. wae e koet grif vür nen aandre, hèt zich ferm mieg gemok (=geef aan de keizer wat de keizer toekomt) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. wat de boer nait kent dat vret ie niet. (=wat de boer niet kent dat eet hij niet.) (Drents)
  22. wat de boer neet kent, dat vret e neet (=wat de boer niet kent, dat eet hij niet) (Nunspeets)
  23. wat de boer net kin, dat fret er net (=wat de boer niet kent, dat eet hij niet) (Fries)
  24. wat de boer nie kint, it ter nie (=wat kent, wat bemint) (Bilzers)
  25. wat de boer niet ken dat et d'r niet (=iets onbekends weigeren te proeven) (Westerkwartiers)
  26. wat de boer niet ken vret 'er niet (=wat de boer niet kent eet hij niet) (Westerkwartiers)
  27. wat de één niet lust, vret de aaner 'm zat ien (=smaken verschillen) (Westerkwartiers)
  28. wat de heire waajzë (bevelen), moettë de knaechtë mér praajzë (=de groten beslissen wanneer de kleintjes mogen pissen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. wat de kop verget, mòtte de bieën bezūre (=Wat je vergeten bent mee te brengen, moeten de benen ontgelden (dus extra een keer meer lopen)) (venrays)
  30. wat de kop vergit moete de been besniete zijn. (=Wat je vergeet, moeten de benen bekopen.) (Genker)
  31. wat de kop vergit, motte de biên beschelde (=als je iets vergeet, moet je het bekopen) (Sevenums)
  32. wat den boer nie kent vret e nie (=wat de boer niet kent eet hij niet) (Sallands)
  33. wat n boer nie kent, dat wil e nie vrettn. (=wat de boer niet kent, dat eet hij niet.) (Vechtdals)
  34. Weet'n woa dat den oend geboeng'n legt (=Weten wat de oorzaak is) (Veurns)
  35. wot de toffel drig (=wat de pot schaft) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen