Spreekwoorden met `vind`

Zoek

25 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vind`

  1. daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
  2. de hond in de pot vinden (=te laat zijn voor het eten (alles is op))
  3. die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
  4. een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  5. een blinde kip vindt ook nog wel eens een graankorrel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  6. een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
  7. een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
  8. een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
  9. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  10. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  11. genade vinden (=ergens geen straf voor krijgen of iets niet toegerekend worden)
  12. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  13. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  14. het wiel opnieuw uitvinden (=dubbel werk doen)
  15. ik vind het pet (=ik vind het een bijzonder slechte zaak)
  16. je draai niet kunnen vinden (=ergens niet kunnen aarden)
  17. je draai vinden (=zijn plekje vinden)
  18. je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
  19. lachen als een boer die een hoefijzer vindt (=tevreden lachen)
  20. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  21. men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
  22. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
  23. vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
  24. wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
  25. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)

70 betekenissen bevatten `vind`

  1. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  2. waar een wil is is een weg (=als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel)
  3. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  4. daar valt wel een mouw aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)
  5. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  6. iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
  7. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  8. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  9. iets in één adem uitlezen (=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt)
  10. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  11. een nieuwe bron aanboren (=een nieuwe manier vinden om iets te krijgen)
  12. eruit komen (=een oplossing vinden)
  13. de kool en de geit sparen (=een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn)
  14. vegen met de spons van blanus (=een teleurstelling ondervinden)
  15. het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
  16. in het duister tasten (=er niets over weten, geen aanknopingspunten vinden)
  17. er een vuile pijp aan roken (=er veel nadeel van ondervinden)
  18. er een lelijke pijp aan roken (=er veel schade van ondervinden)
  19. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  20. tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
  21. een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
  22. met een lantaarn te zoeken (=heel zeldzaam , moeilijk te vinden)
  23. er is maar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
  24. in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
  25. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  26. met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
  27. `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
  28. een oud voerman hoort nog graag het klappen van de zweep (=iemand die oud is vindt het fijn te praten over dingen van vroeger)
  29. als een vis op het droge (=iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuis hoort)
  30. iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
  31. iemand niet kunnen zetten (=iemand niet aardig vinden)
  32. zwaar op de maag liggen (=iets een moeilijk probleem vinden)
  33. de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
  34. er op gebrand zijn (=iets heel erg fijn vinden en er naar streven)
  35. in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
  36. alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
  37. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  38. er de balen van hebben (=iets niet meer leuk vinden en willen dat het stopt)
  39. iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
  40. er niet om malen (=iets onbelangrijk vinden)
  41. geen oortje kunnen schelen. (=iets onbelangrijk vinden (oortje = ± een halve cent))
  42. vijf poten aan een kalf/schaap zoeken (=iets proberen te vinden dat er niet is)
  43. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  44. een naald in een hooiberg/hooimijt zoeken (=iets zoeken dat bijna niet te vinden is)
  45. een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  46. ik vind het pet (=ik vind het een bijzonder slechte zaak)
  47. van Lillo komen (=je dom houden. Volgens de overlevering vindt dit gezegde zijn oorsprong in het (ontkennende) gedrag van de inwoners van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij te Waarde in 1579)
  48. je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
  49. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  50. aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)

50 dialectgezegden bevatten `vind`

  1. 'k geejve mij bot (=ik geef het op; ik vind de oplossing niet) (Eekloos)
  2. 'k viengn (=ik vind) (Veurns)
  3. 't es mee d'avancesteeke, geluef ek (=je gaat veel te onnauwkeurig te werk, vind ik.) (Lochristis)
  4. ‘k En zou da wijf nog nie willen poepen mee nen dorme van 7 meter (=Ik vind die vrouw afstotelijk) (Brakels)
  5. asset taus nie kons keire, zulset nërges leire (=als je thuis al niet je draai kan vinden, vind je die nergens) (Bilzers)
  6. da 'emmek gèer'n (=dat vind ik lekker) (Wichels)
  7. Da luzzik nie (=Dat vind ik te vies om op te eten) (Valkenswaards)
  8. Da vain'k nie goe dao ge doa doe! (=Dat vind ik niet goed dat je dat doet!) (Betuws)
  9. daaj ès mesjin sjaun van wijd mér toch wijd van sjaun (=ik vind dat helemaal geen knappe) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. daar doene jou mij gien plesier met (=daar vind ik niets aan) (Leewarders)
  11. dat begroot me toe de toon'n uut (=dat vind ik heel erg naar) (Westerkwartiers)
  12. dat begroot me veur heur (=dat vind ik naar voor haar) (Westerkwartiers)
  13. dat begroot me veur jem (=dat vind ik niet leuk voor jullie) (Westerkwartiers)
  14. dat begroot mie tou tonen oet (=dat vind ik vreselijk zonde) (Gronings)
  15. dat begroot mij allernoast (=dat vind ik erg naar voor u) (Westerkwartiers)
  16. dat begroot mij hiel bot (=dat vind ik heel naar) (Westerkwartiers)
  17. dat begroot mij toe de toon' n uut (=dat vind ik heel erg sneu) (Westerkwartiers)
  18. Dat is het spekkie voor m'n / zijn / haar bekkie (=Dat vind ik / hij / zij heerlijk.) (Utrechts)
  19. dat maag ik wel (=dat vind ik mooi) (Westerkwartiers)
  20. dat maj-k wal liên (=dat vind ik wel prettig) (Twents)
  21. Dat naast um waal. (WT) (=Dat vind hij wel fijn) (Mechels (NL))
  22. dat stuit me teeg'n de borst (=dat vind ik niet goed) (Westerkwartiers)
  23. dat vind ik niet echt (=dat vind ik niet fijn/prettig) (Rotterdams)
  24. de hëbsët raech vër stoem en lëlëk te zin, mér dich iëvërdraajfs wol ën heil bitsje (=je mag van mij zowel dom als lelijk zijn, maar ik vind dat jij ferm overdrijft) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. De vent die bier hed uitgevonde mot je krom hange met medallies (=Ik vind bier lekker) (Lopiks)
  26. dedie zuu uuk nog nen kier op mijn'n uil meug'n dansen (=dat vind ik een aantrekkelijke vrouw) (Deinzes)
  27. doar ken ik mij wel veur schudd'n (=dat vind ik heel vies) (Westerkwartiers)
  28. doar maag 'k wel over (=dat vind ik wel prettig) (Westerkwartiers)
  29. Doar vien ik niks an (=Daar vind ik niets aan) (Hoogeveens)
  30. doe bist schier (=ik vind jou leuk...) (Gronings)
  31. doë ès niks zoe erg as erm te laeve en sjatrijk daud te gon (=ik vind niets erger dan iemand die vrekkig is) (Bilzers)
  32. doeë doen ich mën klak vër aof (=dat vind ik knap van jou) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. dür de bot vènsem trëg on de sjinkbank (=doorgaans vind je hem terug aan de toog) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. gedier'n: Ik kein mij ni gedier'n (=Ik vind geen rust) (Lebbeeks)
  35. geneerd' ou ewat? (=vind je het leuk?) (Brakels)
  36. gij lust hem gere (=dat vind je lekker) (Tilburgs)
  37. Hej spèj der nie ien (=Hij vind het lekker) (Huissens)
  38. ich bén nie én men goei bedoeneng (=ik vind mijn draai niet) (Bilzers)
  39. ich mot dich neet (=Ik vind u niet leuk) (Limburgs)
  40. ich vîng het goed ménneman (=ik vind het goed) (Tiens)
  41. Ie zien er gien struuk of stael van weer (=Je vind er niets van terug) (Giethoorns)
  42. Ik fyn it wol bôle (=Ik vind het goed) (Fries)
  43. ik heb 'n hekel an dij (=ik vind jou een naar persoon) (Westerkwartiers)
  44. ik hew daar gien moeite met (=ik vind dat geen probleem) (Leewarders)
  45. ik kan d'r wel suiker uit kaauwen (=ik vind het heel lekker) (Huizers)
  46. Ik kiek wé k leut vind enders zet um nie oaan (=Ik kijk wat ik leuk vind anders zet hem niet aan) (Tilburgs)
  47. ik vind het gesneden (=ik ben er klaar mee) (Haarlems)
  48. ik vind t wel best (=ik vind het goed) (Gronings)
  49. ik zitte der vree mee in (=ik vind het erg jammer en betreur het tenzeerste) (Waregems)
  50. is't goeëd meug j't (=vind je het lekker) (Veurns)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen